ECLI:NL:RBAMS:2024:5821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
13/100117-24 (A) en 16/12029-24 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van meerdere voertuigen door middel van valse sleutels met gebruik van een autostarter

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf autodiefstallen. De diefstallen vonden plaats in de periode van 11 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 in Hoofddorp en op 19 juli 2023 in Almere. De verdachte maakte gebruik van valse sleutels en een autostarter om de voertuigen, voornamelijk Toyota RAV4's, snel en eenvoudig te stelen. Tijdens de zitting op 5 september 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. L. Lopez de Vries, en de verdediging van de verdachte, mr. S.F.J. Smeets, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op heterdaad is aangehouden en dat er inbrekerswerktuig en een JBL-speaker, vermoedelijk gebruikt als autostarter, bij hem zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte terzijde geschoven, omdat deze niet overeenkwamen met de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstallen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/100117-24 (A) en 16/120293-24 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers vorderingen tenuitvoerlegging: 13/200556-23 en 16/022069-22
Datum uitspraak: 19 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Lopez de Vries en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
Diefstal door middel van braak/verbreking/een valse sleutel van een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 1] ) op 22 maart 2024 te Hoofddorp.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
Diefstal door middel van braak/verbreking/een valse sleutel van
  • een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 2] )
  • een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 3] )
  • een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 4] )
in de periode van 11 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te Hoofddorp.
Ten aanzien van zaak B:
Diefstal in vereniging door middel van braak/verbreking/inklimming/een valste sleutel van een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 5] ) op 19 juli 2023 te Almere.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 1 tenlastegelegde diefstal heeft begaan gelet op de verklaring van verdachte tijdens de zitting dat hij op het parkeerterrein was en gelet op de aanhouding van verdachte op heterdaad. Bovendien is bij de aanhouding inbrekerswerktuig bij verdachte aangetroffen en een JBL-speaker die vermoedelijk is gebruikt als autostarter. Verder komt de manier waarop het feit is gepleegd (modus operandi) overeen met die van de overige autodiefstallen.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde auto’s heeft gestolen gelet op de camerabeelden waarop verdachte is herkend en gelet op de vaste werkwijze die is gehanteerd bij de diefstal van de auto’s. Er zijn sterke overeenkomsten tussen de modus operandi bij de verschillende diefstallen, de kleding van de persoon op de camerabeelden, de locatie waar de diefstallen plaatsvonden en het type weggenomen voertuigen. Het gaat dan ook om dezelfde verdachte op 11, 12 en 26 januari 2024. Verdachte heeft ten aanzien van de diefstallen op 12 en 26 januari 2024 geen alibi verschaft. Het alibi dat verdachte heeft gegeven ten aanzien van de diefstal op 11 januari 2024 is niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van zaak B:
De officier van justitie vindt ook dat kan worden bewezen dat verdachte de in zaak B tenlastegelegde auto heeft gestolen gelet op de aangifte en het aangetroffen DNA-mengprofiel. De resultaten van het DNA-onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee anderen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie onbekende personen. Verdachte heeft hier volgens de officier van justitie geen logische verklaring voor. Ook het medeplegen kan volgens de officier van justitie worden bewezen op basis van de camerabeelden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van deze diefstal omdat hij alleen de GPS en het SOS systeem in de auto heeft uitgezet. Verdachte heeft de auto niet zelf gestolen of vervoerd en hem zou daarom hoogstens medeplichtigheid kunnen worden verweten.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de drie diefstallen omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd. De modus operandi is niet specifiek voor deze zaak, nu deze wordt gehanteerd bij elke diefstal van auto’s van dit type (Toyota RAV 4). Bovendien is deze modus operandi niet specifiek naar verdachte te herleiden. Verder is verdachte niet te zien op de camerabeelden.
Ten aanzien van zaak B:
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van deze diefstal omdat het DNA ook op een andere manier in de auto terecht kan zijn gekomen dan in relatie tot de diefstal. Bovendien is er geen DNA aangetroffen op andere plekken zoals bij het voorwiel, welke plek specifiek is voor de door de officier van justitie aangevoerde modus operandi. Subsidiair voert de raadsman aan dat er van medeplegen geen sprake is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er vanaf het parkeerterrein bij het Van der Valk hotel in Hoofddorp in de periode 11 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 en op 22 maart 2024 vier auto’s zijn gestolen. De rechtbank stelt ook vast dat er op 19 juli 2023 een auto is gestolen in Almere. Deze vijf auto’s waren van het merk Toyota, type RAV4. Deze auto’s kunnen zonder sleutel gestart worden door manipulatie van het computersysteem van de auto. Het apparaat dat voor de manipulatie wordt gebruikt, is speciaal ontworpen en geprogrammeerd om commando's te verzenden die de auto laten denken dat de sleutel aanwezig is. Dit apparaat kan worden aangesloten bij een elektriciteitsstekker van de koplamp. Om het apparaat te verhullen, worden verschillende buitenkanten gebruikt. Het omhulsel van een JBL-speaker is het meest gebruikelijk.
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de Toyota met kenteken [kenteken 1] heeft gestolen. Dat legt de rechtbank hieronder uit.
Het voertuig is op 22 maart 2024 gestolen vanaf een parkeerterrein bij het Van der Valk hotel in Hoofddorp.
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij daar was om de GPS en het SOS systeem van de op die dag gestolen Toyota uit te zetten. De auto zou door iemand anders al zijn gemanipuleerd en gestart en met draaiende motor klaar staan. Nadat verdachte de GPS en het SOS systeem had uitgeschakeld, zou hij de auto van het parkeerterrein hebben gereden naar een fastfood restaurant in de buurt. Daar zou iemand anders de auto hebben overgenomen. Deze persoon heeft de auto vervolgens naar Weesp gereden. Verdachte is in een wit busje naar Weesp gereden waar verdachte nog handelingen moest verrichten aan de auto. Hij was in Weesp niet de bestuurder van de Toyota.
Deze verklaring vindt de rechtbank ongeloofwaardig, omdat de verklaring niet past in de bewijsmiddelen en schuift die daarom terzijde.
Verbalisanten zagen op 22 maart 2024 in Weesp een Toyota RAV4 met kenteken [kenteken 1] voorbij rijden, die werd bestuurd door een donkere man met een petje op. Verbalisanten hadden het vermoeden dat de bestuurder de voor hen ambtshalve als autodief bekende verdachte de bestuurder was. Zij zijn de auto gaan volgen. In de tussentijd werd het kenteken van het voertuig gecontroleerd, waaruit bleek dat het voertuig thuishoorde in Scherpenisse in Zeeland. Na contact opgenomen te hebben met de rechtmatige eigenaar van de auto, bleek dat die de auto kort daarvoor op de langparkeerplaats bij Schiphol had neergezet.
Nadat de auto werd geparkeerd zagen verbalisanten dat er door de bestuurder handelingen aan de auto en kofferbak werden verricht. Toen een herkenbare politieauto kwam aanrijden, rende de bestuurder weg. Na een korte achtervolging werd de bestuurder aangehouden.
Dat bleek verdachte te zijn. Uit camerabeelden volgt dat verdachte vanaf het Van der Valk hotel in Hoofddorp naar de gestolen Toyota RAV4 loopt en daarmee omstreeks 16:37 uur weg rijdt van het parkeerterrein. De gestolen auto komt dan vervolgens om 17:07 uur Weesp binnen rijden en verdachte wordt vervolgens in de auto herkend en daarna bij de auto aangehouden. Op de beelden is geen andere persoon te zien die de auto alvast heeft gestart en ook niet dat de motor al draaide. Dat verdachte in een wit busje zou hebben gereden of daaruit zou zijn gestapt, blijkt niet uit het dossier. Verdachte had bij zijn aanhouding een geprepareerde JBL-speaker bij zich en inbrekersgereedschap. De JBL-speaker is getest. Uit de test bleek dat hiermee verbinding met twee Toyota’s kon worden gemaakt en dat deze auto’s hiermee ook konden worden gestart. Bovendien was het voorspatbord van de auto aan de bestuurderskant bij de wielkuip los gemaakt zodat er toegang was tot de stekker van de koplamp.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat verdachte de auto van het parkeerterrein van het Van der Valk hotel in Hoofddorp heeft gestolen door middel van een valse sleutel door deze auto te manipuleren via de elektriciteitsstekker van de koplamp.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
Op grond van de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden en het proces-verbaal van herkenningen kunnen de in zaak A onder 2 tenlastegelegde diefstallen worden bewezen.
Uit de beschrijvingen van de camerabeelden blijkt het volgende:
  • op de camerabeelden van 11 januari 2024 is de diefstal van een donkerkleurige Toyota RAV4 te zien;
  • op de camerabeelden van 12 januari 2024 is de diefstal van een lichtgekleurde Toyota RAV4 te zien met een donkergekleurd dak;
  • op de camerabeelden van 26 januari 2024 is de diefstal van een donkergekleurde Toyota RAV4 te zien.
Op de camerabeelden is steeds te zien dat de dader een handeling uitvoert bij het linker voorwiel van de auto waarna de rechter koplamp van de auto gaat branden. De dader stapt daarna in de auto en stapt er weer uit waarna hij de motorkap opent en weer sluit. Vervolgens rijdt de dader weg met twee brandende koplampen.
Verder is verdachte als pleger van de diefstal herkend op de beschreven camerabeelden. De verbalisant heeft de camerabeelden vergeleken met de camerabeelden van 22 maart 2024 waarop de in zaak A als feit 1 tenlastegelegde diefstal van een Toyota RAV4 te zien is. Verdachte wordt herkend aan zijn specifieke manier van lopen, zijn lichaamstaal en lichaamshouding en aan de kleding die hij droeg. De rechtbank vindt die herkenning betrouwbaar. De man die op de camerabeelden is te zien heeft voorts steeds dezelfde jas en capuchontrui aan, die verdachte ook aan had op 22 maart 2024.
Gelet op deze herkenningen en de beschrijvingen van de camerabeelden is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat het verdachte is die de onder 2 tenlastegelegde diefstallen heeft gepleegd door middel van een valse sleutel door deze auto te manipuleren via de elektriciteitsstekker van de koplamp.
Ten aanzien van zaak B:
Op grond van de aangifte, het aangetroffen DNA van verdachte en de beschrijving van de camerabeelden kan de in zaak B tenlastegelegde diefstal ook worden bewezen. Het in zaak B ten laste gelegde medeplegen vindt de rechtbank echter niet bewezen.
Op de bestuurdersstoel van de gestolen auto is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering van het spoor DNA bevat van verdachte en twee onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie onbekende personen. Gelet hierop heeft de rechtbank tijdens de zitting aan verdachte om een verklaring gevraagd. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in de nacht van 19 juli 2023 op de dijk met andere jongens heeft gehangen en dat hij een muziekje heeft opgezet in een auto. Het zou volgens verdachte zo kunnen zijn dat het de gestolen auto betrof en dat hij op die manier DNA heeft achtergelaten in de auto. De rechtbank vindt dit echter niet aannemelijk. Uit de aangifte van de diefstal volgt dat er in de nacht van woensdag 19 juli 2023 tussen ongeveer 03.20 uur en 05.30 uur beweging is geweest bij de auto of dat er met de auto is gereden. Hier leidt de rechtbank uit af dat de auto na 3:20 uur is gestolen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de auto om 3:24 uur de [naam straat] in Almere in reed en daar werd geparkeerd. Niet is gezien dat de auto daarna nog is verplaatst. De rechtbank acht het onmogelijk dat de auto binnen vier minuten ook op de dijk is geweest. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte daarom terzijde.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte zijn DNA heeft achtergelaten op de bestuurdersstoel terwijl hij de auto in de nacht van 19 juli 2023 stal. Dat er geen DNA is aangetroffen op andere plekken zoals bij het voorwiel doet hier niet aan af en kan volgens de rechtbank ook verklaard worden door bijvoorbeeld het dragen van handschoenen tijdens het plegen van handelingen aan de auto. De rechtbank komt ook tot het oordeel dat verdachte de diefstal heeft gepleegd door middel van een valse sleutel gelet op het feit dat de auto lichte schade had ter hoogte van het linker voorwiel, wat past bij de wijze waarop auto’s van dit type worden gestolen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de camerabeelden het medeplegen niet kan worden bewezen omdat niet duidelijk is wat het aandeel aan de diefstal is van de personen in de andere voertuigen. Het is daardoor niet duidelijk of er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze personen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A onder 1:
hij op 22 maart 2024 te Hoofddorp een auto (Toyota RAV 4 met kenteken [kenteken 1] ) die aan [naam café] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een geprepareerde autostarter aan te sluiten op een elektriciteitsstekker van de koplamp van het voertuig waarna het voertuig - zonder sleutel - wordt gestart;
Ten aanzien van zaak A onder 2:
hij in de periode van 11 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 te Hoofddorp
- een auto (Toyota Rav 4 met het kenteken: [kenteken 2] ) en
- een auto (Toyota Rav 4 met het kenteken: [kenteken 3] ) en
- een auto (Toyota Rav 4 met het kenteken: [kenteken 4] ),
die aan (respectievelijk, rb.) [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] toebehoorden heeft
weggenomen telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een geprepareerde autostarter aan te sluiten op een elektriciteitsstekker van de koplamp van het voertuig waarna het voertuig - zonder sleutel - wordt gestart;
Ten aanzien van zaak B:
hij op 19 juli 2023 te Almere een auto (witte Toyota RAV4 met kenteken [kenteken 5] ), die aan [naam bedrijf BV] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door via de wielkast van de auto de stekker van de koplamp los te maken en met behulp van deze stekker de auto te ontgrendelen en op te starten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring de rechtbank verzocht om een vrijheidsstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijk deel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van vijf autodiefstallen, door middel van valse sleutels. Verdachte maakte hierbij gebruik van een autostarter. Hierdoor konden de auto’s zeer snel en eenvoudig worden weggenomen. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken veel hinder, schade en gevoelens van onveiligheid bij de gedupeerden en in de maatschappij. Verdachte had zijn werkveld voornamelijk bij Schiphol en heeft in korte tijd van de parkeerplaats drie auto’s weg genomen. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin..
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte al twee keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor autodiefstal en ook eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andere vermogensdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 24 juni 2024. Bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten constateert de reclassering een hardnekkig delictpatroon aangaande vermogensdelicten. De reclassering vindt het zorgelijk dat de delicten zijn gepleegd in de periode dat verdachte onder toezicht stond van de reclassering. Hij hield zich volgens de reclassering gedurende de begeleiding goed aan de meldplichtafspraken en hij schetste een beeld bij de toezichthouder waarin hij een positief delictvrij bestaan leidde. Met de onderhavige verdenkingen is dit beeld van de reclassering ontkracht. De reclassering ziet voldoende aanwijzingen dat verdachte bewust risico’s neemt vanuit geldelijk gewin. Een ambulante behandeling heeft de reclassering overwogen maar wordt niet geadviseerd. De reclassering is van mening dat behandeling en/of hulpverlening niet zal bijdragen aan een positieve verandering in de houding en de juiste inzet van de vaardigheden van verdachte, zolang hij geen openheid van zaken geeft over zijn delictgedrag en het bij hem ontbreekt aan hulpvragen omtrent gedragsverandering. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten voor autodiefstallen acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn in het onderzoek naar het tenlastegelegde in zaak A de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 computer (goednummer: 6479636);
  • 1 zaklantaarn (goednummer: 6479638);
  • 2 stuks gereedschap (goednummer: 6479644);
  • 1 zakmes (goednummer: 6479646);
  • 2 handschoen (goednummer: 6479653).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen verbeurd worden verklaard omdat deze direct verband houden met de tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft de autodiefstallen gepleegd met behulp van de inbeslaggenomen goederen. Deze goederen zijn bij verdachte aangetroffen bij zijn aanhouding op heterdaad op 22 maart 2024. De computer betreft de autostarter met het omhulsel van een JBL speaker. De rechtbank zal daarom alle inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel in zaak A

9.1
De vorderingen
[naam café]
De benadeelde partij [naam café] vordert betaling van € 108,34 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.Er is ook verzocht tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
[persoon 2]
De benadeelde partij [persoon 2] vordert betaling van € 1.960,57 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.Voorts verzoekt hij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
[persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] vordert betaling van € 4.728,65 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.Voorts verzoekt zij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
[naam café]
De vordering kan in zijn geheel worden toegewezen.
[persoon 2]
De vordering kan worden toegewezen voor een bedrag van € 357,57 voor de taxikosten, de aankoop van een stormparaplu, het opsturen van sleutels en de aanschaf van een afstandsbediening.
[persoon 3]
De vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 3.024,95. Dit betreft de vergoeding van de kosten van een huurauto en de aankoopprijs van een nieuw stuurslot.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen moeten worden afgewezen omdat er nog veel onduidelijkheden zijn met betrekking tot deze vorderingen die niet door de benadeelde partijen zijn opgehelderd.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
[naam café]
In het verzoek tot schadevergoeding worden de kosten gespecificeerd met de tekst “ophalen vliegveld R’dam”. Gelet op het feit dat de auto is gestolen bij Schiphol, is deze vordering zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. De benadeelde partij was niet aanwezig tijdens de zitting zodat hierover ook geen vragen konden worden gesteld. Gelet hierop zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
[persoon 2]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [persoon 2] (hierna; [persoon 2] ) door het in zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank leidt uit het verzoek tot schadevergoeding af dat [persoon 2] in totaal een bedrag van € 1.960,57 aan materiële schade vordert. Er worden meerdere schadeposten opgevoerd. Niet alle posten komen voor vergoeding in aanmerking omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De kosten voor het meetlint, de golfspullen, jassen, ijskrabber en de mattenset zijn niet na te gaan omdat er geen aankoopfacturen zijn overgelegd. Bovendien is zonder nadere toelichting niet te verifiëren of er € 680,- aan contant geld in de auto lag. Voor zover [persoon 2] ook ook vergoeding heeft willen vorderen van het verschil tussen de nieuwwaarde van de gestolen auto en de dagwaarde en van de kosten van een volle tank benzine (onder aanvullingen), dan is dit niet duidelijk geworden in het verzoek tot schadevergoeding. De benadeelde partij [persoon 2] was niet aanwezig tijdens de zitting zodat hierover ook geen vragen konden worden gesteld. De rechtbank zal hierop dat ook niet beslissen.
De rechtbank is van oordeel dat de taxikosten ten bedrage van € 198,-, de kosten voor de stormparaplu ten bedrage van € 59,95, de kosten van het opsturen van de sleutels naar de verzekeraar ten bedrage van € 9,80 en de kosten voor de afstandsbediening ten bedrage van € 90,- voor vergoeding in aanmerking komen. Hiervan zijn aankoopfacturen en kassabonnen overgelegd. De vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 357,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 januari 2024).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 3]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [persoon 3] door het in zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank leidt uit het verzoek tot schadevergoeding af dat [persoon 3] in totaal € 4.728,65 aan vergoeding van materiële schade vordert. Dit bedrag is opgebouwd uit meerdere posten. Op deze posten is vervolgens de vergoeding die is uitgekeerd door de verzekeringsmaatschappij, in mindering gebracht. Voor zover ook vergoeding wordt gevorderd van het verschil tussen de nieuwwaarde van de gestolen auto en de dagwaarde (onder aanvullingen), dan is dit niet duidelijk geworden in het verzoek tot schadevergoeding. De benadeelde partij was niet aanwezig tijdens de zitting zodat hierover ook geen vragen konden worden gesteld. De rechtbank zal zich dan ook niet uitlaten over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor een stuurslot ten bedrage van € 24,95 en de kosten voor een huurauto voor de duur van zes maanden ten bedrage van € 3.000,- voldoende zijn onderbouwd. De overige kosten zijn reeds (gedeeltelijk) vergoed door de verzekeraar of onvoldoende onderbouwd doordat een aankoopfactuur ontbrak. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 3.024,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (26 januari 2024).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 17 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-200556-23. Deze vordering is ingesteld in verband met het onherroepelijk geworden vonnis van 29 november 2023 van de politierechter te Amsterdam. In dat vonnis is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Bij de stukken bevindt zich ook de op 17 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 16-022069-22. Deze vordering is ingesteld in verband met het onherroepelijk geworden vonnis van 18 mei 2022 van de politierechter te Utrecht. In dat vonnis is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Deze proeftijd is bij vonnis van 29 november 2023 van de politierechter te Amsterdam met een jaar verlengd.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straffen te bevelen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1 en zaak B:
Telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door valse sleutels.
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door valse sleutel, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • 1 computer (goednummer: 6479636);
  • 1 zaklantaarn (goednummer: 6479638);
  • 2 stuks gereedschap (goednummer: 6479644);
  • 1 zakmes (goednummer: 6479646);
  • 2 handschoen (goednummer: 6479653).
Verklaart de benadeelde partij
[naam café]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 2]toe tot een bedrag van € 357,75 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro en vijfenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 357,75 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro en vijfenzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 3]toe tot een bedrag van € 3.024,95 (zegge: drieduizendenvierentwintig euro en vijfennegentig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 3.024,95 (zegge: drieduizendenvierentwintig euro en vijfennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 29 november 2023 van de politierechter te Amsterdam opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 13/200556-23. Gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf van achtenvijftig
(58) dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 18 mei 2022 van de politierechter te Utrecht opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 16/022069-22. Gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf van
twee (2) weken, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mr. M. Nieuwenhuijs en mr. S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.
[..]