ECLI:NL:RBAMS:2024:5786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
13-064296-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van aanwezig hebben en verwerken van hard- en softdrugs in woning

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en verwerken van hard- en softdrugs in zijn woning. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van honderdtwintig dagen, waarvan honderdtien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van honderdtachtig uren. De verdachte is in de periode van 1 november 2023 tot en met 23 februari 2024 beschuldigd van het medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van verschillende soorten drugs, waaronder MDMA, amfetamine, methylfenidaat, 2CB, mefedron en oxycodon. Tijdens de zitting op 3 september 2024 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, en de verdediging heeft betoogd dat de verdachte slechts betrokken was bij het verwerken van drugs en niet bij andere handelingen zoals bereiden of verkopen. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie voor behandeling en zijn werk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/064296-24
Datum uitspraak: 17 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 13/064408-24).

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 3 september 2024 – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van MDMA, amfetamine, methylfenidaat, 2CB, mefedron en oxycodon in de periode van 1 november 2023 tot en met 23 februari 2024;
feit 2:het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 182 gram en 1214 tabletten MDMA, 76 tabletten 2CB, 70 gram mefedron en 944 tabletten oxycodon op 23 februari 2024;
feit 3:het medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van hasjiesj en hennep in de periode van 1 november 2023 tot en met 23 februari 2024;
feit 4:het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 2,459 kilogram hasjiesj en 745 gram hennep op 23 februari 2024.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder feit 1 en 3 genoemde handelingen met hard- en softdrugs heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte enkel drugs heeft verwerkt. Voor de overige handelingen – bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, vervoeren en verstrekken – heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte hiervan vrij te spreken. Wat betreft de soorten drugs heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte enkel MDMA, methylfenidaat, 2CB, amfetamine, hasjiesj en wiet heeft verwerkt. Voor wat betreft de overige middelen – mefedron en oxycodon – heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte vrij te spreken. Ten aanzien van de periode heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte vóór 7 februari 2024 verdovende middelen heeft verwerkt, zodat verdachte voor wat betreft de periode vóór 7 februari 2024 partieel moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 4 genoemde aanwezig hebben van softdrugs heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de 2,459 kilogram hasjiesj. Er is geen proces-verbaal van herkenning dan wel omschrijving aangetroffen in het dossier waaruit blijkt dat het daadwerkelijk hasjiesj betreft.
Voor het overige heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 2 en feit 4 – bewezenverklaring aanwezig hebben hard- en softdrugs
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van hard- en softdrugs zoals onder feiten 2 en 4 ten laste is gelegd en overweegt het volgende.
De bij verdachte in zijn woning aangetroffen verdovende middelen zijn getest en blijken een hoeveelheid van 182 gram en 1214 tabletten MDMA, 76 tabletten 2CB, 70 gram mefedron en 944 tabletten oxycodon te bevatten. De rechtbank acht daarom ten aanzien van feit 2 het bezit van deze verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen.
Uit het proces-verbaal van herkenning blijkt dat 702,5 gram van de aangetroffen verdovende middelen hennep bevat. De rechtbank acht daarom ten aanzien van feit 4 het bezit van dit verdovende middel in deze hoeveelheid wettig en overtuigend bewezen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken voor zover de beschuldiging ziet op de 2,459 kilogram hasjiesj, omdat niet uit het dossier is gebleken dat en op grond waarvan is geconstateerd dat deze aangetroffen hoeveelheid daadwerkelijk hasjiesj betreft.
Ten aanzien van feit 1, feit 3 – bewezenverklaring verwerken hard- en softdrugs
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verwerken van hard- en softdrugs en overweegt het volgende.
Naar aanleiding van het aantreffen van de verdovende middelen op 23 februari 2024 is er onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen telefoon van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte Whatsapp-gesprekken heeft gevoerd met een persoon met de gebruikersnaam
‘ [gebruikersnaam] ’. Deze gesprekken gaan onder andere over het voorsnijden en klaarmaken van verdovende middelen. Verdachte heeft hier op zitting over verklaard dat hij de verdovende middelen in stukjes sneed, woog en in zakjes klaar legde. Omdat uit het procesdossier niet is gebleken dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de andere handelingen zoals ten laste gelegd, vindt de rechtbank, met de verdediging, bewezen dat verdachte de middelen enkel heeft verwerkt, en spreekt de rechtbank verdachte voor de overige ten laste gelegde handelingen vrij.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon blijkt dat het eerste Whatsapp-gesprek over het verwerken van verdovende middelen dateert van 7 februari 2024. Niet is gebleken dat het medeplegen van het verwerken van verdovende middelen zich vóór deze datum heeft voorgedaan. De rechtbank spreekt verdachte daarom gedeeltelijk vrij van het medeplegen van het verwerken in de periode vóór 7 februari 2024.
