ECLI:NL:RBAMS:2024:5790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
AMS 24/748
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de motivering van de uitspraak op bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2024 wordt de naheffingsaanslag parkeerbelasting van eiser beoordeeld. Eiser, woonachtig in Rotterdam, had op 28 november 2023 zijn auto geparkeerd in Amsterdam, maar had geen parkeerbelasting betaald. De heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag na het indienen van bezwaar door eiser. Tijdens de zitting op 5 september 2024 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van de heffingsambtenaar was wel aanwezig.

De rechtbank constateert dat eiser zijn auto had geparkeerd in een betaald parkeergebied en dat hij geen parkeerbelasting had betaald op het moment van controle. Eiser voerde aan dat hij niet had gezien dat de aanmelding via de parkeerapp was mislukt, maar de rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om te controleren of de parkeeractie was gestart. De rechtbank stelt vast dat parkeerbelasting verschuldigd is bij aanvang van het parkeren, en dat eiser deze niet achteraf kan betalen.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Eiser stelde dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was, maar de rechtbank concludeert dat het gebrek in de motivering van de uitspraak op bezwaar kan worden gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser alsnog de gewenste uitleg heeft gekregen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar moet wel het griffierecht vergoeden, omdat eiser moest procederen om een gemotiveerde toelichting te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Rotterdam, eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van 1 december 2023.
Met de uitspraak op het bezwaar van 14 december 2023 (de bestreden uitspraak) is de heffingsambtenaar bij dat besluit gebleven. Eiser heeft daar beroep tegen ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 28 november 2023 heeft eiser zijn auto geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de [adres] in Amsterdam. Om 19:30 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat te weinig parkeerbelasting is betaald. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiser geparkeerd stond in een gebied waarin betaald parkeren geldt. Partijen zijn het er ook over eens dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald voor het parkeren op het moment van de controle.
Heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
3. Eiser voert aan dat hij niet had gezien dat de aanmelding via de parkeerapp was misgegaan. Zijn aandacht ging namelijk uit naar zijn gast waarmee hij had afgesproken en er was sprake van een gebrekkige internetverbinding. Eerder die dag heeft hij wel steeds parkeerbelasting betaald. Het was dan ook niet zijn bedoeling om geen parkeerbelasting te betalen. Eiser heeft aangeboden de niet betaalde parkeerbelasting alsnog te betalen.
4. Deze beroepsgrond slaagt niet. Aangezien eiser er zelf voor heeft gekozen om de parkeerbelasting te voldoen door middel van betaling via een parkeerapp, lag het op zijn weg om te controleren of de parkeeractie werd gestart.
Parkeerbelasting is een objectieve belasting en geen boete. Dat betekent dat opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Het enkele feit dat eiser niet heeft betaald, is voldoende voor het opleggen van de naheffingsaanslag. Dat hij eerder die dag wel parkeerbelasting heeft betaald, maakt dit niet anders. Met de omstandigheid dat eiser niet door had dat de aanmelding via de parkeerapp niet was gelukt kan ook geen rekening worden gehouden. Dit is een vergissing die voor rekening en risico komt van eiser. Hetzelfde geldt ten aanzien van een gebrekkige internetverbinding.
In geval van een noodsituatie of een spoedeisende situatie waardoor eiser absoluut, feitelijk en fysiek, verhinderd is om parkeerbelasting te betalen (overmacht) kan wel sprake zijn van het vervallen van de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
5. De rechtbank stelt vast dat parkeerbelasting verschuldigd is bij aanvang van het parkeren. Dit volgt uit artikel 4 van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2023 en uit artikel 234, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet. Dat betekent dat eiser de parkeerbelasting dus niet achteraf kan betalen.
Tussenconclusie
6. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd?
7. Eiser stelt dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank overweegt hierover het volgende. In de uitspraak op bezwaar volstaat de heffingsambtenaar met de mededeling dat uit het parkeersysteem en uit de documenten die eiser meestuurde blijkt dat hij niet meer was aangemeld op het moment van de constatering. De heffingsambtenaar heeft echter niet concreet op de bezwaargronden van eiser gereageerd. De uitspraak op bezwaar is dus niet goed gemotiveerd. Dat is een gebrek.
8. Zoals onder 6 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Eiser heeft verder van de heffingsambtenaar in het verweerschrift alsnog de gewenste uitleg van de uitspraak op bezwaar gekregen. De rechtbank passeert daarom het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De heffingsambtenaar moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser moest namelijk beroep instellen om alsnog een gemotiveerde toelichting op zijn bezwaar te krijgen. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2024 door mr. L. Sanders, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.L. Adam, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.