ECLI:NL:RBAMS:2024:5807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10795074 CV FORM 23-14577
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in de Facebookaccountzaak: verzoek tot herstel van functionaliteiten en inbreuk op EU-wetgeving

In deze zaak heeft een Amsterdammer, aangeduid als [naam], een verzoek ingediend tegen Meta Platforms Ireland Ltd, het moederbedrijf van Facebook, met betrekking tot de toegang tot zijn Facebook-account. De kantonrechter heeft op 2 september 2024 een tussenvonnis uitgesproken waarin werd geoordeeld dat de kantonrechter bevoegd is om het geschil te behandelen, ondanks de bezwaren van Meta. De verzoeker stelt dat hij in 2007 een overeenkomst met Meta heeft gesloten voor het gebruik van Facebook en Instagram, maar dat hij sinds 8 november 2023 geen toegang meer heeft tot zijn account. Hij verzoekt Meta om zijn account met alle functionaliteiten te herstellen en stelt dat Meta inbreuk maakt op zijn consumentenrechten door hem te dwingen te kiezen tussen betalen voor toegang of toestemming te geven voor het verwerken van zijn persoonsgegevens.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Meta de bevoegdheid niet heeft betwist en dat de verzoeker als consument moet worden aangemerkt. De rechter heeft ook opgemerkt dat Meta niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de verzoeker zijn account voor zakelijke doeleinden gebruikt. De zaak heeft ook implicaties voor de naleving van de Digital Markets Act, waarbij de Europese Commissie Meta heeft geïnformeerd over mogelijke inbreuken op deze wetgeving. De kantonrechter heeft Meta in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voorlopige bevindingen van de Europese Commissie en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10795074 CV FORM 23-14577
beschikking van: 2 september 2024
func.: 515

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[naam ] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
nader te noemen: [naam ] ,
procederend in persoon,
t e g e n

de vennootschap naar buitenlands recht META PLATFORMS IRELAND LTD,

gevestigd te Dublin, Ierland,
verweerster in de hoofdzaak, verzoekster in het incident,
nader te noemen: Meta,
gemachtigde: mr. A.M. Arnbak.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 21 maart 2024 is een tussenbeschikking gegeven. Ter uitvoering van die beschikking heeft Meta een verweerschrift ingediend, met bijlagen, waarna een mondelinge behandeling is bepaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen nog stukken in het geding gebracht. [naam ] is verschenen. Meta is verschenen bij mr. G.H. Potjewijd, mr. J.J. Valk en mr. S.M. van Rheenen. Partijen zijn gehoord, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities, hebben over en weer op elkaar gereageerd en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[naam ] heeft in 2007 een overeenkomst gesloten met Meta voor het gebruik van Facebook en Instagram waarbij hij een account gebruikt onder de naam [account] .
1.2.
Op 8 november 2023 heeft [naam ] geprobeerd gebruik te maken van zijn Facebook-account. Hij werd vervolgens geconfronteerd met het volgende scherm waarin vermeld werd dat hij een keuze moest maken over zijn advertenties.
1.3.
Vervolgens kreeg hij het volgende scherm gepresenteerd.
1.4.
Op 8 november 2023 heeft [naam ] een ingebrekestelling aan Meta verzonden. Daarin is opgenomen, voor zover hier van belang:

In 2007 heb ik een overeenkomsten met u gesloten voor het Facebook-account [account] . Sinds vandaag ervaar ik problemen bij het gebruik van uw dienst.

Wat is het probleem?

Ik kan niet meer inloggen op mijn account en geen gebruik meer maken van mijn account. Er verschijnt een melding op mijn scherm waarbij ik moet kiezen tussen betalen voor toegang tot mijn account of toestemming geven voor verdere verwerking van mijn persoonsgegevens.

Wat verwacht ik van Facebook?

Met deze brief verzoek ik u om de normale werking en functionaliteit van mijn accountbinnen drie dagente herstellen.
(…)”
1.5.
Meta heeft niet aan dit verzoek voldaan.

