ECLI:NL:RBAMS:2024:5736

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
24/35
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering en toerekenen van waarde van een auto tot vermogen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. Het college had de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 29 augustus 2022 tot en met 20 oktober 2022 ingetrokken, omdat zij langer dan vier weken in het buitenland zou hebben verbleven. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat zij op 30 augustus 2022 al terug in Nederland was. De rechtbank heeft op 24 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres langer dan vier weken in het buitenland verbleef. De rechtbank wijst erop dat de intrekking van de bijstandsuitkering onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde verblijfsduur in het buitenland. Eiseres had ook verklaringen van getuigen overgelegd die haar verhaal ondersteunden. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de auto, die op naam van een ander staat, niet tot het vermogen van eiseres kan worden gerekend, omdat het college niet heeft aangetoond dat eiseres de exclusieve beschikkingsmacht over de auto had.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/35

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: mr. N.C. Theeboom en mr. C.A.K. Denneboom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering en tegen het toerekenen van de waarde van de auto met kenteken [kenteken] tot haar vermogen.
1.1.
Met het primaire besluit van 26 juni 2023 heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 29 augustus 2022 tot en met 20 oktober 2022 ingetrokken. Het college heeft een bedrag teruggevorderd van € 2.231,27 bruto. Ook heeft het college de auto met kenteken [kenteken] tot het vermogen van eiseres toegerekend, waardoor het restant van vermogen van eiseres per 15 februari 2023 € 7.555 bedraagt. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
2. Eiseres heeft een uitkering ontvangen op grond van de Paticipatiewet voor haar levensonderhoud. Eiseres heeft het college verzocht om, met behoud van uitkering, naar Kroatië te gaan van 24 augustus 2022 tot en met 19 september 2022.
Wat is het standpunt van het college?
3. Het college heeft bij het nemen van het bestreden besluit overwogen dat eiseres over de periode van 29 augustus 2022 tot en met 20 oktober 2022 geen recht had op uitkering, omdat zij langer dan 28 dagen in het buitenland verbleef. Uit de bankafschriften van eiseres blijkt dat zij op 11 augustus 2022 is vertrokken naar het buitenland en dat de eerste transactie in Nederland op 21 oktober 2022 is geweest. Dat maakt dat eiseres 72 dagen in het buitenland verbleef en dat is 43 dagen langer dan toegestaan [1] . Het standpunt van eiseres dat zij op 8 augustus 2022 is vertrokken uit Nederland en op 30 augustus 2022 is teruggekomen, acht het college niet geloofwaardig, nu eiseres daar geen overtuigend bewijs voor heeft kunnen leveren van het feit dat zij tussen 30 augustus 2022 en 21 oktober 2022 in Nederland was. Eiseres stelt 30 augustus 2022 al terug te zijn gekomen naar Nederland. Op 21 oktober 2022 is de eerste afschrijving in Nederland te zien. Het college acht het niet aannemelijk dat zij twee maanden heeft geleefd in Nederland zonder boodschappen te doen. Het feit dat eiseres heeft aangeven dat haar portemonnee is gestolen en een aangiftebrief heeft overgelegd doet hier niet aan af. De aangiftebrief heeft een geheel andere pleegdatum en op de foto van de aangetekende brief (met als inhoud de geretourneerde pasjes) staat wel de naam van eiseres, maar een ander adres. Daarnaast zou eiseres haar vertrek hebben verschoven, omdat zij in september 2022 een afspraak had met haar psycholoog in verband met EMDR-therapie. Eiseres kan echter geen bevestiging van deze afspraak overleggen en zij is daarna teruggekomen op deze verklaring. Eiseres heeft verklaringen van meerdere getuigen overgelegd die haar verhaal ondersteunen. Dit zijn echter achteraf opgestelde verklaringen die niet met verifieerbare gegevens zijn onderbouwd.
3.1.
Voor wat betreft het vermogen heeft het college overwogen dat de auto met kenteken [kenteken] ondanks dat deze niet op naam van eiseres staat, tot haar vermogen wordt gerekend omdat eiseres te allen tijde over de auto kan beschikken. Het college baseert dit op het feit dat eiseres heeft verklaard dat de auto voor haar deur staat en dat ze altijd gebruik kan maken van de auto. De stellingen van de eigenaar van de auto (hierna: [naam 1] ) dat hij zelf de verzekeringen, wegenbelasting en de parkeervergunning betaalt zijn niet onderbouwd.
Wat voert eiseres hiertegen aan?
