ECLI:NL:RBAMS:2024:5723

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/13/754261 / KG ZA 24-652
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over dwangsommen en bewijsbeslag tussen cosmeticabedrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Prestige Perfumes B.V. en Coty Beauty Germany GmbH. Prestige, een cosmeticabedrijf gevestigd in Amsterdam, verzet zich tegen de opeising van € 65.000 aan dwangsommen door Coty, een Duits cosmeticaconcern. Coty had eerder een bodemprocedure aangespannen wegens vermeende merkinbreuk door Prestige, die parfumflessen zonder toestemming in de EU zou hebben verhandeld. De rechtbank Den Haag had Coty in het vonnis van 15 mei 2024 in het gelijk gesteld en Prestige bevolen om elke inbreuk op de merken van Coty te staken.

Tijdens de uitvoering van een bewijsbeslag op 26 juni 2024, dat door Coty was aangevraagd, ontstond er een geschil over de medewerking van Prestige. Coty stelde dat Prestige niet voldoende had meegewerkt, wat leidde tot de eis van dwangsommen. Prestige betwistte deze claim en voerde aan dat zij wel degelijk had meegewerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat Coty onrechtmatig handelde door de dwangsommen op te eisen, omdat er geen bewijs was dat Prestige haar medewerkingsplicht had geschonden. De rechtbank besloot dat Coty haar executiemaatregelen moest staken en legde een dwangsom op van € 10.000 per dag voor elke overtreding van dit gebod, met een maximum van € 100.000.

In reconventie wees de rechtbank de vordering van Coty om inzage in de beslagen documenten af, omdat het spoedeisend belang ontbrak en de zaak complex was. De proceskosten werden toegewezen aan Prestige, die grotendeels in het gelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de uitvoering van bewijsbeslag en de rechten van partijen in dergelijke procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/754261 / KG ZA 24-652 EAM/TF
Vonnis in kort geding van 12 september 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRESTIGE PERFUMES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 21 augustus 2024,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. P.L. Tjiam en mr. E.R. van der Velde te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
COTY BEAUTY GERMANY GMBH,
gevestigd te Darmstadt (Duitsland),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. P.S. Trapman en mr. W.J.H. Leppink te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Prestige en Coty worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 29 augustus 2024 heeft Prestige de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Coty heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. Prestige heeft mede aan de hand van een conclusie van antwoord in reconventie de tegenvordering bestreden en haar eis in conventie vermeerderd. Coty heeft op haar beurt verweer gevoerd tegen deze vordering. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op vandaag.
1.2.
Op de zitting waren voor zover van belang aanwezig:
- aan de kant Prestige: mr. [naam 1] (legal counsel), [naam 2] (CFO, hierna: [naam 2] ) met mr. Tjiam en mr. Van der Velde;
- aan de kant van Coty: G. Bakker (deurwaarder bij Equilibristen
Gerechtsdeurwaarders te Dordrecht, hierna de deurwaarder) en mr. Trapman en
mr. Leppink.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
Prestige behoort tot de Van Caem Klerks Group ( Van Caem ), een concern dat wereldwijd handelt in originele merkwaren. Eén van haar divisies is de divisie Van Caem Fragrances , die zich richt op de handel in parfums en andere cosmetica. Prestige is een werkmaatschappij van deze divisie en houdt zich bezig met de wereldwijde handel in originele parfumflessen, waaronder parfumflessen van de merken waarvoor Coty over een licentie en/of volmacht stelt te beschikken.
2.2.
Coty behoort tot de wereldwijde opererende Coty Group, die wordt aangestuurd door het in New York gevestigde en beursgenoteerde moederbedrijf Coty Inc. De Coty Group houdt zich bezig met het ontwikkelen, aanprijzen en distribueren van honderden verschillende cosmeticaproducten, onder meer onder de merken Burberry, Calvin Klein, Chloe, Davidoff, Hugo Boss, Jil Sander, JOOP! en Roberto Cavalli (de Coty Merken). Coty is binnen de groep verantwoordelijk voor de wereldwijde handhaving van de intellectuele eigendomsrechten.
2.3.
Partijen hebben een geschil over Uniemerkenrecht. Coty heeft als houder van een Uniemerk het exclusieve recht om waren waarop het Uniemerk is aangebracht, als eerste in de Europese Unie te verhandelen. Tegelijkertijd heeft Coty op basis van het Uniemerk
niethet recht om handel te verbieden van waren die zich douanerechtelijk buiten de Europese Unie bevinden (waren met een zogeheten “T1-status”). Het staat andere handelaren (zoals Prestige) vrij om deze waren met een “T1 status” te verhandelen.
2.4.
