ECLI:NL:RBAMS:2024:5739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
13-172220-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van een gaswapen en munitie, livestream op Facebook

Op 23 mei 2024 ontving de politie een anonieme melding over een livestream op Facebook waarin de verdachte met een vuurwapen zwaaide en bedreigingen uitte. De verdachte, die in ogenschijnlijk beschonken toestand verkeerde, filmde zichzelf terwijl hij een gaspistool vasthield. De medeverdachte was ook zichtbaar in de livestream. Na de melding doorzocht de politie de woning van de medeverdachte op 24 mei 2024, waar een gaspistool werd aangetroffen dat overeenkwam met het wapen uit de livestream. DNA van zowel de verdachte als de medeverdachte werd op het wapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van het gaspistool en de munitie, en dat er sprake was van medeplegen met de medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat het ongecontroleerd bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/172220-24 (Promis)
Datum uitspraak: 10 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Meppelink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2024 tot en met 25 mei 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9 mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een (groot) aantal patronen, van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 23 mei 2024 kwam bij de politie een anonieme melding binnen:

Live op facebook meneer zwaait met een vuurwapen en laat drugs zien en heeft het over dealen? [verdachte] is het facebook account.”
De politie heeft naar aanleiding van deze melding de betreffende Facebook-post veiliggesteld en hierna het filmpje van de
livestreambekeken. Op het filmpje – dat bijna één uur duurt – is te zien hoe verdachte zichzelf filmt, terwijl hij een wapen vast heeft en, in ogenschijnlijk beschonken toestand, allerhande bedreigingen uit. Na ongeveer 19 minuten komt ook medeverdachte [medeverdachte] in beeld. Hij staat naast verdachte en kijkt in de camera, terwijl verdachte zegt: “
Dit is [medeverdachte]”. Verdachte laadt vervolgens het vuurwapen door. Op de achtergrond is te horen dat [medeverdachte] het rappen is. Enkele minuten later gaat de deurbel. Verdachte richt het vuurwapen op de voordeur. Er komt een aantal personen binnen, waar ook verdachte een gesprek mee begint.
Uit nader onderzoek volgt dat het filmpje is opgenomen in de woning van [medeverdachte] , waar verdachte op dat moment ook verbleef. Op 24 mei 2024 heeft de politie deze woning doorzocht. Daarbij werd op de slaapkamer van [medeverdachte] , in één van de jassen die daar aan een kledingrek hing, een wapen gevonden. Het bleek te gaan om een gaspistool, hetzelfde model en type als te zien op het filmpje.
Het gaspistool is onderzocht en op de binnenzijde van de loop is DNA aangetroffen van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op het filmpje is te zien met een alarmpistool, en op de vraag of dit hetzelfde alarmpistool is als die is gevonden in de woning, antwoordde hij: “
Ja, ik denk het wel.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van het gaspistool met daarin de munitie, samen met medeverdachte [medeverdachte] , zoals ten laste is gelegd. Zij verwijst daarbij naar het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft alleen verweer gevoerd ten aanzien van het medeplegen van het voorhanden hebben van het gaspistool met de munitie. Hij heeft in dat kader – kort gezegd – aangevoerd dat Vroom onverhoeds werd geconfronteerd met het alarmpistool en daardoor geen afstand daarvan kon nemen. Om die reden kan volgens hem niet worden gesproken van medeplegen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die voorligt is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool met munitie en zo ja, of daarbij sprake is geweest van medeplegen.
4.4.1.
Beoordelingskader
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder vergt het aanwezig hebben van een wapen dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Alleen in bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen niet voor het oordeel dat de verdachte dat wapen voorhanden had. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer hij onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen van een ander in handen krijgt of onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen.
Om vervolgens ook te kunnen spreken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voorhanden hebben van een wapen. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader de feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen.
4.4.2.
Beoordeling
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals uiteengezet onder 4.1, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van het gaspistool en de zich daarin bevindende munitie. Nu verdachte degene is die het gaspistool vasthoudt gedurende de
livestreamkan het niet anders dan dat hij zich bewust was van het wapen en dat hij hier over kon beschikken. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat hij dit gaspistool ook voorhanden heeft gehad op 24 mei 2024, de dag dat verdachte in de woning van medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden en vervolgens de doorzoeking van die woning is aangevangen. Tijdens die doorzoeking is namelijk een gaspistool aangetroffen van hetzelfde model en type als het gaspistool dat op het filmpje is te zien, terwijl daarop ook het DNA van verdachte is aangetroffen. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit, zoals verdachte ook zelf denkt, dat het hier om hetzelfde gaspistool gaat als in de livestream.
De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van het medeplegen, samen met medeverdachte [medeverdachte] , van het voorhanden hebben van het alarmpistool met de munitie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn beiden op het filmpje te zien. Dit filmpje is opgenomen in de woning van [medeverdachte] , waar verdachte destijds ook verbleef. Weliswaar is verdachte degene die het gaspistool vasthoudt, maar [medeverdachte] staat direct naast hem. Hij blijft bovendien ook naast hem staan, terwijl verdachte bedreigingen uit in de camera en het gaspistool doorlaadt. Vervolgens verdwijnt [medeverdachte] even uit beeld, maar blijkt dan op de trap in de hal te zitten, waar hij wederom – voor langere tijd – wordt geconfronteerd met het gaspistool. Het is daarmee duidelijk dat [medeverdachte] wist van het gaspistool, maar ook dat hij daarover beschikkingsmacht had. Hij kon immers – op meerdere momenten – afstand nemen van de situatie, wat hij niet heeft gedaan. Het gaspistool is bovendien een dag later op zijn slaapkamer aangetroffen, met in de loop daarvan zowel het DNA van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte] .
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich beiden bewust waren van de aanwezigheid van het gaspistool met de munitie en dat zij gezamenlijk de beschikking hadden daarover en dat aldus sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben daarvan [1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 23 mei 2024 tot en met 24 mei 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9 mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een aantal patronen, van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool en bijbehorende munitie. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd bezit van wapens. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit bezit kwam aan het licht na een melding bij de politie dat verdachte met een vuurwapen te zien was in een livestream op Facebook. Verdachte zwaaide veelvuldig met het wapen en uitte bedreigende teksten. Op het moment van het uitzenden van de
livestream, was nog niet duidelijk dat het (slechts) om een gaspistool ging. Dit bleek pas na het wapenonderzoek. Voor de aanhouding van verdachte is het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam ingezet. Zij zijn ingezet vanwege het redelijke vermoeden dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigde. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat er verontrusting heerste bij de politie over hetgeen zij mogelijk zouden aantreffen.
8.3.2.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder (namelijk in 2017) voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Nu dit een oude veroordeling betreft, zal de rechtbank deze niet meewegen in haar beoordeling.
De reclassering heeft in het rapport van 2 augustus 2024 geconstateerd dat er zorgen zijn omtrent verdachte. De risico’s zien met name op het middelengebruik. De rechtbank is hierover op de zitting met verdachte in gesprek gegaan. Verdachte stelt echter momenteel geen behoefte te hebben aan hulp voor zijn middelengebruik. Net als de reclassering ziet verdachte geen meerwaarde in een nieuw reclasseringstoezicht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn doel is om een goed voorbeeld te zijn voor zijn kinderen. Verdachte is schuldbewust en erkent dat zijn daden niet goed zijn geweest.
8.3.3.
Straf
Alles overwegend is de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van zes weken met aftrek van voorarrest opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en N. Daalder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg en A.Q.L. van der Meulen griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2024.
Griffier A.Q.L. van der Meulen is niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.
[…]

Voetnoten

1.[…]