Ten aanzien van de soorten ten laste gelegde verdovende middelen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte MDMA, amfetamine, methylfenidaat, 2CB en hennep heeft verwerkt, gelet op de inhoud van de Whatsapp-gesprekken en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. De rechtbank spreekt verdachte vrij voor zover de beschuldiging ziet op het verwerken van mefedron, oxycodon en hasjiesj, omdat hiervoor bewijs ontbreekt.
Ten aanzien van het medeplegen van feit 1 tot en met 4
De rechtbank acht ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de Whatsapp-gesprekken blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [persoon 1] . Verdachte heeft zijn woning aan [persoon 1] beschikbaar gesteld als opslagplaats voor drugs en verdachte heeft op zijn beurt drugs klaar gelegd in samenspraak met [persoon 1] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 7 februari 2024 tot en met 23 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk heeft verwerkt;
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat en,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2CB,
zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 23 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 182 gram en 1214 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en,
- 76 tabletten van een materiaal bevattende 2CB en,
- 70 gram van een materiaal bevattende mefedron en,
- 944 tabletten van een materiaal bevattende oxycodon,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
in de periode van 7 februari 2024 tot en met 23 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verwerkt;
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
op 23 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 702,5 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderdveertig uren met aftrek van de omgerekende tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om hier – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden aan te verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de straf die de officier van justitie heeft gevorderd te matigen, gelet op het standpunt van de verdediging dat verdachte voor een aantal onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. De raadsvrouw heeft daarom verzocht om bij de oplegging van een gevangenisstraf het onvoorwaardelijke deel gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en om het resterende deel in voorwaardelijke zin op te leggen. Indien de rechtbank daarnaast een taakstraf wil opleggen, heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten dat hij een fulltime baan heeft, behandeling krijgt en een zoontje heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de bijzondere omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van aanwezig hebben en verwerken van hard- en softdrugs in zijn woning. Verdachte heeft tegen betaling zijn woning beschikbaar gesteld voor de opslag van drugs. Dat heeft overlast veroorzaakt bij de buren. Verdachte heeft ook drugs verwerkt, zodat deze gebruikt konden worden voor de handel. De handel in verdovende middelen is onder meer strafbaar gesteld om de volksgezondheid te beschermen. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs schadelijk zijn voor gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat drugshandel vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder liquidaties, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en enkel aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 augustus 2024 en heeft gezien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een drugs-gerelateerd feit. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Inforsa van 4 juni 2024. Hieruit blijkt – kort samengevat – dat verdachte zich gemotiveerd toont om mee te werken aan begeleiding en behandeling. De baan van verdachte wordt gezien als een beschermende factor. De reclassering acht het van belang om naast ambulante behandeling een gedragsinterventie zoals de Leefstijltraining als bijzondere voorwaarde op te nemen, met als doel om verdachte te motiveren om andere keuzes te maken aangaande middelengebruik en delictgedrag.
De meewerkende proceshouding van verdachte en de door verdachte gegeven openheid ter zitting strookt met de bij de rechtbank bekende informatie vanuit de reclassering. De rechtbank ziet ook dat verdachte zich niet meer bezig wil houden met strafbare feiten en dat hij gemotiveerd is om zijn (soft-)drugsgebruik onder controle te krijgen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor de bewezenverklaarde feiten zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. In de persoon van verdachte zoals hiervoor is weergegeven, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte een kans te geven om te laten zien dat hij zijn leven een positieve wending kan geven. Om die reden zal de rechtbank het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf gelijk laten zijn aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf opleggen. Dit is enerzijds bedoeld om recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds als een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank als passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van honderdtwintig dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan honderdtien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van honderdtachtig uren. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op het verplicht innemen van medicijnen. Er is niet uitgelegd dat hiertoe aanleiding bestaat.

