Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Beoordeling
2.Beslissing
[overgeleverde persoon]voor het feit zoals vermeld in het verzoek.
Rechtbank Amsterdam
Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend op 25 juni 2024 en betreft een overgeleverde persoon, geboren in Duitsland in 1993, die momenteel gedetineerd is. Het verzoek is gedaan door het Amtsgericht Würzburg en betreft feiten die eerder zijn behandeld in een afwijzing van een vergelijkbaar verzoek op 6 maart 2024. In dat eerdere verzoek ontbrak een nationaal aanhoudingsbevel, maar in het huidige verzoek is dit aanhoudingsbevel van 21 maart 2024 wel bijgevoegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren te uiten met betrekking tot het verzoek. Dit blijkt uit een brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit waarin wordt vermeld dat de overgeleverde persoon in januari 2024 is geraadpleegd over de uitbreiding van de uitleveringsprocedure, maar niet heeft gereageerd. De rechtbank concludeert dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn standpunt kenbaar te maken en heeft daarom besloten het verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging toe te wijzen.
De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. M.E.M. James-Pater, samen met mrs. M.C. Danel en A. Pahladsingh, in aanwezigheid van griffier L.E. Poel. De rechtbank verleent toestemming voor de uitbreiding van de vervolging op basis van artikel 14 van de Overleveringswet.