Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/312743-21, waarin het verzoek tot beëindiging van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel, opgelegd door het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2022 voor de duur van twee jaren, noodzakelijk is om het recidiverisico van de veroordeelde te verminderen en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank heeft de processtukken en het adviesrapport van de deskundige in overweging genomen, waaruit blijkt dat de veroordeelde, ondanks positief gedrag binnen de justitiële inrichting, niet openstaat voor diagnostiek en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De deskundige adviseert om de ISD-maatregel voort te zetten om te werken aan passende huisvesting en om de veroordeelde te motiveren tot medewerking aan diagnostiek. De officier van justitie heeft eveneens gepleit voor voortzetting van de maatregel, omdat beëindiging zou leiden tot onveiligheid en recidive. De verdediging heeft verzocht om beëindiging van de maatregel, maar de rechtbank oordeelt dat het recidiverisico nog steeds aanwezig is en dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de ISD-maatregel richt op de beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van recidive.