ECLI:NL:RBAMS:2024:5750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/13/751881 / FA RK 24-3761
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlands vonnis inzake hoogtechnologisch draagmoederschap in de Verenigde Staten

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de erkenning van een buitenlands vonnis. Verzoekers, een man en een vrouw, hebben een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject doorlopen in de Verenigde Staten, waarbij zij juridische ouders zijn geworden van twee kinderen die via een draagmoeder zijn geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse beslissing van 26 januari 2024, waarin de familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld, in Nederland van rechtswege erkend kan worden. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen en de draagmoeder in acht genomen en geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor erkenning op basis van de Nederlandse openbare orde. De verzoekers zijn beiden belast met het ouderlijk gezag over de kinderen en de rechtbank heeft hen ook gezamenlijk belast met de voogdij totdat de uitspraak onherroepelijk is. De beschikking is mondeling gegeven door de rechter en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/751881 / FA RK 24-3761 ( JK MW)
Beschikking van 23 juli 2024 inzake het verzoek tot erkenning van buitenlands vonnis
in de zaak van:
[de man] ,
hierna mede te noemen: de man,
en
[de vrouw] ,
hierna mede te noemen: de vrouw,
zijn de verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.H. van der Tol.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het op 5 juni 2024 ingekomen verzoek, voorzien van producties;
  • het F-9 formulier van verzoekers van 14 juni 2024, voorzien van een aanvullende productie.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 23 juli 2024. Verschenen zijn: verzoekers en hun advocaat.
1.3.
De rechter heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers hebben tien jaar een relatie met elkaar en wonen sinds 2016 met elkaar samen.
2.2.
Verzoekers hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Uit hun relatie is via de natuurlijke weg geboren:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2016.
2.4.
De vrouw is na de geboorte van [minderjarige 1] nog een aantal maal in verwachting geraakt. Tweemaal is de zwangerschap geëindigd in miskramen, tweemaal in vroeggeboorten. Verzoekers zijn omdat de kans heel erg klein was dat de vrouw nogmaals een zwangerschap zou kunnen voldragen, een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject gestart in de Verenigde Staten. Zij hebben een draagmoederschapsovereenkomst gesloten met [draagmoeder] . De draagmoeder is gehuwd met [draagvader] . De draagmoeder en haar echtgenoot zijn Amerikaans staatsburger.
2.5.
De draagmoeder is na een ivf-behandeling bij het “fertility center” in San Diego, in verwachting geraakt. Er zijn daarbij twee embryo’s bij de draagmoeder geplaatst, waarbij gebruik is gemaakt van eicellen van de vrouw en semen van de man.
2.6.
Op 26 januari 2024 heeft de “Superior Court of the State of Californië, County of San Diego”, Verenigde Staten van Amerika, beslist dat verzoekers – na de geboorten van de (toen nog ongeboren) kinderen – hun juridische ouders zullen zijn.
2.7.
Op 14 februari 2024 heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzoekers toestemming verleend om de toen nog ongeboren kinderen, direct na de geboorte op te nemen in hun gezin.
2.8.
Op [geboortedatum 2] 2024 zijn uit de draagmoeder in [geboorteplaats 2] , Verenigde Staten van Amerika, [minderjarige 2] ( hierna mede te noemen: [minderjarige 2] ) en [minderjarige 3] ( hierna mede te noemen: [minderjarige 3] ) geboren.
2.9.
Verzoekers verzorgen en voeden [minderjarige 2] en [minderjarige 3] sinds hun geboorten op. Sinds 23 mei 2024 staan zij op het adres van verzoekers in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] staan aldaar opgenomen met de Amerikaanse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken:
I. hen te belasten met de voogdij over hun kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] totdat de uitspraak is kracht van gewijsde is gegaan;
II. voor recht te verklaren dat op grond van beslissing van “ De Superior court of
the State of California, County of San Diego”, Verenigde Staten van Amerika, van 26 januari 2024 familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en hun kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , zijn vastgesteld en van rechtswege in Nederland kunnen worden erkend en dat verzoekers met het gezag over hun kinderen zijn belast;
III. een aantekening in het gezagsregister te gelasten waaruit blijkt dat beide verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
IV. (subsidiair) de adoptie door verzoekers van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] uit te spreken.
3.2.
Volgens verzoekers komt genoemde uitspraak voor erkenning in Nederland in aanmerking en is dat ook in het belang van de kinderen. Verzoekers wijzen erop dat zij in alle opzichten een zeer zorgvuldig draagmoederschapstraject hebben doorlopen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Positie van de draagmoeder
4.2.
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangemerkt. Gelet evenwel op voormelde vastgestelde feiten, waaronder de draagmoederschapsovereenkomst en de overgelegde notariële
instemmingsverklaring van de draagmoeder waaruit blijkt dat zij ermee instemt dat verzoekers ook in Nederland erkend worden als juridisch ouders van heeft de rechtbank de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerkt.
Toepasselijk recht
4.3.
Het verzoek strekt tot erkenning van een buitenlandse beslissing in Nederland, zodat op het verzoek Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat verzoekers de rechtbank verzoeken om te beoordelen of de uit de Amerikaanse uitspraak voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
4.5.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit de titel waarvan artikel 10:100 deel uitmaakt zou zijn gevolgd (lid 2).
4.6.
Uitgangspunt van de wet is dus dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en kinderen wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
4.7.
Niet is gebleken dat geen sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar ook woonachtig was, acht de rechtbank aannemelijk dat voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing.
Zorgvuldig draagmoederschapstraject
4.8.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit is van belang gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als verzoekers in kwestie. Nu verzoekers in de Amerikaanse beslissing zijn aangemerkt als ouders van de kinderen, moet hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name worden gekeken of de belangen van de kinderen en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
4.9.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen, is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
4.10.
