ECLI:NL:RBAMS:2024:5740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
13-1722149-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van een gaswapen en munitie met livestream op Facebook

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een gaswapen en munitie. De zaak kwam aan het licht na een anonieme melding bij de politie op 23 mei 2024, waarin werd gemeld dat de verdachte op Facebook live met een vuurwapen zwaaide en drugs toonde. De politie heeft het filmpje veiliggesteld en geanalyseerd, waaruit bleek dat de verdachte samen met een medeverdachte, die het wapen vasthield, in beeld was. Na een doorzoeking van de woning van de verdachte op 24 mei 2024 werd het gaspistool aangetroffen, dat overeenkwam met het wapen dat op de livestream te zien was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het gaspistool en dat hij feitelijke macht over het wapen had. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen, omdat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/172249-24 (Promis)
Datum uitspraak: 10 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Meppelink en van wat verdachte en zijn raadsman mr. O.F. Qane naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2024 tot en met 25 mei 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9 mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een (groot) aantal patronen, van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 23 mei 2024 kwam bij de politie een anonieme melding binnen:

Live op facebook meneer zwaait met een vuurwapen en laat drugs zien en heeft het over dealen? [facebook account] is het facebook account.”
De politie heeft naar aanleiding van deze melding de betreffende Facebook-post veiliggesteld en hierna het filmpje van de
livestreambekeken. Op het filmpje – dat bijna één uur duurt – is te zien hoe medeverdachte [medeverdachte] zichzelf filmt, terwijl hij een wapen vast heeft en, in ogenschijnlijk beschonken toestand, allerhande bedreigingen uit. Na ongeveer 19 minuten komt ook verdachte in beeld. Hij staat naast [medeverdachte] en kijkt in de camera, terwijl [medeverdachte] zegt: “
Dit is [verdachte].” [medeverdachte] laadt vervolgens het vuurwapen door. Op de achtergrond is te horen dat [verdachte] aan het rappen is. Enkele minuten later gaat de deurbel. [medeverdachte] richt het vuurwapen op de voordeur. Er komt een aantal personen binnen, waar ook [medeverdachte] een gesprek mee begint.
Uit nader onderzoek volgt dat het filmpje is opgenomen in de woning van verdachte, waar medeverdachte [medeverdachte] op dat moment ook verbleef. Een dag later, op 24 mei 2024, heeft de politie de woning doorzocht. Daarbij werd op de slaapkamer van verdachte, in één van de jassen die daar aan een kledingrek hing, een wapen gevonden. Het bleek te gaan om een gaspistool, hetzelfde model en type als te zien op het filmpje.
Het gaspistool is onderzocht en op de binnenzijde van de loop DNA aangetroffen van zowel medeverdachte [medeverdachte] als verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets met het alarmpistool te maken heeft en dat hij het alarmpistool voor het eerst zag toen medeverdachte [medeverdachte] zichzelf daarmee filmde.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van het gaspistool met daarin de munitie, samen met medeverdachte [verdachte], zoals ten laste is gelegd. Zij verwijst daarbij naar het dossier en de verklaring van verdachte.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nog geen halve minuut te zien is op het filmpje. Verdachte ontkent bovendien stellig iets met het aangetroffen wapen te maken te hebben. De onderzoeksbevindingen weerspreken het verhaal van verdachte niet. Het DNA van verdachte op het wapen kan daar ook door middel van secundaire overdracht terecht zijn gekomen. Het wapen werd immers aangetroffen in zijn woning, waar overal zijn DNA op zit. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden, omdat nergens uit blijkt dat sprake was van een gezamenlijk plan of een andere vorm van samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van het wapen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die voorligt is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool met munitie en zo ja, of daarbij sprake is geweest van medeplegen.
4.4.1.
Beoordelingskader
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder vergt het aanwezig hebben van een wapen dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Alleen in bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen niet voor het oordeel dat de verdachte dat wapen voorhanden had. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hij onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen van een ander in handen krijgt of onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen.
Om vervolgens ook te kunnen spreken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voorhanden hebben van een wapen. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader de feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen.
4.4.2.
Beoordeling
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals uiteengezet onder 4.1, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van het gaspistool en de zich daarin bevindende munitie.