4. Het college heeft ten onrechte aangenomen dat eiseres gedurende de periode van 11 augustus 2022 tot en met 20 oktober 2022 in het buitenland verbleef. De afschrijvingen in het buitenland zijn zichtbaar van 11 augustus 2022 tot en met 28 augustus 2022. Dit correspondeert met het verhaal van eiseres. Zij heeft ter onderbouwing enkele verklaringen van derden overgelegd. Ook heeft eiseres aangevoerd dat haar pasjes tijdens haar vakantie zijn gestolen, dat ze op 30 augustus 2022 hierover met ING contact heeft gehad om haar pasjes te laten blokkeren en dat de pasjes uiteindelijk zijn teruggevonden en teruggestuurd. Als onderbouwing heeft ze ook een printscreen overgelegd waaruit blijkt dat ze op 30 augustus 2022 met de ING heeft gebeld en heeft ze een verklaring van een getuige overgelegd, waaruit blijkt dat de pasjes naar het adres van die getuige zijn gestuurd. Op de zitting heeft eiseres uitgelegd dat er met betrekking tot de afspraak voor de EMDR-therapie sprake was van miscommunicatie. Ze is eerder op vakantie gegaan, omdat ze in september gebeld zou worden over de afdeling waar ze behandeld zou worden. Eiseres heeft ook aangevoerd dat in deze zaak door het college geen rekening is gehouden met haar beperkte vermogen om te snappen wat er precies gevraagd wordt en wat ze precies moet overleggen.
4.1.
Met betrekking tot het toerekenen van de auto aan het vermogen van eiseres, stelt zij dat de auto niet kon en kan worden aangewend om in de noodzakelijke kosten van haar bestaan de voorzien. De auto is eigendom van [naam 1] . Hij betaalt de verzekeringen en de wegenbelasting. De parkeervergunning staat op zijn naam. De bankafschriften zien op de eigen auto van eiseres.
4.2.
Eiseres is gelet op het voorgaande van mening dat de besluitvorming niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en het college niet in redelijkheid tot haar besluit kon komen. Ook doet eiseres een beroep op het evenredigheidsbeginsel.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten haar bijstandsuitkering in te trekken en terug te vorderen. Ook beoordeelt de rechtbank of het college op goede gronden heeft besloten de waarde van de auto met kenteken [kenteken] tot het vermogen van eiseres te rekenen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college terecht de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken en teruggevorderd?
6. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet heeft geen recht op bijstand degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland.
6.1.
Een besluit tot intrekking van bijstand is voor een betrokkene een belastend besluit. Het is dan aan het bijstandsverlenend orgaan om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat het in beginsel aan het bijstandsverlenend orgaan is om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. Het college moet daarom aannemelijk maken dat eiseres langer dan 28 dagen in het buitenland verbleef.
6.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft verzocht om met behoud van uitkering naar Kroatië te gaan van 24 augustus 2022 tot en met 19 september 2022. Niet in geschil is dat eiseres in een andere periode naar Kroatië is gegaan, nu eiseres zelf heeft aangegeven op 8 augustus 2022 te zijn vertrokken naar Kroatië. Dat betekent dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De grondslag voor intrekking is echter niet de schending van de inlichtingenplicht, maar het langer dan vier weken verblijven in het buitenland. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiseres langer dan vier weken in het buitenland heeft verbleven. De intrekking van de bijstandsuitkering is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank licht dit in de volgende paragrafen toe.
6.3.
Uit de bankafschriften van eiseres blijkt dat in de periode van 11 augustus 2022 tot en met de periode van 28 augustus 2022 in het buitenland afschrijvingen zichtbaar zijn. Dit sluit aan bij het verhaal van eiseres dat zij met de heer [naam 2] op 8 augustus 2022 is vertrokken naar het buitenland en dat zij op 30 augustus weer in Nederland was. Dit beslaat een periode die niet langer is dan vier weken. Eiseres heeft een verklaring van de heer [naam 2] overgelegd, waar dit ook wordt onderbouwd. Naast deze verklaring zijn er ook twee andere personen die een verklaringen hebben overgelegd waaruit blijkt dat eiseres in september 2022 in Nederland was. [2] Het college heeft het aantal dagen in het buitenland gebaseerd op de banktransacties van eiseres. De eerste afschrijving in het buitenland is op 11 augustus 2022 en de laatste afschrijving op 28 augustus 2022. De eerste transactie in Nederland is op 21 oktober 2022. Het college heeft daarom deze gehele periode aangehouden als de periode dat eiseres in het buitenland heeft verbleven. Het feit dat de eerste afschrijving in Nederland op 21 oktober 2022 was, is onvoldoende om aannemelijk te maken dat eiseres deze periode ook daadwerkelijk in het buitenland heeft verbleven. Het standpunt van het college dat het onmogelijk is om twee maanden geen boodschappen te doen, dat eiseres niet consistent heeft verklaard over haar afspraak met de psycholoog in september en een proces-verbaal met een andere datum heeft overgelegd, doet hier niet aan af. In dat kader acht de rechtbank van belang dat eiseres desgevraagd op de zitting een aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor het pinnen van de boodschappen. Zo heeft zij uitgelegd dat ze nog contact geld overhad van de verkoop van haar auto, dat ze veel voedingsproducten had meegenomen uit Kroatië en dat ze veel verse producten nog in de diepvries had liggen. Daarnaast heeft ze een printscreen van 30 augustus 2022 van een telefoongesprek met de servicelijn van de ING en een foto van een aangetekende envelop met de geretourneerde pasjes overgelegd. Al deze omstandigheden zijn in samenhang bezien een voldoende onderbouwing voor het feit dat er pas op 21 oktober 2022 weer afschrijvingen in Nederland zijn te zien. Gelet op deze omstandigheden is het aan het college om aannemelijk te maken dat eiseres desondanks in het buitenland verbleef.