De rechtbank is, met inachtneming van de overgelegde stukken en de toelichting van verzoekers op de zitting, van oordeel dat het door verzoekers in de VS doorlopen draagmoederschapstraject met waarborgen is omkleed die overeenkomen met de hiervoor genoemde aanbevelingen van de Staatscommissie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verzoekers hebben, omdat de kans heel erg klein was dat de vrouw nogmaals een zwangerschap zou kunnen voldragen, een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject gevolgd en bewust voor deze draagmoeder gekozen en een overeenkomst met haar gesloten. Daarbij zijn alle partijen voorgelicht over de consequenties en zijn zij begeleid. De draagmoeder en haar echtgenoot zijn bijgestaan door een eigen advocaat. Beide kinderen zijn genetisch verwant aan zowel de vrouw als de man. Verzoekers vinden het belangrijk dat de ontstaansgeschiedenis voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bekend is, zodat zij in de toekomst (als zij daar behoefte aan hebben) contact op kunnen nemen met de draagmoeder. Verzoekers hebben een goed contact met de draagmoeder en haar gezin.
4.11.
De rechtbank overweegt verder dat in de juridische procedure in de VS, conform de daar geldende wetgeving, de Amerikaanse rechter de draagmoederschapsovereenkomst heeft getoetst en dat verzoekers zijn aangemerkt als de juridische ouders van de op dat moment nog ongeboren kinderen. Op basis hiervan zijn “Certificates of Live Birth” opgemaakt waarin verzoekers als de juridische ouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn vermeld. De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van 26 januari 2024 waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Gesteld noch gebleken is dat de buitenlandse beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
4.12.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van verzoekers om voor recht te verklaren dat de uit de Amerikaanse uitspraak voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde familierechtelijke rechtsbetrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend, toe.
4.13.
Verzoekers verzoeken tevens een verklaring voor recht te geven dat zij beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben.
Toepasselijk recht
4.14.
Nu het verzoek strekt tot een verklaring voor recht dat verzoekers beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben, hetgeen voortvloeit uit de erkenning van de hiervoor genoemde Amerikaanse beslissing van 26 januari 2024, is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijk
4.15.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers in de Amerikaanse uitspraak samen zijn belast met het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , een en ander in overeenstemming met de wetgeving van de staat California, VS.
4.16.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of deze Amerikaanse beslissing ten aanzien van de gezagsbeslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
4.17.
De vraag naar de erkenning van deze Amerikaanse beslissing wordt beheerst door het commune Nederlandse internationaal privaatrecht, nu tussen Nederland en de Verenigde Staten geen verdragen van toepassing zijn die betrekking hebben op de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank merkt op dat de Verenigde Staten het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen uit 1996 (hierna: HKV 1996) wel hebben ondertekend, maar niet hebben geratificeerd.
4.18.
Als richtsnoer voor de erkenning van beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid onder de gelding van het commune internationaal privaatrecht kunnen de weigeringsgronden zoals die zijn neergelegd in art. 23 lid 2 HKV 1996 dienen. Dit betekent dat aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
1) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, moet berusten op een
bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven aanvaardbaar is;
2) in de buitenlandse procedure moeten de beginselen van behoorlijke rechtspleging in acht zijn genomen;
3) de erkenning van de beslissing, gelet op het belang van het kind, mag niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde;
4) de beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid mag niet onverenigbaar zijn met een naderhand in Nederland genomen maatregel of met een maatregel die naderhand in de staat van de gewone verblijfplaats van het kind is genomen, welke maatregel in Nederland voor erkenning in aanmerking komt.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, niet blijkt dat sprake is van omstandigheden die, gelet op de hiervoor genoemde voorwaarden, maken dat erkenning van de Amerikaanse gezagsbeslissing niet mogelijk zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse gezagsbeslissing van 26 januari 2024 in Nederland moet worden erkend en van kracht is. Gelet hierop kan voor recht worden verklaard dat verzoekers belast zijn met het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Voogdij
4.20.
Verzoekers verzoeken hen te belasten met de voogdij over hun kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , totdat de uitspraak is kracht van gewijsde is gegaan.
4.21.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn opgenomen in het gezin van verzoekers, waar zij worden verzorgd en opgevoed. De rechtbank overweegt dat het daarom in het belang van de kinderen is dat verzoekers reeds nu de volledige zeggenschap over hen hebben. Omdat ouderlijk gezag is voorbehouden aan ouders en dat pas het geval zal zijn na het onherroepelijk worden van deze uitspraak, zal de rechtbank op grond van artikel 1:299 van het BW verzoekers gezamenlijk belasten met de voogdij over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
4.22.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de beslissing van de “Superior court of the State of California, County of San Diego” (Verenigde Staten van Amerika) van 26 januari 2024, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , beiden geboren in [geboorteplaats 2] , Verenigde Staten van Amerika, op [geboortedatum 2] 2024, van rechtswege in Nederland worden erkend;
5.2.
verklaart voor recht dat [de man] en [de vrouw] voornoemd beiden het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben;
5.3.
benoemt met ingang van heden tot voogd en voogdes over voornoemde minderjarigen:
[de man] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1978 en
[de vrouw] , geboren te [geboorteplaats 4] , op [geboortedatum 4] 1985;
5.4.
verklaart deze beslissing ten aanzien van de voogdij uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
draagt de griffier op om aantekening van deze voogdijbeslissing te maken in het gezagsregister en – nadat de beschikking in kracht is gewijsde is gegaan – aantekening te maken van het gezamenlijk gezag.
Deze beschikking is mondeling gegeven door de rechter mr. J. Kloosterhuis, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.W. van der Weel, griffier, op 23 juli 2024. [1]
Deze beschikking is op 26 juli 2024 schriftelijk vastgelegd.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).