Coty heeft tegen Prestige een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag aanhangig gemaakt, omdat zij meende dat Prestige merkinbreuk heeft gemaakt door parfumflessen via een tussenhandelaar uit Roemenië (Romscent Trading) zonder toestemming van Coty in de Europese Unie in de handel te brengen. Daarnaast meende Coty dat Prestige merkinbreuk heeft gemaakt door een prijslijst aan Romscent Trading te versturen, waarin demonstratiemodellen worden aangeboden zonder dat op de prijslijst wordt aangegeven of de demonstratiemodellen op douanestatus T1 (buiten de Europese Unie) of op douanestatus T0 (binnen de Europese Unie) zouden worden geleverd.
2.5.
Bij vonnis van 15 mei 2024 (hierna: het vonnis) heeft de rechtbank Den Haag onder andere geoordeeld dat het versturen door Prestige van de prijslijst aan Romscent Trading wél merkinbreuk opleverde, omdat Prestige op deze prijslijst geen voorbehoud had gemaakt dat de demonstratiemodellen op T1 (buiten de Europese Unie) zouden worden geleverd. De rechtbank heeft Prestige bevolen iedere inbreuk op de merken waarvan Coty licentienemer is te staken, meer in het bijzonder door het in de Europese Unie aanbieden van demonstratiemodellen van de merken Calvin Klein, Davidoff, Burberry en Jil Sander te staken.
Verder heeft de rechtbank Prestige op straffe van dwangsommen het volgende bevolen:
2.6.
Op 17 mei 2024 heeft de deurwaarder het vonnis aan Prestige betekend. Op 3 juni 2024 heeft Prestige een opgave gedaan als bedoeld in onderdeel 5.2 van het vonnis. Bij brief 20 juni 2024 heeft Coty aan Prestige meegedeeld dat deze opgave van Prestige tekortschiet en dat zij dwangsommen verbeurt. In een schriftelijke reactie van 25 juni 2024 heeft Prestige aan Coty meegedeeld dat haar opgave voldoet.
2.7.
Op 21 juni 2024 heeft Coty een verzoekschrift tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van Prestige op de voet van de artikelen 1019b, 1019c en 730 jo. 843a Rv jo. de artikelen 17 en 131 Uniemerkenverordening (conservatoir beslag ter bescherming van IE-bewijs) bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingediend. Dezelfde dag heeft de voorzieningenrechter het bewijsbeslag toegestaan en gelast als verzocht en bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen twee maanden na de eerste beslaglegging moet worden ingesteld.
In het verzoekschrift staat het verzoek als volgt omschreven:
2.8.
Op 26 juni 2024 heeft de deurwaarder in opdracht van Coty het bewijsbeslag ten laste van Prestige gelegd. Het bewijsbeslag heeft plaatsgevonden op het kantooradres van Prestige aan de [adres] . De deurwaarder heeft drie IT-deskundigen van Probatius en ICT Concept ingeschakeld voor de beslaglegging. In geschil tussen partijen is of Prestige voldoende heeft meegewerkt aan de beslaglegging. Niet in geschil is dat op 26 juni 2024 het volgende is gebeurd.
- Om 08:10 uur is de deurwaarder op het kantooradres van Prestige gearriveerd. Aanvankelijk wilde de CEO van Prestige, de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) de deurwaarder geen toegang verlenen. CFO [naam 2] is toen tussenbeide gekomen en heeft de deurwaarder toegang tot het pand verleend. Om 8:15 uur heeft de deurwaarder het beslagverlof (met medewerkingsverplichting en dwangsombepaling) aan [naam 2] betekend. [naam 2] heeft aan de deurwaarder een vergaderruimte ter beschikking gesteld met koffie, thee en water. De door de deurwaarder ingeschakelde IT-deskundigen waren op dat moment nog niet aanwezig. Ook waren de IT-medewerkers van Van Caem afwezig, zij waren bij een ontbijtsessie van een IT-leverancier in Leiden. Om 8:22 uur heeft de deurwaarder het beslagverlof per e-mail aan [naam 2] gestuurd, zodat hij dat kon doorsturen naar de advocaten van Prestige.
- Om 08:26 uur heeft de deurwaarder de legal counsel van Van Caem , de heer [naam 1] (hierna [naam 1] ) gebeld, met de mededeling dat hij bewijsbeslag wilde leggen. [naam 1] had zijn thuiswerkdag een deelde mee vanuit Den Haag naar Amsterdam te komen. Om 08:45 uur heeft de deurwaarder met [naam 4] (hierna: [naam 4] ), de IT-medewerker van Van Caem gebeld, die samen met zijn collega [naam 5] (hierna [naam 5] ) in Leiden verbleef.
- Rond 09:00 uur zijn de door de deurwaarder ingeschakelde IT-deskundigen op locatie gearriveerd.
- Om 09:22 uur heeft mr. Tjiam met de deurwaarder gebeld. Tussen partijen is in geschil wat er precies is besproken.
- Om 09:27 uur heeft de deurwaarder het beslagverlof aan de advocaten van Prestige (ook mr. Tjiam) gestuurd.
