ECLI:NL:RBAMS:2024:5720

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
13/101394-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de opzettelijke teelt, handel, vervoer en uitvoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 60 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten met betrekking tot cocaïne. De verdachte is beschuldigd van het (mede)plegen van de opzettelijke teelt, handel, vervoer en uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, variërend van 4 tot 22 kilogram, in de periode van februari 2020 tot en met september 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de verdediging door raadsman mr. E. Bruijn. Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 is het bewijs besproken, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 4 kilogram cocaïne, waarvan de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in de georganiseerde cocaïnehandel en dat zijn daden een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de teruggave van in beslag genomen telefoons gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/101394-24
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 8 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: (mede)plegen van de opzettelijke teelt/handel/vervoer van respectievelijk 8 kilogram en tweemaal 1 kilogram cocaïne in de periode van 27 februari 2020 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam en/of Diemen;
feit 2: (mede)plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 4 kilogram cocaïne op
13 maart 2020 te Amsterdam en/of Diemen;
feit 3: (mede)plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 22 kilogram cocaïne op
21 november 2020 te Amsterdam;
feit 4: (mede)plegen van de opzettelijke uitvoer van dan wel handel in 21 kilogram cocaïne in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 17 september 2020 te Amsterdam en/of Breda en/of Grubbenvorst.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.2
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, en de hierna volgende bewijsoverweging, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zoals onder rubriek 4 weergegeven.
Bewijsoverweging ziend op alle feiten
Het is een feit van algemene bekendheid dat in de cocaïnehandel blokken, die ongeveer één kilogram per stuk wegen, worden ingevoerd en verhandeld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat daar waar van ‘een blok’ wordt gesproken, het om ongeveer één kilogram cocaïne gaat.
Partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen
Met de officier van justitie acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde medeplegen niet bewezen. Uit het dossier en de behandeling op de zitting is niet gebleken van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en anderen. Daarom zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 27 februari 2020 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd:
 ongeveer 8 kilogram, op 27 februari 2020 en
 ongeveer 1 kilogram, in de periode 16 maart 2020 tot en met 17 maart 2020 en
 ongeveer 1 kilogram, op 26 mei 2020,
telkens bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2
hij op 13 maart 2020 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 kilogram bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
3
hij op 21 november 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22 kilogram bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
4
hij in de periode 19 augustus 2020 tot en met 17 september 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 21 kilogram bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Strafoplegging

8.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van het voorarrest, wordt opgelegd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen, een aanzienlijk deel daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen en in de vorm van bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht op te leggen. Ook is verzocht rekening te houden met de ouderdom van deze zaak en dat verdachte nadien niet in aanraking is gekomen met politie en justitie voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte slechts een faciliterende rol heeft vervuld en hiervoor een beperkte vergoeding heeft ontvangen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van tien maanden samen met anderen onderdeel uitgemaakt van de grootschalige, internationale georganiseerde cocaïnehandel. Als koerier had hij hierin een belangrijke faciliterende rol. Hij heeft behoorlijke hoeveelheden, tot 22 kilogram, cocaïne opzettelijk aanwezig gehad, vervoerd en afgeleverd en naar België uitgevoerd. Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de criminele drugshandel.
De handel in harddrugs vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs schadelijk zijn voor de gebruikers ervan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat drugshandel gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zijn eigen (financiële) gewin boven de gezondheid en veiligheid van anderen gesteld en daarmee de maatschappij aan risico’s blootgesteld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken hebben vastgesteld. Ook heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een langdurige gevangenisstraf.
Het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 8 juli 2024 waaruit blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten en zijn persoonlijke omstandigheden, hebben naar het oordeel van de rechtbank geen strafverminderende invloed. Dat verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie in aanraking is gekomen, is, gelet op de ernst van de feiten, evenmin aanleiding om tot een lagere straf te komen. Dat geldt ook voor het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten, omdat de redelijke termijn om tot een vonnis te komen niet is overschreden en het onderzoek tegen verdachte in maart 2024 is aangevangen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie en acht de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
 1 1 STK telefoon, merk: Apple iPhone (G814515);
 1 1 STK telefoon inclusief lader, merk: Nokia (G814508).
De rechtbank is van oordeel dat de telefoons aan verdachte moeten worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast
teruggave aan verdachtevan de Apple iPhone telefoon (G814515) en de Nokia telefoon inclusief lader (G814508).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en M. Wiltjer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Olsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.
[…]