Verdachte was zich (in ieder geval) sinds
de livestreamop 23 mei 2024 bewust van de aanwezigheid van het gaspistool in zijn woning. Doordat het gaspistool in zijn woning was en hij zich gedurende de
livestreamin de directe nabijheid van het gaspistool bevond, heeft verdachte over het wapen kunnen beschikken, alleen al door bijvoorbeeld te verlangen dat medeverdachte [medeverdachte] het gaspistool uit zijn woning zou verwijderen. Verdachte heeft zich gedurende de hele
livestream, die tenminste een uur heeft geduurd, ook niet gedistantieerd van het wapen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde gaspistool met de munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat hij dit gaspistool ook voorhanden heeft gehad op 24 mei 2024, de dag dat de doorzoeking van zijn woning is aangevangen. Tijdens die doorzoeking is namelijk een gaspistool aangetroffen in zijn slaapkamer van hetzelfde model en type als het gaspistool dat op het filmpje is te zien, met daarop het DNA van medeverdachte [medeverdachte]. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat dit hetzelfde gaspistool betreft als het gaspistool dat is te zien in het filmpje en – nu het gaspistool op 24 mei 2024 in zijn woning is aangetroffen - hij het gaspistool ook op 24 mei 2024 voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij na afloop van de livestream medeverdachte [medeverdachte] heeft gevraagd om het gaspistool uit zijn woning te verwijderen, maar gelet op zijn laconieke houding ten opzichte van het gaspistool gedurende de livestream acht de rechtbank die verklaring ongeloofwaardig.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn beiden op het filmpje te zien. Dit filmpje is opgenomen in de woning van verdachte, waar [medeverdachte] destijds ook verbleef. Weliswaar is [medeverdachte] degene die het gaspistool vasthoudt, maar verdachte staat direct naast hem. Hij blijft bovendien ook naast hem staan, terwijl [medeverdachte] bedreigingen uit in de camera en het gaspistool doorlaadt. Vervolgens verdwijnt verdachte even uit beeld, maar blijkt dan op de trap in de hal te zitten, waar hij wederom – voor langere tijd – wordt geconfronteerd met het gaspistool. Het is daarmee duidelijk dat verdachte wist van het gaspistool, maar ook dat hij daarover beschikkingsmacht had. Hij kon immers – op meerdere momenten – afstand nemen van de situatie, wat hij niet heeft gedaan. Het gaspistool is bovendien een dag later op zijn slaapkamer aangetroffen, met in de loop daarvan zowel het DNA van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte]. Dat het DNA mogelijk, zoals door de raadsman van verdachte is opgeworpen, door secundaire overdracht op het wapen terecht is gekomen doet, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, niet af aan de beschikkingsmacht van verdachte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich beiden bewust waren van de aanwezigheid van het gaspistool met de munitie en dat zij gezamenlijk de beschikking hadden daarover en dat aldus sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben daarvan [1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 23 mei 2024 tot en met 24 mei 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9 mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een aantal patronen, van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op alle beschermende factoren in het leven van verdachte, niemand belang heeft bij hernieuwde detentie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool en bijbehorende munitie. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd bezit van wapens. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit bezit kwam aan het licht na een melding bij de politie dat medeverdachte [medeverdachte] met een vuurwapen te zien was in een
livestreamop Facebook. [medeverdachte] zwaaide veelvuldig met het wapen en uitte bedreigende teksten. Op het moment van het uitzenden van de
livestream, was het nog niet duidelijk dat het (slechts) om een gaspistool ging. Dit bleek pas na het wapenonderzoek. Voor de aanhouding van de medeverdachte is het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam ingezet. Zij zijn ingezet vanwege een redelijk vermoeden dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigde. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat er verontrusting heerste bij de politie over hetgeen zij mogelijk zouden aantreffen.
8.3.2.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De reclassering heeft in het rapport van 13 augustus 2024 geconcludeerd dat verdachte onvoldoende heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen. Verdachte staat in het kader van een zorgmachtiging onder behandeling voor zijn psychosociale problematiek. De reclassering is van mening dat verdachte momenteel met voldoende zorg is ingebed en ziet geen toegevoegde waarde (en zelfs contra-indicaties) voor het opleggen van aanvullende interventies in het kader van deze strafzaak. De rechtbank volgt die conclusie van de reclassering en zal aan het voorwaardelijke deel van de hierna op te leggen gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarden verbinden.
8.3.3.
Straf
Alles overwegend is de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal de straf echter anders formuleren en aan verdachte een gevangenisstraf van 30 dagen opleggen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1: 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505859);
2: 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505854);
3: 33 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505855);
4: 1 STK Wapenkoffer (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505857);
5: 5 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6506225).
9.1.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
20 (twintig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1: 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505859);
2: 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505854);
3: 33 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505855);
4: 1 STK Wapenkoffer (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6505857);
5: 5 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024122050-G6506225).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en N. Daalder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg en A.Q.L. van der Meulen griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2024.
Griffier A.Q.L. van der Meulen is niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad 12 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:627), rov. 2.3.