6.4.
De rechtbank merkt ook het volgende op. De belangrijke omstandigheid in deze zaak is ook het beperkte vermogen van eiseres om te begrijpen wat er precies van haar gevraagd wordt. Het college heeft aan eiseres verschillende malen tegengeworpen dat zij tegenstrijdige informatie zou hebben geleverd, terwijl volgens eiseres juist sprake is van een miscommunicatie. Tijdens het gesprek op de zitting met eiseres heeft de rechtbank zelf ervaren hoe eiseres moeite lijkt te hebben om bepaalde vragen te begrijpen en te snappen wat er precies van haar wordt gevraagd. Het is daarom aannemelijk dat eiseres in het kader van de behandeling van de psycholoog en het proces-verbaal van aangifte niet goed heeft kunnen begrijpen welke informatie ze moest verschaffen. De rechtbank is van oordeel dat het college gelet op de persoon van eiseres, in samenhang met de door eiseres verschafte informatie over haar verblijf in Kroatië, zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat eiseres in de periode in geding te lang in het buitenland was terwijl zij dat niet aan het college heeft doorgegeven. Het college heeft dit onvoldoende onderbouwd.
6.5.
Deze beroepsgrond slaagt.
Mocht het college de auto met kenteken [kenteken] tot het vermogen van eiseres toerekenen?
7. De auto staat op naam van [naam 1] . Hij betaalt de verzekeringen en de wegenbelasting. De parkeervergunning staat op zijn naam. Het college heeft op zitting toegelicht dat dit ook niet wordt betwist. Eiseres heeft op zitting toegelicht dat hoewel de auto voor haar deur staat, zij wel toestemming moet vragen om de auto te gebruiken.
7.1.
De rechtbank neemt het volgende in overweging. Naar vaste rechtspraak rechtvaardigt het gegeven dat het kentekenbewijs van een auto op naam van een betrokkene staat, de vooronderstelling dat deze auto een bestanddeel vormt van het vermogen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. In een geval als hier aan de orde, waarin een auto geregistreerd staat op naam van een ander dan de bijstandsgerechtigde, geldt deze vooronderstelling evenzeer. Het is dan aan het bijstandsverlenende bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat de bijstandsgerechtigde over die auto kan beschikken, in de zin dat eiseres bij het gebruik de (verkoop-)waarde daarvan kan aanwenden tot bestrijding van de noodzakelijke kosten van het bestaan. Eiseres heeft een toelichting gegeven over de wijze van gebruik van de auto. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze toelichting niet klopt. Naar het oordeel van de rechtbank is het college er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat eiseres de exclusieve beschikkingsmacht had over de auto, op een wijze dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet, ook de waarde daarvan kon aanwenden voor haar levensonderhoud. In zoverre mocht het college niet de auto tot het vermogen van eiseres rekenen.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De gemeente zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8.1.
Omdat de rechtbank eiseres in het gelijk stelt, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht voor deze procedure van € 50,- vergoedt.
8.2.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond.
  • vernietigt het bestreden besluit.
  • draagt de gemeente op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
  • draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Medema-Baroud, rechter, in aanwezigheid van
mr. G. dos Santos ‘t Hoen. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Van de 72 dagen wordt 1 dag gezien als reisdag. Deze dag telt niet mee.
2.De rechtbank merkt op dat hoewel deze verklaringen op zichzelf niet veel bewijskracht hebben, ze in samenhang, ook met andere omstandigheden die het verhaal van eiseres aannemelijk maken, wel enige bewijskracht kunnen hebben.