- Om 09:40 uur heeft mr. Tjiam per e-mail het volgende aan de deurwaarder meegedeeld:
- Om 09:45 uur heeft mr. Tjiam per e-mail het volgende aan de deurwaarder meegedeeld:
- Om 09:54 uur heeft de deurwaarder per e-mail het volgende aan onder andere de advocaten van Prestige geschreven:
- Om 10.00 uur is [naam 4] op locatie gearriveerd, iets later ook zijn collega [naam 5] en om 10.15 uur ook [naam 1] .
- Om 11.00 uur zijn de advocaten van Prestige op het kantooradres van Prestige aangekomen. Zij zijn naar de vergaderruimte gelopen en hebben kennis gemaakt met iedereen. Zij hebben gevraagd of zij eerst het beslagverlof mochten lezen. Aanvankelijk heeft de deurwaarder hiermee (deels) ingestemd. Rond 11.10 uur is er een woordenwisseling ontstaan tussen de deurwaarder en mr. Tjiam over de voortgang van het bewijsbeslag. De deurwaarder vond dat mr. Tjiam het beslagverlof te langzaam las. De advocaten zijn daarna nog even doorgegaan met lezen, maar rond 11:15 uur heeft de deurwaarder een USB stick omhoog gehouden. In geschil tussen partijen is of direct duidelijk was wat de deurwaarder daarmee bedoelde, maar hij heeft in ieder geval op enig moment gezegd dat het ging om het exploot (waarmee hij dwangsommen kon aanzeggen), dat hij door de IT-deskundige bij een printshop wilde laten uitprinten. Daarop zijn de advocaten, [naam 2] , [naam 1] en de IT-medewerkers in overleg gegaan over het bewijsbeslag. Het exploot is uitgeprint, maar niet betekend.
- Rond 11:45 uur hebben de advocaten van Prestige aan de deurwaarder kenbaar gemaakt dat zij inzichtelijk konden maken waar de gegevens die onder het bewijsbeslag vielen zich in de systemen bevonden. Er is vervolgens een gezamenlijk overleg geweest en er zijn vragen van de deurwaarder en IT-deskundigen beantwoord. Namen en telefoonnummers van alle relevante personen zijn genoteerd en taken werden verdeeld.
- IT-deskundigen en medewerkers zijn vervolgens onder toezicht van de deurwaarder aan de slag gegaan en de advocaten van Prestige hebben de locatie verlaten;
- Rond 12:30 uur zijn de IT-deskundigen naar de derde etage gegaan om te beginnen met de uitvoering van het bewijsbeslag. [naam 4] is daarna nog gaan lunchen in het bedrijfsrestaurant. De door de deurwaarder ingeschakelde IT-deskundigen hadden hun eigen lunch bij zich.
- In het begin van de middag heeft de deurwaarder toegang gekregen tot de gegevens. Partijen verschillen van mening over welke gegevens op welk moment zijn verstrekt. Prestige stelt dat vóór 13:30 uur de door de deurwaarder ingeschakelde IT-deskundigen een lijst met namen en e-mailadressen en wachtwoorden hebben ontvangen. Coty stelt dat om 12:30/13.00 uur toegang is gegeven tot een deel van de stukken (het ERP-systeem), om 13:27 uur toegang is verstrekt tot de tennant waarna de Legal Hold is geplaatst en om 14:00 uur de lijst van de medewerkers en e-maildomeinen is overgelegd.
- Ronds 16:00 uur heeft [naam 4] de locatie verlaten. De door de deurwaarder ingeschakelde IT-deskundigen gingen door met werken.
- Rond 21:00 uur heeft de deurwaarder aan [naam 1] meegedeeld dat het 20:00 uur was geweest en dat hij geen dwangsommen meer kon opeisen. Rond 22:30 uur ging [naam 1] naar huis. De deurwaarder en zijn IT-deskundigen en [naam 5] (de andere IT-er van Van Caem ) bleven achter en hebben de werkzaamheden voortgezet.
- Omstreeks 02:45 uur heeft [naam 5] het alarm aangezet en ging hij naar huis. Nadat alle mogelijk relevante dossiers waren gekopieerd, zijn deze op drie afzonderlijke USB-sticks geplaatst. Twee daarvan zijn in bewaring gegeven aan de deurwaarder, en één is afgegeven aan Prestige.
2.9.
Bij e-mail van 27 juni 2024 heeft de deurwaarder aan Prestige bevestigd dat het bewijsbeslag is afgerond.
2.10.
Op 26 en 27 juni 2024 heeft de deurwaarder een proces-verbaal van beslaglegging op gemaakt. Daarin is beschreven wat de grondslag van het beslag is en wat in beslag is genomen. De hiervoor weergegeven gang van zaken op 26 juni 2024 is niet in het proces-verbaal opgenomen.
2.11.
Op 1 juli 2024 heeft de deurwaarder op verzoek van Coty het door hem opgemaakte proces-verbaal van beslaglegging aan Prestige betekend.
2.12.
