ECLI:NL:RBAMS:2024:5776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
13/182556-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige en verzoek tot filmen van ontuchtige handeling

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarig meisje van 14 jaar. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer, en heeft het slachtoffer verzocht om een ontuchtige handeling bij zichzelf te verrichten en dit te filmen. De feiten vonden plaats tussen 1 april 2023 en 31 mei 2023. De verdachte heeft de feiten bekend en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat de gepleegde feiten een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zedenfeit en de reclasseringsadviezen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/182556-23
Datum uitspraak: 13 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 mei 2023 te Amsterdam op verschillende momenten alleen en samen met anderen ontucht door seksueel binnendringen heeft gepleegd met [persoon 1] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Daarnaast is onder feit 2 tenlastegelegd dat verdachte op 21 mei 2023 aan diezelfde [persoon 1] heeft verzocht een ontuchtige handeling bij zichzelf te verrichten. Subsidiair is dit feit als verleiding van een minderjarige tot ontucht tenlastegelegd.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3. Waardering van het bewijs
3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (bewijs)verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden, gelet op de aangifte van [persoon 2] , de getuigenverklaring van [persoon 1] , het proces-verbaal van bevindingen van het uitlezen van de telefoon van [persoon 1] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 mei 2023 te Amsterdam, op verschillende tijdstippen, met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, tezamen en in verenging met anderen en alleen, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon 1] , te weten doordat
  • verdachte en de medeverdachten hun penis oraal in hebben gebracht bij [persoon 1] ; en
  • verdachte zijn penis vaginaal en anaal in heeft gebracht bij die [persoon 1] .
ten aanzien van feit 2 primair
op 21 mei 2023 te Amsterdam met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten:
- het anaal inbrengen van een deodorantfles,
waarbij hij, verdachte, die [persoon 1] verzoekt, de hierboven genoemde ontuchtige handeling bij zichzelf te verrichten en hiervan een filmpje te maken.

5.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
- De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 30 augustus 2024;
- Een proces-verbaal van aangifte van [persoon 2] van 20 juni 2023 met nummer PL1300-2023123844-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , pagina’s 004 t/m 008;
- Een proces-verbaal van verhoor getuige van [persoon 1] van 20 juni 2023 met nummer PL1300-2023123844-5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] , pagina’s 009 t/m 020;
- Een proces-verbaal van uitlezen telefoon van 28 juli 2023 met nummer PL1300-2023123844, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] , pagina’s 025 t/m 041.