Beoordeling

In het incident
Bevoegdheid
2. In de beschikking van 21 maart 2024 is over de bevoegdheid geoordeeld – kort weergegeven - dat, nu Meta de bevoegdheid niet had betwist, de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
3. Meta heeft aangevoerd dat de kantonrechter zich ten onrechte op die grond bevoegd heeft verklaard. Meta betoogt dat zij in het verweerschrift van 19 april 2024 tijdig de bevoegdheid van de kantonrechter betwist. De brief van 12 februari 2024 kan niet worden aangemerkt als eerste verweerschrift of eerste schriftelijke conclusie, maar de brief bevat slechts een procedureel verzoek. Dat is geen verweer tegen de vordering van [naam ] . De betwisting van de bevoegdheid in het verweerschrift is dan ook tijdig, aldus Meta.
4. [naam ] heeft aldus Meta in haar verweerschrift ingestemd met de geschillenclausule en op basis van die clausule is de Ierse rechter exclusief bevoegd inzake de vorderingen tegen Meta die voortkomen uit of verband houden met het gebruik van de producten van Meta en zijn ingesteld door niet-consumenten. [naam ] is geen consument omdat [naam ] de producten voor zakelijke en/of commerciële doeleinden gebruikt, in plaats van uitsluitend persoonlijke doeleinden. Op zowel de Intro- als in de Infopagina van het Facebook account van [naam ] is een link naar de website van [naam ] . Deze website prijst [naam ] aan in zijn professionele hoedanigheid als spreker en interviewer. Ook bevat de website een contactformulier waar derden hem kunnen uitnodigen als spreker en om samen te werken. Verder beheert [naam ] een Facebook pagina “ [naam ] ” die gekoppeld is aan zijn Facebook account. Bovendien beheert [naam ] een Instagram account waarop hij ook een link naar zijn zakelijke website heeft en waar hij berichten over zijn zakelijke en commerciële activiteiten plaatst. Verder heeft [naam ] zowel bedrijfsmanager-accounts als advertentieaccounts die verbonden zijn aan zijn Facebook en Instagram account. Ten slotte is [naam ] een beheerder van een Facebookpagina van [besloten vennootschap] die hij beheert samen met een ander. Deze zakelijke en commerciële activiteiten van de diensten van Meta zijn verre van onbetekenend, zodat [naam ] geen consument is in de zin van artikel 17 Brussel I-bis, noch in de zin van de Geschillenclausule, aldus Meta.
5. [naam ] heeft betoogd dat de kantonrechter zich terecht bevoegd heeft verklaard van zijn vorderingen kennis te nemen. Meta heeft in haar eerste verweer gevraagd om een beslissing over de ontvankelijkheid van de vorderingen en het toepasselijk procedurele regime. Meta had de exceptie van onbevoegdheid in het eerste processtuk moeten inroepen, dus voor andere procedurekwesties en heeft dat niet gedaan, zodat het recht daarmee verloren is gegaan. Verder stelt [naam ] dat hij consument is, zodat ook daarom op goede gronden is geoordeeld dat de kantonrechter te Amsterdam bevoegd is van zijn verzoeken kennis te nemen.