Op 1 juli 2024 heeft de deurwaarder de advocaat van Coty met cc aan de advocaten van Prestige een e-mail doen toekomen, waarin hij in chronologische volgorde de uitvoering van het bewijsbeslag heeft beschreven. In de e-mail staat verder het volgende:
2.13.
Bij brief van 1 juli 2024 heeft Coty bij Prestige € 65.000,00 aan dwangsommen opgeëist, omdat – kort gezegd – uit de e-mail van de deurwaarder van 1 juli 2024 blijkt, dat Prestige geruime tijd niet aan het beslagverlof heeft voldaan en de deurwaarder de toegang heeft ontzegd. Verder heeft Coty geschreven dat het Prestige er klaarblijkelijk alles aan gelegen was om de deurwaarder zo lang mogelijk de toegang te ontzeggen, naar welke redenen Coty louter kan vissen. In de brief staat verder voor zover van belang het volgende:
2.14.
Mr. Tjiam heeft bij e-mail van 2 juli 2024 zijn verslag van de gang van zaken op 26 juni 2024 aan de deurwaarder gestuurd, die daarop bij e-mail van 2 juli 2024 heeft gereageerd. In deze e-mail van de deurwaarder staat voor zover van belang dat:
- De deurwaarder [naam 2] om 09:13 uur heeft gevraagd om de uitvoering van het beslag vast voor te bereiden door een aantal overzichten te vervaardigen en dat later duidelijk is geworden dat dat niet is opgevolgd, omdat hij pas rond 14:00 uur de namen van de relevante medewerkers van Prestige heeft gekregen en het productoverzicht en het overzicht van de beslaglocaties nooit zelfstandig zijn verstrekt.
- De e-mail van mr. Tjiam van 26 juni 2024 om 09:40 uur ongepast was en geen recht deed aan de positie van adviserend advocaat jegens uitvoerend deurwaarder en dat de deurwaarder niet hoeft te wachten op de komst van de advocaat.
- De advocaten op de beslaglocatie tergend langzaam het beslag gingen lezen en [naam 2] kinderachtig en met veel minachting heeft gehandeld.
- De deurwaarder heeft getracht in zijn chronologisch verslag zo zorgvuldig en neutraal mogelijk duiding te geven aan het tijdsverloop gedurende de uitvoering van het bewijsbeslag en het gaat om het handelen en nalaten van Prestige in de context van het beslagverlof.
Het slot van de e-mail luidt als volgt:
2.15.
In een e-mail van 3 juli 2024 heeft Prestige gereageerd op de opeisingsbrief van Coty en meegedeeld dat zij het bedrag van € 65.000,00 aan dwangsommen niet vrijwillig zal overmaken.
2.16.
Bij exploot van 8 juli 2024 heeft de deurwaarder op verzoek van Coty de dwangsommen opgeëist.
2.17.
Op 8 augustus 2024 is Prestige in hoger beroep gegaan van het vonnis van 15 mei 2024 van de rechtbank Den Haag.
2.18.
Prestige heeft op 20 augustus 2024 een tuchtrechtelijke klacht tegen de deurwaarder ingediend.
2.19.
Coty heeft op 9 augustus 2024 een bodemzaak aanhangig gemaakt tegen Prestige bij de rechtbank Den Haag voor inzage in het bewijsbeslag. De dagvaarding is uitgebracht tegen 18 december 2024.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Prestige vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Coty op straffe van een dwangsom te bevelen om haar executiemaatregelen op grond van het verlof tot bewijsbeslag van 21 juni 2024 te staken en gestaakt te houden, waaronder in elk geval de door Coty aangekondigde executiemaatregelen op grond van het petitum onder D en F van het beslagrekest;
II. Opheffing van het bewijsbeslag en de gerechtelijke bewaring van alle in beslag genomen bescheiden te (laten) beëindigen en Coty op straffe van een dwangsom te bevelen om direct na dit vonnis aan de deurwaarder en/of gerechtelijk bewaarder de opdracht te geven de inbeslaggenomen bescheiden aan Prestige te (laten) retourneren zodanig dat die op geen enkele wijze meer beschikbaar zijn bij hem en/of een ander dan Prestige;
Prestige vordert daarnaast Coty
primairmet toepassing van artikel 1019h Rv te veroordelen in de volledige proceskosten conform de indicatietarieven in IE-zaken en
subsidiairte veroordelen in de proceskosten conform het liquidatietarief, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
