Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
8 augustus 2024.
mr. E.M. Meppelink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.
[persoon] naar voren is gebracht.
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
4.Bewezenverklaring
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, bewezen dat verdachte
op 18 mei 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [persoon] met een baksteen tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.Strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Strafoplegging
8.Benadeelde partij
,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (te weten 18 mei 2024) tot het moment van voldoening.
€ 3.873,64 (zegge: drieduizend achthonderddrieënzeventig euro en vierenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (te weten 18 mei 2024) tot het moment van voldoening.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
de benadeelde partij [persoon]toe tot € 2.873,64 (tweeduizend achthonderddrieënzeventig euro en vierenzestig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
18 mei 2024 tot aan de dag van de voldoening.
ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 3.873,64(drieduizend achthonderddrieënzeventig euro en vierenzestig eurocent)
te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 mei 2024 tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 48 (achtenveertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.