6. Met [naam ] wordt geoordeeld dat Meta, door via een procedureel verzoek in de brief van 12 februari 2024 te betogen dat de procedure niet onder de EPGV-Verordening viel, verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van [naam ] en dat deze brief daarmee het karakter heeft van een verweer. Dat Meta dit standpunt in een brief heeft geformuleerd, waarmee zij kennelijk meent dat zij daarmee geen verweer heeft ingediend, doet aan het karakter van dit stuk als verweerschrift niet af. Ook de omstandigheid dat Meta dit niet via het C-formulier heeft gedaan, maakt aard en strekking van deze brief niet anders. In sub 19 van de brief van Meta wordt ook op geen enkele wijze het voorbehoud gemaakt ten aanzien van de bevoegdheid, maar wordt slechts opgemerkt dat zij het recht wil voorbehouden inhoudelijk verweer te voeren indien het betoog over het toepassingsgebied in het antwoordformulier gewenst is. In aanmerking wordt daarbij genomen dat Meta wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde die geacht wordt van procedurele aspecten op de hoogte te zijn. Daarbij geldt dat bovendien niet valt in te zien hoe een onbevoegde kantonrechter zich over de reikwijdte van een smallclaim kan uitlaten en procedurele verzoeken van Meta kan behandelen. Uit de duidelijke stellingname in de brief valt ook op geen enkele wijze af te leiden dat dit geen eerste inhoudelijke verweer van Meta is. Door in de brief de bevoegdheid niet te betwisten, heeft Meta haar kans om dit later nog te doen, verspeeld. Dit leidt ertoe dat op goede gronden in de beschikking is geoordeeld over de bevoegdheid. Dat daarbij sprake is van een verrassingsbeslissing kan niet worden volgehouden, nu Meta en haar gemachtigde er van op de hoogte dienen te zijn dat zij een eventueel onbevoegdheidsverweer als eerste dient te voeren.
7. Ook overigens zou het oordeel over de bevoegdheid bij tijdige betwisting niet tot een ander oordeel hebben geleid, nu [naam ] ten aanzien van de aan de orde zijnde overeenkomst met Meta als consument wordt aangemerkt.
8. Bij de beoordeling hiervan wordt tot uitgangspunt genomen hetgeen over het begrip consument in het arrest van het EU-Hof van 25 januari 2018 C-498/16 Schrems vs Facebook, ECLI:EU:C:2018:37 is bepaald, te weten dat het begrip consument in dit verband restrictief moet worden uitgelegd. Dit moet gebeuren door aansluiting te zoeken bij de positie van deze persoon in een bepaalde overeenkomst, rekening houdend met de aard en het doel van deze overeenkomst en niet bij de subjectieve situatie van deze persoon, aangezien eenzelfde persoon voor sommige verrichtingen als consument en voor andere verrichtingen als marktdeelnemer kan worden beschouwd. De bevoegdheidsregels van de artikelen 15 tot en met 17 van de verordening zijn in beginsel enkel van toepassing indien de overeenkomst tussen partijen is gesloten voor een niet-beroepsmatig gebruik van de betrokken dienst.
9. In dit geval gaat het om een langlopende overeenkomst. Dat [naam ] bij het afsluiten van de overeenkomst in 2007 als consument in bovenbedoelde zin moet worden aangemerkt is door Meta niet bestreden. Volgens Meta is [naam ] echter op enig moment zijn account als een beroepsmatige dienst gaan gebruiken en blijven gebruiken. Dat heeft Meta echter tegenover de gemotiveerde betwisting door [naam ] niet aannemelijk gemaakt. De door haar overgelegde bewijsstukken bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten, zeker in het licht van het groot aantal door [naam ] overgelegde bewijsstukken waaruit evident naar voren komt dat [naam ] zijn account als privépersoon gebruikt. Dat er verwijzingen staan naar zakelijke bijeenkomsten, [naam ] wordt genoemd als