Prestige legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Prestige verzet zich tegen opeising van de dwangsommen van € 65.000,00 door Coty. Zij heeft tijdens het bewijsbeslag op 26 juni 2024 haar medewerkingsplicht niet geschonden. De deurwaarder en zijn IT medewerkers zijn ruim 14 uur in de weer geweest om alle bescheiden te kopiëren. De deurwaarder heeft bevestigd dat er geen documenten zijn vernietigd of verwijderd. De feitenschets van de deurwaarder in zijn e-mail van 1 juli 2024 wordt betwist. De deurwaarder stelt dat hij lang moest wachten voordat hij kon beginnen, maar hij meldt daarbij niet dat hij eerst heeft gewacht op de komst van relevante personen – zijn eigen IT-deskundigen en de IT-medewerkers van Prestige, de legal counsel van Prestige en haar advocaten – die nog niet op de locatie aanwezig waren. De deurwaarder was daartoe ook bereid. Er is niet gedreigd met dwangsommen of gevraagd alvast bepaalde handelingen te verrichten. Verder verzwijgt de deurwaarder het relevante telefoongesprek dat hij om 9.22 uur met mr. Tjiam heeft gevoerd, waarin mr. Tjiam bevestigde dat Prestige volledig zou meewerken, maar zich wel wilde laten bijstaan door advocaten. Uit de daaropvolgende e-mailwisseling blijkt niet dat de deurwaarder dwangsommen heeft aangezegd of de e-mail van mr. Tjiam heeft betwist. Hij gaf alleen aan dat in zijn ogen sprake was van nodeloze vertraging. Dat mr. Tjiam thuis het beslagverlof zou lezen kon niet van hem worden verwacht. Verder beschrijft de deurwaarder niet hoe de periode na 11.45 uur is verlopen. De deurwaarder heeft bovendien op geen enkel moment dwangsommen aangezegd. Tot slot is opmerkelijk dat de deurwaarder slechts een uiterst summier proces-verbaal van beslaglegging heeft opgemaakt. Coty beroept zich dan ook niet op dit proces-verbaal, maar op voornoemde e-mail van de deurwaarder. In deze e-mail trekt de deurwaarder de conclusie dat het beslagverlof is overtreden. Die conclusie mag hij als deurwaarder niet trekken. Dat is aan de rechter. Prestige heeft de deurwaarder niets ontzegd of belemmerd, zoals Coty stelt in haar brief van 1 juli 2024. Dat blijkt niet uit de gang van zaken.
Verder dient het bewijsbeslag te worden opgeheven, omdat Coty heeft nagelaten de verlofrechter juist en volledig voor te lichten. Coty heeft de waarheidsplicht van artikel 21 Rv geschonden. Zeker nu een bewijsbeslag naar zijn aard ingrijpend is en het verlof daartoe ex parte is verleend, had Coty de verlofrechter juist moeten informeren.
3.3.
Coty voert samengevat als verweer dat Prestige weigert inzicht te verstrekken in de door haar gepleegde inbreuken op de merken van Coty. Coty was daardoor genoodzaakt bewijsbeslag te leggen. Het bleek een herhaling van zetten. Ook tijdens het bewijsbeslag van 26 juni 2024 weigerde Prestige meer dan een halve dag haar medewerking en gaf zij de deurwaarder en de IT-deskundigen geen inzicht. Pas om 13:27 uur is voor het eerst toegang gegeven. Ondertussen waren om 08:15 uur al dwangsommen aangezegd, is het opeisingsexploot geprint en is de deurwaarder minachtend behandeld. Prestige heeft dan ook een dwangsom verbeurd van € 65.000,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Coty vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. Prestige te gebieden om te gehengen en te gedogen dat de deurwaarder c.q gerechtelijk bewaarder van Equilibristen gerechtsdeurwaarders B.V. mr. Bakker , voor zover nodig met bijstand van Agritect Advies B.V. (handelend onder de naam Probatius) en ICT Concept B.V., de afschriften van de beslagen bescheiden zoals hieronder genoemd, deelt met (de advocaten van) Coty, door deze advocaten daarvan (digitale) kopieën te verstrekken, waarbij Prestige inzage door en afschrift aan (de advocaten) van Coty dient te gehengen en te gedogen:
Primair
A. Overzichten per merknaam (Burberry, Calvin Klein, Davidoff en Jil Sander) van de productcodes met de term TST zoals opgenomen in het proces-verbaal.
B. Exports van alle voorraadmutaties, die zijn gebaseerd op de inkoop en verkoop zoals opgenomen in het proces verbaal.
C. Het totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld zoals onder andere “artikelnummer/vestiging/boekingsdatum/aantal/landcode/brand/customs status/omschrijving/kostenbedrag/serienummer” zoals opgenomen in het proces-verbaal.
D. De separate mappen waarin de onderliggende documenten zijn gekopieerd (offertes, facturen, pro-forma documenten, e-mails, vervoersdocumenten, etc.) welke in directe relatie tot een regel uit het totaaloverzicht staan zoals opgenomen in het proces-verbaal.
Subsidiair
A. Het totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld zoals onder andere “artikelnummer/vestiging/boekingsdatum/aantal/landcode/brand/customs status/omschrijving/kostenbedrag/serienummer” zoals opgenomen in het proces-verbaal;
B. De separate mappen waarin de onderliggende documenten zijn gekopieerd, zulks uitsluitend voor zover dat de facturen en vervoersmomenten bevat, welke in directe relatie tot een regel uit het totaaloverzicht staan zoals opgenomen in het proces-verbaal.
