ECLI:NL:RBAMS:2024:5722

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
13/088161-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III op school met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2024 in Amsterdam een vuurwapen van categorie III en bijbehorende munitie in zijn bezit had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De officier van justitie heeft gevorderd om het adolescentenstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie van 270 dagen op te leggen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een kortere jeugddetentie van maximaal tien weken.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens wordt als een groot risico voor de samenleving gezien, vooral omdat het vuurwapen op school werd aangetroffen. De rechtbank heeft besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het volgen van onderwijs.

De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak op tegenspraak hebben behandeld en de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging hebben gewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/088161-24
Parketnummer vordering tul: 13/157789-22
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [BRP adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
8 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. Lopez de Vries, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 12 maart 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
 een vuurwapen van categorie III, te weten een omgebouwd gas/alarmpistool, merk Blow model mini 9, kaliber 9 mm kort, en
 munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en), merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm kort,
voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunten op de zitting
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
8 augustus 2024;
 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024059035-13 van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] van
12 maart 2024 (doorgenummerde pagina’s A001-A004);
 het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal wapenonderzoek met nummer PL1300-2024059035 van verbalisant [naam verbalisant 3] van 13 maart 2024 (doorgenummerde pagina’s C001-C005).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, bewezen dat verdachte op 12 maart 2024 te Amsterdam
 een vuurwapen van categorie III, te weten een omgebouwd gas/alarmpistool, merk Blow model mini 9, kaliber 9 mm kort, en
 munitie van categorie III, te weten patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm kort,
voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigings-grond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Oplegging van de straf

7.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het adolescentenstrafrecht toe te passen en voor de hoogte van de straf aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor meerderjarigen. De officier heeft gevorderd dat aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar zal worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zouden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie van ten hoogste tien weken op te leggen. Subsidiair is verzocht om de voorlopige hechtenis bij uitspraak op te heffen, zodat verdachte de start van het nieuwe schooljaar kan halen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit en overige omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik ervan en zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zorgelijk en rekent verdachte zwaar aan dat het een geladen vuurwapen betrof en dat hij dit vuurwapen bij zich had op school. Ook het gegeven dat er in Amsterdam in toenemende mate sprake is van vuurwapenproblematiek, wat verdachte met zijn handelen in stand houdt, wordt in strafverzwarende zin meegewogen.
De rechtbank heeft gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 28 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit, waarvoor een deels voorwaardelijke werkstraf is opgelegd, en dat hij ten tijde van het bewezen verklaarde feit daarvan in een proeftijd liep. Hij heeft over de achtergrond van dit vuurwapenbezit echter nauwelijks duidelijkheid willen verschaffen. Wel is duidelijk dat verdachte zich in een circuit bevindt waarin men over wapens beschikt. Dit alles baart de rechtbank zorgen.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit net achttien jaar oud en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit meerderjarig was, maar nog onder de leeftijd van 23 jaar, kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast, indien omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
Bij de vraag of in deze zaak het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, heeft de rechtbank gekeken naar de pro Justitia rapportage van 4 juli 2024, opgesteld door GZ-psycholoog
[naam 1] en het reclasseringsadvies van 25 juli 2024 van [naam 2] . Uit de adviezen volgt dat aanleiding wordt gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte woont nog thuis, maakt actief onderdeel uit van het gezin en er is nog geen sprake van duidelijke zelfstandigheid. De inschatting is dat pedagogische beïnvloeding kans van slagen heeft. Daarbij is het van belang dat verdachte terug naar school gaat om zijn opleiding te hervatten, waarvoor hij ook gemotiveerd is.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie en de raadsman, aanknopingspunten in de persoon van verdachte om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank stelt voorop dat de ernst van het bewezen verklaarde feit geen reden is om geen toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte lijkt open te staan en gevoelig te zijn voor pedagogische beïnvloeding en de rechtbank acht continuering van zijn schoolgang noodzakelijk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, en ook in het belang is van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van de weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
Strafoplegging
De ernst van het bewezen verklaarde feit en de recidive rechtvaardigen dat aan verdachte een forse straf wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten doorgaans worden opgelegd. Gelet daarop zal aan verdachte jeugddetentie worden opgelegd. Voor de duur van de op te leggen jeugddetentie bestaat in dit geval zowel aanleiding om aan te sluiten bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging bij meerderjarigen als ook bij de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen. De rechtbank wil bij het bepalen van de straf maatwerk leveren en komt daarom tot een duur van de straf die enigszins lager ligt dan zoals is gevorderd door de officier van justitie.
De GZ-psycholoog en de reclassering hebben geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, outreachende begeleiding, het volgen van onderwijs en het hebben van dagbesteding. De rechtbank ziet in de inhoud van de rapportages en gelet op wat op de zitting is besproken aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, met het doel verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal bepalen dat de begeleiding zal plaatsvinden door de volwassenenreclassering, om aan verdachte een stevig en intensief toezichtkader te bieden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is:
een jeugddetentie voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De rechtbank wijst toe het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 5 augustus 2024 op de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/157789-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 16 december 2022 van de kinderrechter te Amsterdam. Bij dit vonnis is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55 en 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van de jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:

zich meldt bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met veroordeelde voor de eerste afspraak.

zich laat begeleiden
Veroordeelde laat zich begeleiden door Levvel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zo lang als de reclassering nodig vindt. Hierbij wordt aandacht besteed aan het sociale netwerk van veroordeelde. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de begeleider geeft.

onderwijs volgt
Veroordeelde vervolgt zijn opleiding of volgt een ander soort opleiding zo lang de reclassering nodig vindt.

dagbesteding vindt en behoudt
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst toede vordering tot
tenuitvoerleggingmet parketnummer 13/157789-22.
Heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenismet ingang van vandaag.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Wiltjer, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Olsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 augustus 2024.