6.De strafbaarheid van het feit en verdachte

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht naast een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 240 uren aan verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, de aan hem aangeboden hulp heeft aanvaard en zijn behandeling bij De Waag overwegend positief heeft afgesloten. Er zijn geen strafverzwarende omstandigheden van toepassing, mede gelet op het feit dat de seks vrijwillig was en de eerdere zedenveroordeling van lang geleden is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen en alleen schuldig gemaakt aan ontucht met een meisje van 14 jaar. Verdachte is, toen hij alleen met haar was, bij het slachtoffer op verschillende manieren seksueel binnengedrongen. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer ertoe bewogen om een filmpje van zichzelf te maken waarop zij op een seksuele wijze anaal een deodorantfles bij zichzelf naar binnen bracht. Hij heeft twee vrienden van hem bij haar thuis uitgenodigd, waarop het slachtoffer hen oraal heeft bevredigd.
Verdachte heeft het slachtoffer via sociale media leren kennen, waarbij zij een gesprek zouden hebben gehad over elkaars leeftijd. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte zei dat hij 18 jaar oud was, terwijl hij toen 26 jaar oud was. Hoewel verdachte zegt geen herinnering meer aan dit gesprek te hebben, gaat de rechtbank er vanuit dat hij wist dat hij te maken had met een jong meisje. Hij was er immers van op de hoogte dat het slachtoffer thuis woonde, straf van haar ouders kreeg als ze niet naar hen luisterde en beperkt was in haar schermtijd. Bovendien heeft verdachte tegen het slachtoffer gezegd dat zij tegen zijn vrienden – met wie zij later seksuele handelingen verrichtte - moest zeggen dat ze 19 jaar oud was. Dat verdachte zich jonger voordeed en wist dat er in werkelijkheid sprake was van een flink leeftijdsverschil wijst er voor de rechtbank op dat verdachte van het leeftijdsverschil en het daaruit voortvloeiende machtsverschil misbruik heeft gemaakt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de relatie met het slachtoffer enkel van seksuele aard was. Dat blijkt ook uit zijn grove, gevoelloze, enkel op seks gerichte chats, terwijl het slachtoffer verdachte in haar chats liefkozende namen geeft, hem haar vriend noemt en zegt dat ze van hem houdt. Hieruit blijkt dat van een wederzijdse affectieve en gelijkwaardige relatie geen sprake was. Verdachte heeft misbruik gemaakt van haar jonge blik op de wereld, onder meer door haar zo te manipuleren dat zij aan zijn seksuele fantasieën heeft voldaan en door het meebrengen van twee vrienden, zodat zij seksuele handelingen bij hen kon verrichten. Verdachte heeft zich volkomen laten leiden door zijn eigen lusten en de bevrediging daarvan en door die van zijn vrienden. Hij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de impact daarvan op een 14-jarig meisje.
Naast het verschil in leeftijd, speelt het verschil in ontwikkeling op seksueel gebied ook een grote rol. Het slachtoffer is ontmaagd door verdachte en heeft op jonge leeftijd te maken gekregen met de gevolgen hiervan, gelet op de omstandigheid dat verdachte geen condoom heeft gebruikt. Daardoor heeft het slachtoffer zwangerschapssymptomen ervaren en heeft zij in onzekerheid moeten verkeren. Dat terwijl verdachte in zijn chats met het slachtoffer lichtvaardig spreekt over het gebruik van de morning after pil en het verrichten van abortus, als zij op enig moment zwanger zou raken.
Met het plegen van voornoemde feiten heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de normale (seksuele) ontwikkeling van het jonge slachtoffer. In dat verband overweegt de rechtbank dat buiten kijf staat dat (jonge) slachtoffers van seksueel misbruik nog geruime tijd kunnen worden geconfronteerd met de gevolgen, ook als zij, zoals dit slachtoffer, deze seksuele handelingen naar hun idee vrijwillig hebben verricht. Ook op latere leeftijd kunnen slachtoffers nog ernstige, psychische last krijgen van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank rekent verdachte voornoemde feiten zwaar aan.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte in 2015 als minderjarige is veroordeeld voor een zedenfeit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het consult rechtspleging bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (‘NIFP’) van 12 oktober 2023. Het NIFP heeft geconcludeerd dat bij verdachte geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van psychopathologie (geestelijk lijden – abnormaal gedrag), waaronder hyperseksualiteit (overmatig seksueel verlangen), of een parafilie (afwijkende seksuele interesse) dan wel preoccupatie (sterke eenzijdige belangstelling) met jonge kinderen. Gezien de afwezigheid van psychiatrische problematiek wordt een Pro Justitia onderzoek niet geadviseerd.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 24 april 2024 en 12 augustus 2024, opgesteld door [persoon 3], reclasseringswerker. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte sprake was van overmatig middelengebruik en onverwerkt verlies vanwege het overlijden van verdachtes oma. Gelet op het tijdsverloop tussen de veroordeling uit 2015 en de huidige verdenking is volgens de reclassering geen sprake van een delictpatroon. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-matig. In de normgroep van plegers waartoe verdachte behoort pleegt 3,6% een seksueel delict binnen een periode van één jaar en 6,6% binnen een periode van vijf jaar. Na de veroordeling in 2015 is verdachte gestart met een behandeltraject. Het toenmalige toezicht is echter wegens onvoldoende inzet van verdachte voortijdig gestopt. De reclassering heeft mede daarom geadviseerd dat verdachte tijdens de schorsing van het voorarrest in deze zaak een ambulant forensisch behandeltraject gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag doorloopt. Die behandeling bij de Waag heeft verdachte afgerond. De kans op recidive is echter gelijk gebleven, onder meer omdat verdachte andere mogelijke risicofactoren dan het overlijden van zijn oma en zijn middelenproblematiek niet (h)erkent waardoor de gezamenlijke opgestelde behandeldoelen niet verder uitgediept konden worden. Ook is in de gesprekken weinig emotionele diepgang mogelijk. Hierbij lijkt geen sprake te zijn van onwil, maar eerder van onvermogen. Zolang verdachte geen hulpvraag heeft, wordt een her-aanmelding bij de Waag niet zinvol geacht. Zijn leven is op dit moment stabiel en er zijn geen zorgelijke signalen op het gebied van impulsregulatie. De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.3.3.
De straffen
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige zedenfeiten. Bij het bepalen van de op te leggen straffen beoogt de rechtbank recht te doen aan de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, rekening houdend met wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte mee dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat hij spijt heeft betuigd. Verdachte heeft zijn behandeling bij de Waag afgerond en heeft inzicht getoond in de verwerpelijkheid van zijn handelen. Op de zitting heeft hij een aantal keer gezegd dat hij zich diep schaamt voor wat hij heeft gedaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal geen bijzondere voorwaarden opleggen. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren (subsidiair 120 dagen hechtenis) op.
Voorlopige hechtenis
Omdat er op dit moment geen concreet gevaar voor herhaling is, is er geen grond meer om de (geschorste) voorlopige hechtenis te laten voortduren. De rechtbank zal daarom het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 primair heeft begaan, zoals onder rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren,met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. C. Huizing - Bruil en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2024.
[...]