Meer subsidiair
A. Het totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld zoals onder andere artikelnummer/vestiging/boekingsdatum/aantal/landcode/brand/customs status/omschrijving/kostenbedrag/serienummer” zoals opgenomen in het proces-verbaal, zulks uitsluitend voor zover de “customs status” géén T-1 vermelding heeft;
B. De separate mappen waarin de onderliggende documenten zijn gekopieerd, zulks uitsluitend voor zover dat de facturen en vervoersdocumenten bevat, welke in directe relatie tot een regel uit het totaaloverzicht staan, zoals opgenomen in het proces-verbaal, zulks uitsluitend voor de zover de “customs status” géén T-1 vermelding heeft.
Nog meer subsidiair
A. Het totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld zoals onder andere “artikelnummer/vestiging/boekingsdatum/aantal/landcode/brand/customs status/omschrijving/kostenbedrag/serienummer” zoals opgenomen in het proces-verbaal;
En daarnaast nog meer subsidiair
Prestige te gebieden om toe te staan en te gedogen dat de deurwaarder c.q. gerechtelijk bewaarder van Equilibristen gerechtsdeurwaarders B.V. mr. Bakker , voor zover nodig met bijstand van Agritect Advies B.V. (handelend onder de naam Probatius) en ICT Concepts B.V., afschrift van het totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld zoals onder andere “artikelnummer/vestiging/boekingsdatum/aantal/landcode/brand/customs status/omschrijving/kostenbedrag/serienummer” verstrekt aan de advocaten van Prestige ter controle, waarna de advocaten van Prestige binnen drie dagen de advocaten van Coty moeten aangeven welke onderdelen volgens de advocaten van Prestige niet getoond mogen worden aan Coty, waarvan in elk geval aan Coty mag worden verstrekt alle informatie omtrent de herkomst en distributiekanalen van de demonstratiemodellen, waarna afschrift van die bescheiden wordt verstrekt aan Coty en Prestige inzage en afschrift dient te gedogen. Waarbij geldt dat als partijen er niet uitkomen een regiezitting wordt gelast buiten aanwezigheid van Coty, waarin besproken kan worden welke onderdelen van Coty gedeeld mogen worden.
En uiterst subsidiair
Op de voet van artikel 843a lid 2 Rv en in goede justitie te bepalen op welke wijze Coty afschrift en inzage in de beslagen bescheiden zal verkrijgen;
Coty vordert tot slot Prestige te veroordelen in de kosten van dit geding ex artikel 1019h Rv, te begroten conform de door Coty overgelegde specificatie(s), althans op een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag en de beslagkosten ex artikel 706 Rv, dit alles te vermeerderen met rente.
4.2.
Coty legt aan haar vordering ten grondslag, dat zij op grond van artikel 843a Rv jo 1019a Rv inzage wenst in de bescheiden die zij heeft beslagen. Het gaat bijvoorbeeld om de overzichten per merknaam van de productcodes met de term TST (testers), de exports van alle voorraadmutaties, de in- en verkoopprijzen en een totaaloverzicht waarin de kenmerken van de voorraadmutaties zijn vastgesteld. Zij heeft tevens een bodemzaak aanhangig gemaakt en daarbij voor een lange dagvaardingstermijn is gekozen, omdat zij in dit kort geding reeds inzage vordert.
4.3.
Prestige voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Bevoegdheid

5.1.
Coty is gevestigd in Duitsland zodat de internationale rechtsmacht moet worden beoordeeld. Deze rechtbank is bevoegd op grond van artikel 24 onder 5 Brussel I
bis-verordening, omdat Prestige zich in conventie verzet tegen de tenuitvoerlegging van de beslissing van de Nederlandse rechter. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank volgt uit artikel 438 lid 2 Rv; de beslaglegging vond plaats in Amsterdam en aangezien Prestige in Amsterdam is gevestigd vindt daar ook de door Coty aangekondigde executie plaats.
Toestaan producties
5.2.
Coty heeft bezwaar gemaakt tegen toelating van de door Prestige ingediende productie 26 en 27. Nu deze producties, die een verklaring van [naam 4] en beelden van een beveiligingscamera op 26 juni 2024 bevatten, beperkt in omvang zijn en slechts gaan over wie die dag is gaan lunchen, wordt Coty niet in haar procesbelang geschaad bij toelating. De producties worden dus toegelaten.
De inhoudelijke beoordeling
5.3.
De vorderingen in conventie en in reconventie hebben een verschillende grondslag, maar vloeien allebei voort uit een IE-conflict tussen partijen, dat al door de bodemrechter in eerste aanleg is beslecht. Zij zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.4.
Het spoedeisend belang van de vordering van Prestige in conventie onder I is gegeven, nu het om de executie van dwangsommen gaat.
5.5.