8.Beslag

Onder verdachte zijn op 23 februari 2024 de volgende goederen in beslag genomen:
- € 1.180,- (IBG: 23-02-2024)
Goednummer 6466941
- € 520,10 (IBG: 23-02-2024)
Goednummer 6466981
- 1 STK Geldkist
Goednummer 6476075
- 1 STK Geldkist (Sticker XNX)
Goednummer 6476117
- 1 STK Geldkist (Sticker K)
Goednummer 6476123
- 1 STK Geldkist (Sticker 2CH)
Goednummer 6476128
- 1 STK Geldkist (Sticker M)
Goednummer 6476140
- 1 STK Geldkist (Sticker C en S/P)
Goednummer 6476141
- 1 STK Geldkist (Sticker X)
Goednummer 6476183
- 1 STK Geldkist (Sticker designers)
Goednummer 6476184
- 1 STK Geldkist (Sticker PILLEN 2/2)
Goednummer 6476192
- 1 STK Geldkist (Sticker PILLEN 1/2)
Goednummer 6476197
- 1 STK Geldkist (Sticker X 2/2)
Goednummer 6476198
- 1114 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476078
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476121
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476125
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476126
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476142
- 30 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476177
- 25 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476181
- 53 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476195
- 224 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476201
- 75 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6466805
- 1 STK Telefoontoestel (merk: Oppo, kleur: zwart)
Goednummer 6466798
- 2 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468386
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468390
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468395
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468409
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468421
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468424
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468426
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468448
- 326 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476131
- 40 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476188
- 830 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476193
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en dat de overige inbeslaggenomen goederen – telefoon, geldbedragen en geldkisten – verbeurd dienen te worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoon terug dient te worden gegeven aan verdachte. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze niet van verdachte zijn.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen telefoon dient verbeurd te worden verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde is begaan. Met deze telefoon heeft verdachte namelijk Whatsapp-gesprekken gevoerd met ‘ [gebruikersnaam] ’ over het klaarmaken van de bestellingen en dus het verwerken van de verdovende middelen.
De inbeslaggenomen geldbedragen dienen verbeurd te worden verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien aannemelijk is dat deze geheel of grotendeels uit de baten van het bewezenverklaarde zijn verkregen.
De inbeslaggenomen geldkisten dienen eveneens verbeurd te worden verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan.
9.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10, 11 Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
110 (honderdtien) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde blijft zich melden bij Reclassering Inforsa op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie middelengebruik
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7 of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch Ambulant Zorgteam (FAZ) van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra dit bij het FAZ mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- 1114 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476078
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476121
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476125
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476126
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476142
- 30 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476177
- 25 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476181
- 53 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476195
- 224 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476201
- 75 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6466805
- 2 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468386
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468390
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468395
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468409
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468421
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468424
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468426
- 1 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6468448
- 326 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476131
- 40 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476188
- 830 STK Verdovende Middelen
Goednummer 6476193
Verklaart
verbeurd:
- 1 STK Telefoontoestel (merk: Oppo, kleur: zwart)
Goednummer 6466798
- € 1.180,- (IBG: 23-02-2024)
Goednummer 6466941
- € 520,10 (IBG: 23-02-2024)
Goednummer 6466981
- 1 STK Geldkist
Goednummer 6476075
- 1 STK Geldkist (Sticker XNX)
Goednummer 6476117
- 1 STK Geldkist (Sticker K)
Goednummer 6476123
- 1 STK Geldkist (Sticker 2CH)
Goednummer 6476128
- 1 STK Geldkist (Sticker M)
Goednummer 6476140
- 1 STK Geldkist (Sticker C en S/P)
Goednummer 6476141
- 1 STK Geldkist (Sticker X)
Goednummer 6476183
- 1 STK Geldkist (Sticker designers)
Goednummer 6476184
- 1 STK Geldkist (Sticker PILLEN 2/2)
Goednummer 6476192
- 1 STK Geldkist (Sticker PILLEN 1/2)
Goednummer 6476197
- 1 STK Geldkist (Sticker X 2/2)
Goednummer 6476198
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2024.
[…]

1.[…][…]

.