ECLI:NL:RBAMS:2024:5790
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de motivering van de uitspraak op bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2024 wordt de naheffingsaanslag parkeerbelasting van eiser beoordeeld. Eiser, woonachtig in Rotterdam, had op 28 november 2023 zijn auto geparkeerd in Amsterdam, maar had geen parkeerbelasting betaald. De heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag na het indienen van bezwaar door eiser. Tijdens de zitting op 5 september 2024 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van de heffingsambtenaar was wel aanwezig.
De rechtbank constateert dat eiser zijn auto had geparkeerd in een betaald parkeergebied en dat hij geen parkeerbelasting had betaald op het moment van controle. Eiser voerde aan dat hij niet had gezien dat de aanmelding via de parkeerapp was mislukt, maar de rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om te controleren of de parkeeractie was gestart. De rechtbank stelt vast dat parkeerbelasting verschuldigd is bij aanvang van het parkeren, en dat eiser deze niet achteraf kan betalen.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Eiser stelde dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was, maar de rechtbank concludeert dat het gebrek in de motivering van de uitspraak op bezwaar kan worden gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser alsnog de gewenste uitleg heeft gekregen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, maar de heffingsambtenaar moet wel het griffierecht vergoeden, omdat eiser moest procederen om een gemotiveerde toelichting te krijgen.