In conventie onder I dient de vraag te worden beantwoord of Coty onrechtmatig handelt door dwangsommen op te eisen, vanwege schending van de medewerkingsplicht in het petitum onder D van het beslagrekest, met gevolg dat zij haar executiemaatregelen op grond van het verlof tot bewijsbeslag van 21 juni 2024 moet staken.
5.6.
Voorop staat dat voor het antwoord op de vraag of dwangsommen zijn verbeurd de gang van zaken op 26 juni 2024 (de feiten) moeten worden getoetst aan de inhoud van het petitum onder D van het beslagrekest waar het verlof tot bewijsbeslag mede op ziet. Op grond van het petitum onder D van het beslagrekest gold voor Prestige een algemene medewerkingsplicht. Verder is voor de beoordeling van belang dat in F van het beslagrekest is bepaald dat het bewijsbeslag mag aanvangen zonder aanwezigheid van de advocaat van de beslagene.
5.7.
Daarnaast volgt de voorzieningenrechter het standpunt van Prestige dat voor de medewerkingsverplichting bij een bewijsbeslag een restrictieve interpretatieregel geldt, in die zin dat het moet gaan om handelingen waarvan
in ernst niet kan worden betwijfelddat zij een inbreuk op die verplichting opleveren. Het gaat er in deze zaak dus om of in ernst niet kan worden betwijfeld dat Prestige haar medewerkingsplicht heeft geschonden en daardoor dwangsommen heeft verbeurd, waarbij het doel en de strekking van het bewijsbeslag als richtsnoer moeten worden genomen.
5.8.
Geoordeeld wordt dat hiervan geen sprake is. Hoewel Prestige enerzijds de indruk heeft gewekt dat zij de voortgang van het bewijsbeslag heeft geprobeerd te traineren, heeft zij anderzijds wel steeds meegewerkt aan alle voor de inbeslagneming noodzakelijke handelingen. Uit het feitencomplex onder 2.8 volgt dat het lang heeft geduurd voordat alle personen die bij het bewijsbeslag aanwezig moesten (of wilden) zijn aanwezig waren op locatie. Het lijkt erop dat dat een ongelukkige samenloop van omstandigheden is geweest, omdat om 08:10 uur toen de deurwaarder arriveerde alleen de CEO en CFO aanwezig waren en de legal counsel en IT-deskundigen die dag elders waren. Verder hebben de advocaten van Prestige verzocht om bij de beslaglegging aanwezig te zijn en is de deurwaarder, terwijl hij gelet op het petitum onder F van het beslagrekest daartoe niet verplicht was, daar toch in meegegaan. Toen mr. Tjiam per e-mail hierop aandrong, gaf de deurwaarder aan dat hij alles wel nodeloos lang vond duren, maar heeft hij geen dwangsommen aangezegd. Uit het feitencomplex volgt voorts dat ook op andere momenten dat vertraging dreigde, de deurwaarder geen dwangsommen heeft aangezegd. De deurwaarder heeft slechts in de vroege ochtend het beslagverlof aan [naam 2] betekend en heeft toen de advocaten niet opschoten met het lezen van het beslagrekest een USB stick omhoog gehouden, waarmee hij wilde aangeven dat hij het exploot (waarmee hij dwangsommen kon aanzeggen) zou laten uitprinten. Daar is het echter bij gebleven. Onder deze omstandigheden kan naderhand niet worden gezegd dat Prestige dwangsommen heeft verbeurd. Daarbij komt dat de deurwaarder in zijn e-mail van 1 juli 2024 heeft geschreven zeker te weten dat er wegens de door hem gestelde vertraging geen data zijn vernietigd of onvindbaar zijn gemaakt, of anderszins aan de beslaglegging zijn onttrokken.
5.9.
Dit alles betekent dat het executeren van dwangsommen voorshands als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Op zich valt het executeren van de dwangsommen de deurwaarder niet aan te rekenen. Op de zitting is namelijk gebleken dat het de beslissing van Coty is geweest om tot executie van de dwangsommen over te gaan en niet de beslissing van deurwaarder. Dit strookt ook met verklaring van de deurwaarder in zijn e-mail van 2 juli 2024, waarin hij schrijft dat hij de discussie over de verschuldigdheid van de dwangsommen in het kader van de medewerkingsplicht een randverschijnsel vindt en het doel van het bewijsbeslag voorop stond. Uit de dagvaarding volgt echter dat Prestige de deurwaarder verwijt onzorgvuldig te zijn geweest in zijn verslaglegging en overige wijze van handelen en zelfs een tuchtklacht tegen hem heeft ingediend. Het lijkt er echter op dat de deurwaarder in deze zaak in een benarde positie is terechtgekomen, doordat partijen nog steeds in een heftige rechtsstrijd zijn verwikkeld, mr. Tjiam waarmee hij veel heeft samengewerkt tegenover hem kwam te staan en Prestige zeker in het begin zich verzette tegen het bewijsbeslag, maar de deurwaarder (mede vanwege het belang van de voortgang van het bewijsbeslag) de situatie niet wilde laten escaleren.