spreker voor bijeenkomsten, of dat er een verwijzing naar een interview in een krant vermeld staat en melding wordt gemaakt van zijn boek, leidt ook niet tot het oordeel dat [naam ] daarmee de overeenkomst zakelijk gebruikt. Het delen van dit soort bijeenkomsten en gebeurtenissen ook in de privésfeer is zeker niet ongebruikelijk en dat dit bij [naam ] anders is, is niet gebleken. Het idee van de producten van Meta is immers het in contact komen en het delen van gebeurtenissen in het leven van de gebruiker, en dat Meta meent dat dit contact uitsluitend betrekking kan hebben op privézaken om als consument te worden aangemerkt, kan in redelijkheid niet worden volgehouden. Dat er een bedrijfsmatige reden achter de plaatsing van deze berichten heeft gezeten, is niet naar voren gekomen. Daarbij geldt ook nog dat de door Meta ingebrachte berichten slechts een relatief geringe periode omvatten en niet van recente datum zijn. Ook de door Meta opgeworpen banden met het bedrijf leiden niet tot het oordeel dat [naam ] thans niet langer als consument is te beschouwen in het gebruik van zijn accounts. Allereerst omdat onbestreden is gebleven dat [naam ] de zeggenschap over deze pagina, die zeven jaar geleden voor het laatst gebruikt is, heeft overgedragen. Daarnaast biedt het, zoals terecht door [naam ] is opgeworpen, juist ondersteuning voor zijn stelling dat hij zakelijke en niet zakelijke activiteiten gescheiden houdt. Daarbij verdient aantekening dat ook Meta in haar voorwaarden onderscheid maakt tussen zakelijke en niet zakelijke gebruikers. Dat op de overeenkomst die in dit geschil aan de orde is, zakelijke voorwaarden van toepassing zijn verklaard, is gesteld noch gebleken.
10. Ten slotte wordt bij de beoordeling van de hoedanigheid van [naam ] nog in aanmerking genomen dat onbestreden is gebleven dat [naam ] inmiddels sedert januari 2023 een sabbatical heeft voor een fulltime masteropleiding in het buitenland op een visum waarop hij niet mag werken en hij bezig is met het schrijven van een proefschrift. Dat ten tijde van de voorgestelde wijziging van de voorwaarden door Meta, maar ook de jaren daarvoor op het account van [naam ] sprake is geweest van zakelijke activiteiten die onmiddellijke commerciële doeleinden en gevolgen hebben in de zin dat een gestructureerd en winstmakende activiteit de drijvende kracht achter dat gebruik vormt, is niet aannemelijk geworden. Van dergelijke activiteiten door [naam ] is niets naar voren gekomen. De door Meta naar voren gebrachte feiten rechtvaardigen deze conclusie niet. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, staat de overeenkomst tussen [naam ] en Meta zo los van de beroepsactiviteit van [naam ] dat het verband marginaal is en als gevolg daarvan in het kader van de verrichtingen in haar totaliteit beschouwd, waarvoor deze overeenkomst is gesloten slechts een onbetekenende rol speelt. Daarmee voorziet de overeenkomst in de consumptiebehoefte van [naam ] als particulier en niet als ondernemer in beroepsmatige zin.
11. Het vorenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter bevoegd is de verzoeken van [naam ] te behandelen en dat het incidentele verzoek van Meta wordt afgewezen. Meta wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten aan de zijde van [naam ] , die als na te melden worden begroot.

De hoofdzaak

12. [naam ] verzoekt, zoals in de beschikking van 21 maart 2024 al is weergegeven, kort weergegeven dat Meta de overeenkomst met hem weer volledig nakomt, de volledige toegang tot zijn account herstelt en iedere beperking van de toegang en verminderde functionaliteit per direct beëindigt en terugbrengt in de oorspronkelijke staat en met de afgesproken functionaliteiten en (niet-gepersonaliseerde advertentie-) instellingen. Voorts verzoekt [naam ] dat Meta stopt met oneerlijke, onjuiste, misleidende informatie en agressieve marketingtechnieken te gebruiken om de keuzes van [naam ] aangaande de overeenkomst en zijn persoonsgegevens middels “dark patterns” te beïnvloeden of zo een wijziging van de afspraken af te dwingen. Ten slotte verzoekt [naam ] dat Meta zijn persoonsgegevens, net als voorheen, niet verwerkt en ook niet gaat verwerken door de weergave van (gepersonaliseerde) advertenties, alles met veroordeling in de kosten en met oplegging van een dwangsom.
12. [naam ] stelt daartoe het volgende, kort weergegeven. Hij heeft in het verleden met Meta afgesproken dat Meta hem geen gepersonaliseerde advertenties zou tonen. Dat betekent, aldus [naam ] , dat zijn persoonsgegevens niet hoeven te worden verwerkt voor het personaliseren van de advertenties die worden getoond. Op 8 november 2023 heeft hij geprobeerd zijn Facebook-account te gebruiken, maar kreeg hij geen toegang en moest hij een keuze maken over zijn advertenties. Hij kon kiezen om de dienst van Facebook te blijven gebruiken tegen betaling of door toestemming te geven om zijn persoonsgegevens te gebruiken voor advertenties. Op deze wijze is sprake van een substantiële wijziging, nu daardoor zijn persoonsgegevens verwerkt moeten gaan worden voor de advertenties. Aldus wordt gehandeld in strijd met het consumentenrecht, nu de geleverde dienst niet meer beantwoord aan de overeenkomst. Bovendien informeert Meta [naam ] onjuist, op misleidende wijze en probeert zij op basis van valse voorwendselen en druk hem te laten instemmen met een wijziging in de overeenkomst waardoor sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht. Nadat op 20 januari 2024 de functionaliteiten opnieuw zijn ingeschakeld en de blokkade is opgeheven blijkt dat [naam ] zou hebben gekozen voor gratis gebruik met advertenties en worden zijn persoonsgegevens gebruikt voor advertenties, terwijl hij deze keuze niet heeft gemaakt. Zonder aankondiging heeft Meta zijn persoonlijke accounts onrechtmatig opgeschort. Met uitzondering van een tweetal data verschijnt een blokkadescherm. Voor klachten hierover heeft Meta geen e-mailadres of telefoonnummer. Er zijn wel contactformulieren, maar daar kan [naam ] niet naartoe, zodat Meta in strijd handelt met artikel 12 van de Digital Service Act. Het blokkadescherm is ook in strijd met de Digital Markets Act (DMA), aldus [naam ] . Zonder zijn toestemming mag Meta geen functies schrappen en moet zij een minder gepersonaliseerd maar gelijkwaardig alternatief blijven bieden die voor het overige, dus ook qua prijs, ongewijzigd blijft. De Europese toezichthouders menen ook dat er op de door Meta gebruikte wijze geen vrije toestemming kan worden verkregen onder de DMA omdat geen gratis alternatief zonder gepersonaliseerde advertenties wordt aangeboden. Volgens [naam ] maakt Meta zich door het gebruik van het blokkadescherm bovendien schuldig aan een agressieve handelspraktijk.
12. Meta heeft de vorderingen van [naam ] bestreden en voert daartoe het volgende aan, kort weergegeven. Vóór de invoering van het Toestemming of Abonnementsmodel in november 2023 heeft Meta [naam ] nooit de mogelijkheid geboden om te kiezen voor niet-gepersonaliseerde advertenties. Meta verschaft dus nog steeds hetzelfde product en [naam ] kan de producten nog steeds op dezelfde manier gebruiken. Wat wel is veranderd, is dat Meta nu toestemming van de gebruikers vraagt om hun gegevens te gebruiken voor het tonen van advertenties. Als [naam ] toestemming geeft aan Meta om zijn gegevens te gebruiken om hem advertenties te tonen, zal hij toegang hebben tot dezelfde producten als voorheen. Meta mocht, anders dan [naam ] betoogt, de overeenkomst bijwerken om het Toestemming of Abonnementsmodel daarin correct weer te geven. De voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing waren voor de update stonden toe de voorwaarden bij te werken. Meta heeft het Toestemming of Abonnementsmodel geïntroduceerd om te voldoen aan een aantal veranderende en opkomende richtlijnen. De wijziging van de voorwaarden door Meta is niet oneerlijk. Allereerst omdat de redenen op grond waarvan Meta gerechtigd was om de voorwaarden te wijzigen in de voorwaarden voor de update vermeld stonden. Bovendien is van een verstoring van het evenwicht geen sprake. Meta heeft [naam ] ook tijdig op de hoogte gesteld, noch daargelaten dat dit niet nodig was omdat de wijziging wettelijk verplicht was. Ten slotte kon en kan [naam ] de overeenkomst beëindigen indien hij het niet eens is met de voorwaarden. Meta maakt zich ook niet schuldig aan misleidende of agressieve handelspraktijken. Zij betwist ook dat [naam ] geen snelle rechtstreekse en effectieve contactmogelijkheid voor vragen biedt. Voor zover door [naam ] een beroep wordt gedaan op de Digital Market Act wenst zij daarop nog nader te reageren, nu Meta daarop nog niet inhoudelijk heeft kunnen reageren.
12. Na de mondelinge behandeling heeft de Europese Commissie bij beslissing van 1 juli 2024 in een “preliminary findings” aan Meta laten weten dat zij het model “pay or consent”, het Toestemming of Abonnementsmodel waar de stellingen van [naam ] zich op richten, vooralsnog in strijd met de Digital Markets Act aanmerkt. De Europese Commissie heeft hierover het volgende meegedeeld:

“Preliminary findings on Meta's “pay or consent” model

Online platforms often collect personal data across their own and third party services to provide online advertising services. Due to their significant position in digital markets, gatekeepers have been able to impose terms of services on their large user base allowing them to collect vast amounts of personal data. This has given them potential advantages compared to competitors who do not have access to such a vast amount of data, thereby raising high barriers to providing online advertising services and social network services.
Under Article 5(2) of the DMA, gatekeepers must seek users' consent for combining their personal data between designated core platform services and other services, and if a user refuses such consent, they should have access to a less personalised but equivalent alternative. Gatekeepers cannot make use of the service or certain functionalities conditional on users' consent.
In response to regulatory changes in the EU, Meta introduced in November 2023 a binary “pay or consent” offer whereby EU users of Facebook and Instagram have to choose between: (i) the subscription for a monthly fee to an ads-free version of these social networks or (ii) the free-of-charge access to a version of these social networks with personalised ads.
The Commission takes the preliminary view that Meta's “pay or consent” advertising model is not compliant with the DMA as it does not meet the necessary requirements set out under Article 5(2). In particular, Meta's model:
i.
Does not allow users to opt for a service that uses less of their personal data but is otherwise equivalent to the “personalised ads” based service.
ii.
Does not allow users to exercise their right to freely consent to the combination of their personal data.
To ensure compliance with the DMA, users who do not consent should still get access to an equivalent service which uses less of their personal data, in this case for the personalisation of advertising.(…)
By sending preliminary findings, the Commission informs Meta of its preliminary view that the company is in breach of the DMA. This is without prejudice to the outcome of the investigation. Meta now has the possibility to exercise its rights of defence by examining the documents in the Commission's investigation file and replying in writing to the Commission's preliminary findings.”
16. De kantonrechter ziet in de stellingen van partijen en het bovenstaande aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over deze vermeende inbreuk op de DMA door Meta. Deze bevindingen van de Europese Commissie liggen in lijn met de stellingen van [naam ] . Meta heeft bij de Europese Commissie de gelegenheid gekregen om dit vermoeden te weerleggen. Bovendien heeft zij in dit geding nog niet kunnen reageren op deze voorlopige bevindingen van de Europese Commissie en had zij bij de mondelinge behandeling ook verzocht om te kunnen reageren op de stellingen inzake de DMA. Meta wordt ook verzocht daarbij het onderzoekdossier van de Commissie en de daarbij behorende documenten in het geding te brengen.
16. [naam ] krijgt vervolgens de gelegenheid bij akte een reactie hierop in te dienen.
16. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
In het incident tot onbevoegdheid
wijst het verzoek van Meta af;
veroordeelt Meta in de kosten van het incident, aan de zijde van [naam ] begroot op
€ 250,00;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
stelt Meta in de gelegenheid uiterlijk 1 november 2024 een akte te nemen als hiervoor overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.