ECLI:NL:RBAMS:2024:5815

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
698576
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor het opstellen van een slotbalans van een vennootschap onder firma

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 18 september 2024 een tussenuitspraak gedaan in het kader van de ontbinding van de vennootschap onder firma [naam vof]. De rechtbank heeft eerder op 15 juni 2022 besloten dat de vennootschap met ingang van 1 januari 2020 zal worden ontbonden wegens gewichtige redenen. De betrokken partijen, [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 2], zijn vennoten van de vof en hebben verschillende vorderingen en verweren ingediend met betrekking tot de verdeling van de vennootschappelijke gemeenschap.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak besloten een deskundige te benoemen die de slotbalans van de vof zal opstellen. Dit besluit volgt op een lange procedure waarin partijen herhaaldelijk hun standpunten hebben toegelicht over de inbreng en onttrekkingen van de vennoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige de inbreng en onttrekkingen zoals eerder vastgesteld in tussenvonnissen als gegeven moet aanvaarden en dat het deskundigenonderzoek beperkt zal zijn tot de vaststelling van de slotbalans per 15 juni 2022.

De rechtbank heeft de heer drs. G. Rooijackers RC RV benoemd tot deskundige en heeft richtlijnen gegeven voor het onderzoek, inclusief de verplichting voor partijen om mee te werken aan het onderzoek. De kosten van de deskundige zullen door [eiser] worden voorgeschoten, maar uiteindelijk komen deze ten laste van de vof. De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen binnen een bepaalde termijn hun opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moeten indienen, en dat de deskundige binnen vijf maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/698576 / HA ZA 21-239
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.P. van der Kooij,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. B. Coskun,

2.2. [gedaagde 2] ,

wondende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. S. Besli.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2023, met de daarin genoemde stukken,
- de akte uitlaten voortzetting procedure en overlegging productie 44 van [eiser] van 28 februari 2024,
- rolbericht van [gedaagde 1] van 28 februari 2024 waarin [gedaagde 1] aangeeft de procedure te willen voorzetten middels benoeming van een deskundige door de rechtbank,
- rolbeslissing van de rechtbank van 6 maart 2024 waarin de zaak naar de rol is verwezen voor akte uitlating partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen,
- akte uitlating deskundige van 3 april 2024 van [eiser] ,
- rolbericht van [gedaagde 1] gedateerd 3 april 2024 waarin [gedaagde 1] zich uitlaat over de in te schakelen deskundige en de aan deze te stellen vragen,
- rolbericht van [eiser] van 1 mei 2024 waarin [eiser] reageert op het rolbericht van [gedaagde 1] van 3 april 2024,
- rolbeslissing van 1 mei 2024 waarin akte niet dienen is verleend aan [gedaagde 2] voor het nemen van een antwoordakte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Inleiding
2.1.
De rechter die de eerdere tussenvonnissen in deze zaak heeft gewezen is niet in staat om dit vonnis te wijzen. Om die reden heeft er een rechterswissel plaatsgevonden.
2.2.
Onderwerp van deze procedure is de ontbinding van de vennootschap onder firma [naam vof] ( [naam vof] ). [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren daarvan de vennoten. De vof is met ingang van 1 januari 2020 aangegaan. In haar tussenvonnis van 15 juni 2022 heeft deze rechtbank beslist dat de vof met ingang van die datum zal worden ontbonden wegens gewichtige redenen op grond van artikel 7A:1684 BW.
2.3.
[eiser] heeft gevorderd de vennootschappelijke gemeenschap te verdelen, in die zin dat de onderneming aan [eiser] wordt toegedeeld tegen een door hem aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te betalen vergoeding. Voor dat laatste ziet de rechtbank inmiddels geen grond meer. Artikel 15 van de vennootschapsovereenkomst bevat een recht op voortzetting van de onderneming, maar alleen indien de vof eindigt op de in dat artikel genoemde contractuele gronden. De vof eindigt echter doordat de rechtbank haar ontbindt op grond van de wet. Wel zal de rechtbank overgaan tot verdeling van de vennootschappelijke gemeenschap.
2.4.
Bij het eindigen van de vennootschap is ieder van de vennoten gerechtigd voor de bedragen waarvoor hij in de boeken van de vennootschap is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of geleden blijkens de jaarrekening die bij het einde van de vennootschap wordt opgemaakt. Dat staat in artikel 14 lid 2 van de vennootschapsovereenkomst. De aandelen in de winst of het verlies bedragen voor iedere vennoot een derde. Dat staat in artikel 10 lid 5 van de vennootschapsovereenkomst. Daarnaast bevat artikel 10 een systeem van rentevergoeding, maar geen van de vennoten heeft daarop aanspraak gemaakt.
2.5.
De rechtbank is voornemens de vennootschappelijke gemeenschap van de vof bij eindvonnis verdelen op basis van de slotbalans op 15 juni 2022, na verrekening van de inbreng en onttrekkingen van ieder van de vennoten. De rechtbank heeft de inbreng en onttrekkingen van iedere vennoot reeds als volgt vastgesteld in haar tussenvonnis van 28 juni 2023:
[eiser]
[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
inbreng
€ 857.071,88
€ 171.638,67
€ 287.952,75
onttrekkingen
€ -1.096.789,06
€ -338.708,00
€ -224.629,00
saldo
€ -239.717,18
€ -167.069,33
€ 63.323,75
2.6.
De rechtbank heeft aangekondigd dat zij een deskundige zal benoemen, die de slotbalans zal opstellen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aangekondigde deskundigenonderzoek. [eiser] en [gedaagde 1] hebben daarop ieder twee maal bij akte/antwoordakte dan wel bij rolbericht gereageerd. [gedaagde 2] heeft niet gereageerd. De rechtbank gaat nu over tot benoeming van de deskundige.
De inbreng en onttrekkingen
2.7.
[eiser] heeft de rechtbank gevraagd terug te komen van een aantal beslissingen in het tussenvonnis. Ten eerste betwist hij de oorspronkelijke stelling van [gedaagde 2] dat hij € 268.104,90 heeft ingebracht. De rechtbank oordeelt dat het daarvoor te laat is. In alinea 11 van zijn conclusie van antwoord en eis in reconventie had [gedaagde 2] een overzicht gegeven van zijn totale inbreng in de vof en deze per saldo berekend op € 268.104,90. In alinea 19 van zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser] verwezen naar dit bedrag en in alinea 20 heeft hij de juistheid daarvan erkend.
2.8.
In alinea 28 van zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser] erop gewezen dat de € 76.000,- die [gedaagde 2] zou hebben ontvangen feitelijk is betaald uit de verkoopopbrengst van het vastgoed van de vof in [vestigingsplaats] , namelijk doordat de notaris daaruit twee schuldeisers van [gedaagde 2] heeft betaald. Der rechtbank heeft daarmee echter rekening gehouden. [gedaagde 2] had in de opstelling van zijn inbreng het bedrag van € 76.000,- in mindering gebracht met als toelichting ‘een deel van de betalingen zijn door Stuccenter gefactureerd en voldaan door [naam vof] .’ Het bedrag van € 76.000,- is dus al in mindering gebracht op de inbreng van [gedaagde 2] .
2.9.
Verder heeft [eiser] na het tussenvonnis zijn standpunt herhaald over contante betalingen aan [gedaagde 2] , een schuld aan [naam] , de aanschaf van lampen en een factuur MAD Estate. Over al deze punten heeft de rechtbank in het tussenvonnis al een beslissing genomen. De rechtbank blijft bij die beslissing. Er is geen sprake van een beslissing waarbij de rechtbank is uitgegaan van een (evident) onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De beslissingen zijn genomen nadat partijen ruimschoots en herhaaldelijk in de gelegenheid waren gesteld om hun inbreng respectievelijk onttrekking toe te lichten en met stukken te onderbouwen.