5.10.
Gelet op het voorgaande dient de executie van de dwangsommen voorlopig te worden gestaakt als na te melden. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en worden opgelegd per dag.
5.11.
In reconventie vordert Coty inzage in de onder het bewijsbeslag vallende bescheiden op grond van artikel 843a Rv jo 1019a Rv. Deze vordering wordt vanwege het gebrek aan spoedeisend belang én vanwege de ongeschikt van de vordering voor behandeling in kort geding afgewezen. Coty heeft namelijk dezelfde vordering op 9 augustus 2024 aanhangig gemaakt in de bodemprocedure en Prestige gedagvaard voor een zitting op 18 december 2024. Kennelijk ontbrak op 9 augustus 2024 het spoedeisend belang om de vordering in kort geding aanhangig te maken of een eerdere zittingsdatum te krijgen. In dit kort geding kan dan ook niet van een spoedeisend belang worden uitgegaan. Nog daargelaten dat Coty onvoldoende heeft aangetoond dat zij door gebrek aan informatie daadwerkelijk schade lijdt. Daarbij komt dat onderhavige vordering zich niet leent voor een behandeling in kort geding (artikel 256 Rv). Hoewel een 843a Rv-vordering in principe in kort geding behandeld kan worden, ligt dat in deze zaak anders. Deze vordering hoort, zoals Prestige stelt, thuis bij de Haagse IE-bodemrechter waar de zaak door Coty aanhangig is gemaakt. De behandeling van deze 843a Rv-vordering is immers feitelijk en juridisch complex; in die zin dat het om dermate specialistische materie gaat dat alleen de bodemrechter, die nader onderzoek kan doen, die kan beoordelen. In geschil tussen partijen is alleen al of de beslagen bescheiden bijvoorbeeld bedrijfsvertrouwelijke informatie of andere informatie bevatten, die Prestige niet gehouden is om te verstrekken en of inzage kan worden gegeven. Prestige meent onder andere dat de informatie onvoldoende is gefilterd.
5.12.
De in conventie gevorderde opheffing van het bewijsbeslag en de beslagen bescheiden te retourneren zal eveneens worden afgewezen. Ook voor deze vordering geldt dat het spoedeisend belang ontbreekt. Prestige heeft pas opheffing van het bewijsbeslag gevorderd nadat Coty een eis in reconventie had ingesteld. Kennelijk heeft zij niet eerder de urgentie gevoeld om de het bewijsbeslag aan te vechten; ook niet bij het uitbrengen van de dagvaarding in deze zaak. In haar conclusie van antwoord in reconventie heeft Prestige vanaf nummer 9.2 tot en met 9.3 de door haar gestelde onjuistheden vermeld. Om dezelfde reden als bij de artikel 843a Rv vordering in reconventie voert het te ver om in dit kort geding daarop in te gaan.
5.13.
Coty zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden bepaald aan de hand van het indicatietarief in IE-zaken. De kosten aan de zijde van Prestige worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat 15.000,00 (normale zaak)
- nakosten
178,00
Totaal € 15.978,37
5.14.
In reconventie worden de proceskosten gecompenseerd als na te melden.
De voorzieningenrechter ziet daartoe aanleiding, omdat Coty in reconventie met betrekking tot de inzagevordering in het ongelijk wordt gesteld en Prestige op haar beurt haar vordering in conventie tot opheffing van het bewijsbeslag, die zij heeft ingesteld naar aanleiding van de vordering in reconventie, eveneens ziet stranden. In die zin zijn partijen over en weer in het (on)gelijk gesteld. Bovendien zijn aan beide kanten voor de onderbouwing van de vorderingen veel kosten gemaakt omdat die zagen op het inhoudelijke IE geschil tussen partijen. Deze kosten kunnen in de bodemprocedure worden bespaard. De door Coty in conventie en reconventie gevorderde beslagkosten op grond van artikel 706 Rv worden afgewezen. Daarover kan de bodemrechter zich een oordeel vormen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
gebiedt Coty om haar executiemaatregelen op grond van het verlof tot bewijsbeslag van 21 juni 2024 te staken en gestaakt te houden, voor zover het gaat om de door Coty aangekondigde executiemaatregelen vanwege schending op 26 juni 2024 van de medewerkingsplicht op grond van het petitum onder D (en zijdelings F) van het beslagrekest door Prestige;
6.2.
veroordeelt Coty om aan Prestige een dwangsom te betalen van € 10.000,00 per dag dat zij het onder 6.1 vermelde gebod overtreedt, te vermeerderen met 1.000,00 per dag dat de overtreding van het gebod voortduurt tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt Coty in de proceskosten, aan de zijde van Prestige tot op heden begroot op € 15.978,37, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien dit vonnis moet worden betekend, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.7.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024. [1]

Voetnoten

1.type: GHF