9.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks mishandelingen waarbij bij één zelfs kans bestond op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft zonder na te denken bij meerdere leerlingen tegen hun wil in een nekklem aangebracht waardoor zij voor 15 tot 20 seconden buiten bewustzijn raakten. Naast de gevolgen voor de slachtoffers veroorzaken dit soort feiten ook sterke gevoelens van onveiligheid in hun directe omgeving. Dat blijkt ook uit de verklaringen van de ouders van de slachtoffers die in het dossier zitten; ook zij zijn ernstig geschrokken en hebben zich zorgen gemaakt over de veiligheid en gezondheid van hun kinderen. Voor verdachte heeft dit ook gevolgen gehad, nu hij na deze daden niet langer meer welkom was op zijn toenmalige school.
Ook heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld, waarbij hij en zijn mededaders op de openbare weg fysiek geweld hebben gebruikt tegen een persoon. Er is sprake geweest van een groep jongens die zonder reden een persoon hebben mishandeld, die juist een ander te hulp was geschoten. Het slachtoffer heeft daar ook letsel aan overgehouden blijkt uit de foto’s in het dossier. Door mee te werken aan dit zinloze geweld heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de psychische gesteldheid van het slachtoffer. Bovendien versterken dit soort feiten gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een scooter. Hij heeft op die manier meegewerkt aan de instandhouding van gepleegde criminaliteit.
De rechtbank rekent verdachte al het voorgaande ernstig aan.
De rechtbank houdt rekening met de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 november 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld in verband met een geweldsdelict.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 oktober 2000 bepaald dat als uitgangspunt voor gevallen waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, zodat strafvermindering op zijn plaats is.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- de rapportage Pro Justitia van 20 juni 2023, opgemaakt door C.C. Mies, psycholoog;
- het rapport van de Raad, opgemaakt op 16 januari 2024.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Bij verdachte is sprake van een licht bedreigde sociaal-emotionele ontwikkeling in de zin van een andere disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde feiten in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt beneden gemiddeld ingeschat. De psycholoog adviseert aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. Naast goede ondersteuning en individuele aandacht voor het continueren van de schoolcarrière van verdachte is het tevens van belang om hem te stimuleren en ondersteunen in het vinden van een adequate dagbesteding in de vorm van sport en/of werk. Daarnaast kan, indien dit nog passend en noodzakelijk lijkt, vanuit Levvel behandelcontact worden geboden waarbij meer wordt ingegaan op het verder versterken van de impulscontrole.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het ingediende advies, inhoudende dat aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie zou moeten worden opgelegd met daaraan verbonden voorwaarden, alsmede dat aan verdachte een werkstraf dient te worden opgelegd.
De deskundige vanuit
JBRAheeft zich aangesloten bij het advies van de Raad. De deskundige heeft ter zitting toegelicht dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het is belangrijk dat binnenkort een plek voor hem wordt gevonden op een school met regulier onderwijs. Het zoeken van die nieuwe school verloopt stroef wat lastig is voor verdachte. De deskundige hoopt dat het samen met School2Care spoedig lukt een nieuwe school te vinden.
De deskundige vanuit
School2Careheeft ter zitting naar voren gebracht dat verdachte na een moeizame start een goede ontwikkeling heeft laten zien. Het is pijnlijk dat verdachte tot op heden nog niet is aangenomen op een school met regulier onderwijs. Desondanks is verdachte positief aanwezig bij School2Care. Verdachte hoort thuis op het regulier onderwijs en de deskundige hoopt op korte termijn dat te kunnen realiseren.
De vader van verdachteheeft ter zitting naar voren gebracht dat het lastig is een nieuwe school te vinden. De vader hoopt dat zijn zoon niet meer naar de rechtbank hoeft te komen en dat hij genoeg mensen om zich heen heeft die hem kunnen helpen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten in beginsel aanleiding geven tot het opleggen van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet echter geen aanleiding verdachte nu alsnog in een JJI te plaatsen gelet op de gegeven adviezen van de deskundigen, het tijdsverloop en het feit dat hij zich gedurende een lange tijd heeft gehouden aan de geldende kaders. Een langere detentie zal in dit geval niet in positieve zin bijdragen aan de ontwikkeling van verdachte. Dat is ook niet in het belang van de maatschappij. Ook houdt de rechtbank rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gezien de ernst van het feit ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van de op te leggen straf, na aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank acht gelet op de gegeven adviezen, de geadviseerde bijzondere voorwaarden van groot belang ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Gebleken is immers dat verdachte veel baat heeft bij strakke kaders en structuur. De rechtbank zal naast de geadviseerde voorwaarden door de Raad ook het door de officier van justitie gevorderde contactverbod en gebiedsverbod opnemen.
Met betrekking tot de op te leggen voorwaarden overweegt de rechtbank nog als volgt. Een van de voorwaarden is dat verdachte dient mee te werken aan scholing. Naar het oordeel van de rechtbank is dit ook van groot belang, nu onderwijs recidive beperkend werkt en dit dus gunstig is voor zowel verdachte als de maatschappij. Verdachte heeft de afgelopen maanden laten zien dat hij zich goed gedraagt bij School2Care en dat hij ruimschoots toe is aan een overstap naar regulier Havo onderwijs. Gebleken is echter dat hij bij twaalf scholen is aangemeld maar dat tot op heden geen enkele school in de regio Amsterdam hem heeft willen aannemen. De rechtbank vindt dit zorgelijk, zeker nu duidelijk is dat het volgen van onderwijs verdachte juist zal helpen om op het rechte pad te blijven.
Tot slot acht de rechtbank het gelet op de ernst van de feiten van belang dat verdachte naast de tijd die hij heeft vastgezeten een consequentie ervaart van zijn handelen en zal daarom ook een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 80 uren aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 7 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.174966.22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 10 januari 2023 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren met bevel dat een gedeelte van deze straf, groot
30 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 28 november 2023 per post aan verdachte is toegezonden.
De officier van justitieheeft ter zitting afwijzing van de tenuitvoerlegging gevorderd, zodat de geldende bijzondere voorwaarden blijven doorlopen.
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Nu veroordeelde nieuwe strafbare feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank in beginsel de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke werkstraf. De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, zodat de bijzondere voorwaarden die in de zaak met parketnummer 13.174966.22 zijn opgelegd blijven voortduren, omdat de maatschappij belang heeft bij het voortduren van die voorwaarden.