Omvang van het onderzoek
2.10.
Zowel [eiser] als [gedaagde 1] stelt een uitgebreider deskundigenonderzoek voor dan waartoe de rechtbank beslist. [eiser] heeft daarbij de voorkeur voor de benoeming van een forensisch deskundige zonder Turkse
roots. [gedaagde 1] vraagt de rechtbank de opdracht aan de deskundige zeer ruim te formuleren, zodat een slotbalans kan worden opgesteld die zoveel mogelijk blijk geeft van de daadwerkelijke situatie en waarbij ook inmiddels wel voorhanden nieuwe stukken kunnen worden meegenomen. [gedaagde 1] wenst daarbij ook nader bewijs over te kunnen leggen van door hem betwiste punten uit het tussenvonnis. [gedaagde 1] heeft daarbij de voorkeur voor een deskundige die de Turkse taal machtig is.
2.11.
De rechtbank zal hiertoe niet overgaan. Deze procedure duurt inmiddels al zeer lang en partijen zijn uitvoerig in de gelegenheid geweest hun standpunt over de inbreng en onttrekkingen toe te lichten. De eisen van een goede procesorde staan eraan in de weg dit onderwerp opnieuw ter discussie te stellen. De te benoemen deskundige zal de in het tussenvonnis vastgestelde inbreng en onttrekkingen daarom als gegeven moeten aanvaarden en de rechtbank zal niet toelaten dat partijen dit onderwerp opnieuw opbrengen. Het deskundigenonderzoek moet beperkt zijn tot de vaststelling van de slotbalans per 15 juni 2022 .
2.12.
Wel vormt onderdeel van de vraagstelling een algemene slotvraag. In zijn antwoord op deze slotvraag kan de deskundige naar eigen inzicht aanvullende opmerkingen maken, bijvoorbeeld ten aanzien van alsnog gebleken inbreng of onttrekkingen waarover tussen alle partijen inmiddels alsnog overeenstemming bestaat. De deskundige is daartoe echter niet gehouden.
De persoon van de te benoemen deskundige
2.13.
Partijen hebben geen specifieke persoon genoemd. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank zelf de hierna in de beslissing genoemde deskundige benoemen, waarbij het niet nodig is dat deze tevens officieel geregistreerd staat als forensisch accountant. Ook vindt de rechtbank het gezien de beperkte onderzoeksopdracht niet nodig dat deze de Turkse taal spreekt. Hij hoeft immers slechts de slotbalans van de vof vast te stellen, en deze zal kunnen blijken uit stukken die in de Nederlandse taal zijn gesteld.
De vraagstelling
2.14.
In het tussenvonnis van 15 juni 2022 waren al drie conceptvragen geformuleerd. [eiser] en [gedaagde 1] hebben beiden aanvullende vragen voorgesteld, met name over nader te verrichten onderzoek ten aanzien van het mogelijk bestaan van onregelmatigheden in de afzonderlijke administratie van de vennoten (met het mogelijke doel zichzelf te bevoordelen), over de vraag of er geleverde goederen of diensten ten grondslag liggen aan opgevoerde facturen, over de vraag of er door de vennoten daadwerkelijk arbeid is verricht voor de vof en over de vraag of er aantoonbaar betalingen zijn gedaan door één der vennoten.
2.15.
De deskundige zal zich moeten beperken tot de slotbalans van de vof waarvan uit het procesdossier, de boekhouding of andere documenten duidelijk blijkt. Het behoort niet tot zijn taak een juridisch oordeel te geven over onregelmatigheden. Voor zover er onregelmatigheden waren, konden partijen die in deze procedure naar voren brengen. De genoemde vragen zullen daarom niet aan de deskundige ter beantwoording worden voorgelegd. Gelet op het voorgaande zal de vraagstelling zoals hierna vermeld in de beslissing aan deskundige ter beoordeling worden voorgelegd.
Het voorschot
2.16.
Partijen zijn het oneens over de vraag wie het voorschot van de kosten van de deskundige dient te betalen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om af te wijken van haar eerdere oordeel, zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.12 van het tussenvonnis van 15 juni 2022. Overeenkomstig het uitgangspunt van de wet zal het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] moeten worden betaald. Dat neemt echter niet weg dat de kosten uiteindelijk voor rekening van de vof en daarmee voor rekening van alle vennoten gezamenlijk dienen te komen in het kader van vereffening van de vof.
Overigens
2.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.18.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Partijen zullen zich bij akte na deskundigenbericht kunnen uitlaten over het deskundigenbericht, de te volgen wijze van verdeling en het belang dat zij nog hebben bij de oorspronkelijk ingestelde vorderingen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. wat is de slotbalans van de vennootschap onder firma [naam vof] op 15 juni 2022?
2. In hoeverre hebben zich sindsdien nog veranderingen voorgedaan?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer drs. G. Rooijackers RC RV,
verbonden aan Sman Business Value,
adres: [werkadres] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van alle in deze zaak gewezen tussenvonnissen aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
3.5.
bepaalt dat [eiser] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser] - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk 5 maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 april 2025,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eiser] op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.
de griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen