Overwegingen
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de bestreden besluiten 1 en 2 gebreken bevatten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in de bestreden besluiten 1 en 2 onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van de privacy en het woon- en leefklimaat van eisers. Volgens de rechtbank is het college uitgegaan van het onjuiste uitgangspunt dat de balkons allemaal hetzelfde gepositioneerd zijn en de ruimtelijke relatie tussen de balkons en de naastgelegen panden voor alle balkons identiek is. Het had op de weg van het college gelegen om per balkon te onderzoeken wat de impact is op de privacy en het woon- en leefklimaat van eisers en te motiveren waarom dit al dan niet aan vergunningverlening in de weg staat. Daar komt bij dat het voorstelbaar is dat helmgras of klimop niet in alle gevallen voldoende de privacy waarborgt. Ook dit moet per geval worden bekeken en – zoals door het college op zitting ook erkend – indien als afdoende beoordeeld, als voorschrift in de vergunning worden opgenomen.
4. In de bestreden besluiten 3 en 4 heeft het college de besluiten 1 en 2 gewijzigd en aangevuld met de volgende motivering. Om te beoordelen of sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy wordt gekeken of er binnen een hoek van 45 graden inkijk is door de ramen in de achtergevel van belendende panden. De 45-gradenregel is als voorwaarde voor een binnenplanse afwijking opgenomen. Wanneer aan deze regel is voldaan, is geen sprake van onaanvaardbare privacyschending. De inkijk die in een dergelijke situatie mogelijk is, is minimaal en wordt aanvaardbaar geacht. Wordt niet aan de regel voldaan, dan wordt op een met dit principe overeenkomstige wijze beoordeeld of de privacysituatie niet onevenredig wordt aangetast. Wanneer een denkbeeldige lijn van 45 graden wordt getrokken vanaf het verste punt van het balkon naar de belendende achtergevel, komt men uit op de achtergevel, waarbij er nog enige afstand is tot het raam. Dit betekent dat aan het principe is voldaan dat binnen de hoek van 45 graden geen relevante inkijk in de belendende woning mogelijk is; het raam valt duidelijk buiten de 45-graden hoek, aldus het college. Op huisnummer [huisnummer 3] is een aanbouw aanwezig met ramen op de erfgrens. Vanaf zowel het balkon op de eerste verdieping, als het balkon op de derde verdieping, zal bovenop het (dichte) dak van de aanbouw worden gekeken en niet naar binnen. Voor zover er vanaf de balkons al enig zicht is op of in de aanbouw van huisnummer [huisnummer 3] , betreft dit schuin zicht. Men moet op het puntje van het balkon gaan staan en naar beneden kijken om aldaar een smalle strook in de aanbouw te kunnen waarnemen. Voor wat betreft het balkon op de derde verdieping komt daar nog bij dat de afstand tussen balkon en uitbouw dusdanig is, dat er ook om die reden niet veel te zien zal zijn. Volgens het college is er gelet op het voorgaande geen sprake van een onevenredige aantasting van de privacy en het woon- en leefklimaat van eisers. De groenvoorzieningen aan weerszijden van de balkons worden passend geacht om aantasting van de privacy verder te beperken. Het vergunde bouwplan voorziet al in houders voor groen aan de kopse zijden van de balkons en die zullen worden voorzien van groene (kunst)beplanting, waarmee bij normaal gebruik van de balkons gemakkelijke en hinderlijke directe inkijk op de naastgelegen percelen wordt voorkomen. Vergunninghouder heeft hiertoe nog een aangepaste uitwerking ingediend, waaruit volgt dat de groene afscheiding een minimale hoogte zal hebben van 1,80 meter. Volledigheidshalve wordt voor dit punt een aanvullend voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden, aldus het college.
5. Het beroep van [eisers] heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 3 en het beroep van [eiser] op het bestreden besluit 4, nu zij daarbij voldoende belang hebben.
6. De rechtbank beoordeelt of het college met de bestreden besluiten 3 en 4 de geconstateerde gebreken heeft hersteld.
Is sprake van privacyschending ten opzichte van de woning van [eiser] ?
7. [eiser] betoogt – samengevat – dat het college de gebreken met het herstelbesluit onvoldoende heeft hersteld. Er is onverminderd sprake van een aantasting van zijn privacy en woon- en leefklimaat. Volgens [eiser] zijn de balkons niet klein, is er wel degelijk verschil tussen balkons en ramen omdat ramen geen zijdelings zicht geven en is de redenering dat de balkons binnen de 45-gradenregel blijven onjuist. Bovendien heeft het college ten onrechte de omgevingsvergunning van [eiser] om te bouwen aan de achterzijde van zijn woning niet meegenomen. De balkons op de tweede en derde verdieping zullen direct inkijk geven in deze beoogde aanbouw.
8. Het gaat in deze zaak om de vergunde balkons op de eerste en derde verdieping van de [adres] [huisnummer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met het bestreden besluit 4 voldoende gemotiveerd dat deze balkons geen onevenredige aantasting van de privacy en het woon- en leefklimaat van [eiser] met zich brengen. Anders dan [eiser] betoogt, is het standpunt van het college niet dat aan de 45-gradenregel wordt voldaan, maar dat een denkbeeldige lijn van 45 graden vanaf het verste punt van de balkons naar de belendende achtergevel uitkomt op de achtergevel, waarbij er nog enige afstand is tot het raam. Dit betekent dat aan het principe is voldaan dat binnen de hoek van 45 graden geen relevante inkijk in de belendende woning mogelijk is, aldus het college. De rechtbank volgt dit. De tekeningen die [eiser] heeft ingediend, leiden niet tot een ander oordeel. Bij normaal gebruik van de balkons zal niet tot nauwelijks op de verste hoek van het balkon worden gestaan, zodat eventueel zicht in het buurpand vanaf dat punt ook geen onevenredige aantasting van de privacy van [eiser] oplevert. Dat de aan [eiser] verleende omgevingsvergunning voor de uitbreiding van zijn woning aan de achterzijde niet is meegenomen, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. [eiser] had tijdens de besluitvorming nog geen uitvoering gegeven aan de vergunning en van concrete plannen daartoe is niet gebleken. Dat het college de al verleende vergunning voor het nog niet gerealiseerde balkon op de tweede verdieping wel heeft meegenomen, maakt de besluitvorming niet inconsequent. Het college beoordeelt immers de ruimtelijke gevolgen van de aangevraagde omgevingsvergunning (voor de balkons op de eerste en derde verdieping) ten opzichte van wat er (planologisch) al mogelijk is; dat wil zeggen inclusief het balkon op de tweede verdieping.
Is sprake van privacyschending ten opzichte van de woning van [eisers] ?
9. Ook [eisers] betogen – samengevat – dat het college met het herstelbesluit de gebreken onvoldoende heeft hersteld. Volgens [eisers] ligt één van de te realiseren balkons op minder dan vijftig centimeter van hun woning. Bovendien zal geluid door de knik in de bebouwing worden weerkaatst, waardoor meer geluidsoverlast zal ontstaan. Verder betogen [eisers] dat de verplichting om kunstbeplanting te plaatsen geen serieuze optie is om de enorme privacyschending te voorkomen. Door de gehele ligging van de balkons kan er vanaf de voorzijde nog altijd vol zicht komen op hun eigendommen.
10. De rechtbank oordeelt dat het college met het bestreden besluit 3 voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy en het woon- en leefklimaat van [eisers] . De rechtbank volgt het standpunt van het college dat, voor zover er vanaf de balkons al enig zicht is op of in de aanbouw van huisnummer [huisnummer 3] , dit schuin zicht betreft. Het is de rechtbank niet gebleken dat er meer zicht is in de aanbouw dan de door het college gestelde smalle strook vanaf het puntje van het balkon. Bij normaal gebruik van de balkons zal daarvan geen sprake zijn. Voor wat betreft het balkon op de derde verdieping komt daar volgens het college nog bij dat de afstand tussen balkon en uitbouw dusdanig is, dat er ook om die reden niet veel te zien zal zijn. De rechtbank volgt dit en verwijst ook naar wat zij in rechtsoverweging 8. hiervoor heeft overwogen over de 45-graden-regel en de beplanting. Dat er wel sprake is van zicht in de aanbouw dat een onevenredige privacyschending oplevert, hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd.