ECLI:NL:RBAMS:2024:5715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/13/753552 FT RK 24.690 en C/13/754123 FT RK 24.725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging afkoelingsperiode en afwijzing verzoek herstructureringsdeskundige in insolventieprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 31 juli 2024, zijn twee verzoeken behandeld in het kader van een insolventieprocedure. Het eerste verzoek, ingediend door [schuldeiser], betreft de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige op basis van artikel 371 van de Faillissementswet (Fw). Het tweede verzoek, ingediend door [schuldenaar], betreft de afkondiging van een afkoelingsperiode op basis van artikel 376 Fw. De rechtbank heeft vastgesteld dat [schuldenaar] zich in een complexe herstructurering bevindt, waarbij de belangen van de gezamenlijke schuldeisers in het geding zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van [schuldenaar] te beschermen tijdens de onderhandelingen over een akkoord. De rechtbank heeft een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd, ingaande op 1 augustus 2024. Het verzoek van [schuldeiser] tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de aanstelling van een observator voldoende is om toezicht te houden op het herstructureringsproces. Mr. F. Verhoeven is aangesteld als observator, met de opdracht om de voortgang van het akkoord te monitoren en de rechtbank hierover te informeren.

Uitspraak

Rechtbank AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
verzoek aanwijzing herstructureringsdeskundige en afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummers: C/13/753552 FT RK 24.690 en C/13/754123 FT RK 24.725
uitspraakdatum: 31 juli 2024
beschikking op het ingekomen verzoekschrift met bijlagen, met rekestnummer C/13/753552 FT RK 24.690, van:
[schuldeiser] , Ltd,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna te noemen: [schuldeiser] ,
advocaten: mrs. L.P. Kortmann, A.J.C.M. Meijs en C.M.A. Knoben,
strekkende tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige ex artikel 371 Fw ten aanzien van:
de besloten vennootschap
[schuldenaar] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK nummer] ,
advocaten: mrs. E.R. Meerdink, F. Hengst, C.D. Veldman en T.L. Ticheloven,
en op het ingekomen verzoekschrift strekkende tot het gelasten van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw, met bijlagen en rekestnummer C/13/754123 FT RK 24.725, van:
de besloten vennootschap
[schuldenaar] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK nummer] ,
hierna te noemen: [schuldenaar] ,
advocaten: mrs. E.R. Meerdink, C.D. Veldman en T.L. Ticheloven,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van [schuldeiser] , met bijlagen, tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige van 10 juli 2024 (hierna: het verzoekschrift HD);
- een brief van mr. F. Hengst van 11 juli 2024;
- een brief van mr. C. Knoben van 17 juli 2024 met aanvullende productie 10 op het verzoekschrift;
- een brief van mr. E. Meerdink van 17 juli 2024 met na te noemen zienswijze en verzoekschrift van [schuldenaar] , en een startverklaring van [schuldenaar] , waarin is gekozen voor een openbare procedure;
- de zienswijze tevens houdende verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode, met bijlagen, van [schuldenaar] van 17 juli 2024;
- een e-mail van mr. C. Knoben van 17 juli 2024 met aanvullende producties;
- een e-mail van mr. Ticheloven van 18 juli 2024 met een aanvullende productie;
- de spreekaantekeningen van mrs. Kortmann en Knoben zijdens [schuldeiser] ;
- de spreekaantekeningen van mrs. E.R. Meerdink, C.D. Veldman en T.L. Ticheloven zijdens [schuldenaar] .
1.2.
Het verzoekschrift is op 18 juli 2024 ter openbare zitting behandeld. Daarbij zijn (al dan niet via een videoverbinding) verschenen:
van de zijde van [schuldeiser] :
- mrs. L. Kortmann en C. Knoben, advocaten te Amsterdam,
van de zijde van [schuldenaar] :
  • [naam 1] ,
  • [naam 2] ,
  • [naam 3] ,
  • [naam 4] ,
  • [naam 5] ,
  • mrs. E.R. Meerdink, C.D. Veldman, T.L. Ticheloven en T. Lorjé, advocaten te Amsterdam, en [naam 6] , kantoorgenoot;
  • R. Pansianotto, US local counsel, namens White & Case,
  • [naam 7] , vertegenwoordiger van [bedrijf 1] ,
  • M.A. Zangar en K. Zouisner, tolken,
van de zijde van [de bank 1] N.A.:
- mr. T. Elseman, advocaat te Amsterdam.

2.De feiten

2.1.
[schuldenaar] is een financieringsmaatschappij binnen een groep vennootschappen waarvan [bedrijf 2] S.A. de uiteindelijke moedervennootschap is. Het [bedrijf 1] (hierna: de [bedrijf 1] ) is een van origine Braziliaans bedrijf actief in de [productie] . Bij de groep zijn meer dan 6000 werknemers in dienst. [bedrijf 1] is in financiële problemen geraakt.
2.2.
In 2014 heeft [schuldenaar] obligaties naar het recht van New York (
Notes) uitgegeven, waarvan momenteel nog een bedrag van circa USD 750 miljoen openstaat. Op 17 juli 2024 zijn de
Notesintegraal opeisbaar geworden en sinds dat moment kunnen individuele obligatiehouders aanspraak maken op betaling en zelfstandig rechtsmaatregelen nemen om betaling af te dwingen. [de bank 1] N.A. treedt op als
trusteevan de obligatiehouders.

3.Het verzoek van [schuldeiser]

3.1.
verzoekt een herstructureringsdeskundige aan te wijzen. Uit openbaar beschikbare informatie blijkt niet dat [schuldenaar] over de liquide middelen beschikt om vanaf 17 juli 2024 aan haar verplichtingen te voldoen. Er dreigt dus een deconfiture van [schuldenaar] op zeer korte termijn. Voorzover bekend is de schuld onder de
Notesde grootste schuld van [schuldenaar] . [schuldeiser] is houdster van
Notes. Omdat momenteel niet of nauwelijks informatie wordt gedeeld door de [bedrijf 1] , is het voor de obligatiehouders volstrekt onduidelijk hoe [schuldenaar] haar schulden denkt te gaan betalen en of en in hoeverre [schuldenaar] en de [bedrijf 1] hiertoe in staat zijn.
3.2.
[schuldeiser] moet als één van de voornaamste stakeholders voldoende gelegenheid worden geboden haar standpunt en juridische positie op een behoorlijke wijze en dus onderbouwd te kunnen bepalen. Benoeming van een herstructureringsdeskundige is de geëigende weg om te beproeven of een herstructurering buiten faillissement nog mogelijk is. Voortvarendheid is geboden, maar tegelijkertijd dienen waarborgen te worden gecreëerd voor een behoorlijk en evenwichtig proces. De materiële activa van [schuldenaar] bestaan uit vorderingen op groepsmaatschappijen. Dat maakt dat de bestuurders van [schuldenaar] , in ieder geval op het oog, met een belangenconflict te maken hebben, wat benoeming van een herstructureringsdeskundige noodzakelijk maakt. Een herstructureringsdeskundige kan bovendien de gerechtvaardigde belangen van alle schuldeisers naar behoren behartigen.
3.3.
Op dit moment is niet duidelijk of een pre-insolventieakkoord de geëigende weg is om de opbrengstmaximalisatie voor schuldeisers te realiseren, of dat een faillissement wenselijk is. De te benoemen herstructureringsdeskundige dient als eerste te bezien of de financiële situatie van [schuldenaar] zodanig is dat een faillissement onafwendbaar is of niet.
3.4.
De [bedrijf 1] heeft op 15 juli 2024 bij zowel een Braziliaanse als een Amerikaanse rechtbank een verzoek ingediend voor insolventierechtelijke beschermingsmaatregelen in verband met de herstructurering van opeisbare schulden. In dat verband is in Brazilië een mediationproces gestart. Voor [schuldeiser] is onduidelijk wat deze mediation zal inhouden. Zij meent dat dit hand in hand kan en moet gaan met een WHOA-traject ter zake van [schuldenaar] onder leiding van een herstructureringsdeskundige. De belangen van de gezamenlijke schuldeisers, en van de niet-gelieerde schuldeisers in het bijzonder, zijn gediend met benoeming van een onafhankelijke herstructureringsdeskundige. Een herstructureringsdeskundige kan op basis van aan te leveren stukken en informatie bezien of een eventueel groepsakkoord niet ten koste gaat van de gezamenlijke schuldeisers van [schuldenaar] en kan toezien op de mediation in Brazilië tussen de [bedrijf 1] en haar schuldeisers. Een eventuele benoeming van een observator, zoals [schuldenaar] voorstelt, zou de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet adequaat beschermen, omdat de bevoegdheden van een observator niet toereikend zijn.
3.5.
[schuldeiser] heeft geen bezwaar tegen verlening van een afkoelingsperiode, onder de voorwaarde dat de rechtbank een herstructureringsdeskundige aanwijst. De afkoelingsperiode dient te worden verleend voor de duur van twee maanden, binnen welke periode [schuldenaar] immers van plan is een akkoord aan te bieden, zoals blijkt uit de startverklaring en de mediation in Brazilië.

4.Het verzoek en de zienswijze van [schuldenaar]

4.1.
heeft schriftelijk te kennen gegeven dat het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige niet-ontvankelijk moet worden verklaard danwel moet worden afgewezen. Zij heeft voorts verzocht om een afkoelingsperiode te gelasten voor de duur van vier maanden. Zij heeft haar standpunten ter zitting nader toegelicht. Deze komen – samengevat en voor zover relevant – op het volgende neer.
4.2.
[schuldenaar] bevindt zich – als onderdeel van de [bedrijf 1] – in een complexe herstructurering waarin zij op meerdere (internationale) borden tegelijk schaakt om een maximale opbrengst voor haar schuldeisers te realiseren. Het zwaartepunt van die herstructurering ligt in Brazilië. Daar bevinden zich de voornaamste activa van de groep. In Brazilië wordt ook de komende periode een gedegen mediationproces doorlopen met aangewezen vertegenwoordigers van verschillende groepen schuldeisers en belanghebbenden onder begeleiding van een ervaren en onafhankelijke mediator, onder toezicht van de rechtbank te Sao Paolo, en onder bescherming van een aldaar afgekondigde afkoelingsperiode van 60 dagen. [schuldeiser] zal, net als andere obligatiehouders, op meerdere manieren vertegenwoordigd en betrokken worden in dat traject.
4.3.
Naast financiering via [schuldenaar] via uitgifte van
Notes, heeft de [bedrijf 1] ook bancaire financiering aangetrokken, te weten een financiering van [de bank 2] S.A. van circa USD 279 miljoen en drie zogenaamde
debentures(rentevaste waardepapieren) van circa USD 826 miljoen. Zij heeft meerdere keren uitstel van betaling verkregen, maar de
debentureszijn uiteindelijk opeisbaar geworden per 15 juli 2024 omdat de 2024
Notesniet zijn geherfinancierd. [schuldenaar] heeft USD 750 miljoen aan
Notesuitgegeven. Deze zijn inmiddels opeisbaar, maar [schuldenaar] kan deze obligaties op dit moment niet terugbetalen. Haar activa bestaan uit vorderingen op groepsvennootschappen die zijn achtergesteld bij de
debenturesen bovendien getroffen worden door een in Brazilië afgekondigde afkoelingsperiode.
4.4.
[bedrijf 1] is al enige maanden in onderhandeling met de houders van de
debenturesover een mogelijke oplossing, bij welke oplossing ook de obligatiehouders betrokken worden. Om een stabiel platform voor het bereiken van een oplossing te creëren, is onlangs, onder leiding van een gespecialiseerde Braziliaanse kamer voor mediation in herstructurerings- en insolventiezaken, een mediationproces gelanceerd met als doel om een buitengerechtelijk akkoord te bereiken om de schulden van [bedrijf 1] te herstructureren. In dat kader vindt op 19 juli 2024 een eerste gesprek plaats met onder meer de Ad Hoc Groep waarvan ook [schuldeiser] deel uitmaakt. Op 16 juli 2024 heeft de Braziliaanse faillissementsrechter een afkoelingsperiode van 60 dagen gelast. In de Verenigde Staten van Amerika is een zogenaamde
Chapter15 procedure gestart en ook in Spanje zijn pre-insolventiemaatregelen verzocht.
4.5.
Pogingen van individuele obligatiehouders, zoals [schuldeiser] , om via [schuldenaar] “iets te doen”, verstoren het zorgvuldig ingerichte proces in Brazilië. Het benoemen van een herstructureringsdeskundige, met de opdracht om zich (proberen) te mengen in dit proces, is contraproductief en bovendien op dit moment onnodig.
4.6.
[schuldenaar] is van mening dat het verzoek tot het benoemen van een herstructureringsdeskundige niet-ontvankelijk is danwel moet worden afgewezen omdat (i) [schuldeiser] niet kwalificeert als schuldeiser, (ii) zij niet bevoegd is om dit verzoek in te stellen en (iii) benoeming van een herstructureringsdeskundige niet in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers. [schuldeiser] kwalificeert niet als schuldeiser in de zin van artikel 381 lid 3 en 371 Fw omdat zij slechts economisch en niet juridisch gerechtigd is tot de
Notes. Bovendien strookt het verzoek niet met de zogenaamde ‘no action clause’ waarin [schuldeiser] contractueel is gebonden (wat tegelijk ook een
waiver of rightsnaar het recht van New York meebrengt).
4.7.
Om verdere escalatie door [schuldeiser] en andere obligatiehouders te voorkomen, en om het voor de gesprekken over een mogelijk akkoord vereiste stabiele platform zeker te stellen, heeft [schuldenaar] op 17 juli 2024 zelf een startverklaring gedeponeerd en verzoekt [schuldenaar] om een algemene afkoelingsperiode te gelasten voor een periode van vier maanden. [schuldenaar] zal, zoals daarin bevestigd, binnen twee maanden een akkoord aanbieden. Zij verwijst naar het lopende mediationproces in Brazilië, in welk kader ook een afkoelingsperiode van 60 dagen is afgekondigd, binnen welke periode de [bedrijf 1] en haar betrokken crediteuren zullen proberen tot overeenstemming te komen.
4.8.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het in dit stadium al opportuun is een functionaris te benoemen, zou dit wat [schuldenaar] betreft een observator moeten zijn, die ambtshalve door de rechtbank benoemd kan worden.

5.De beoordeling

Soort procedure, rechtsmacht en bevoegdheid
5.1.
Omdat dit de eerste verzoeken zijn in deze procedure, moet eerst worden vastgesteld voor welk soort procedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw is gekozen. Ook moet beoordeeld worden of aan de rechtbank rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van de verzoeken tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige en tot het afkondigen van een afkoelingsperiode kennis te nemen. Volgens [schuldeiser] kan rechtsmacht worden ontleend aan de Verordening (EU) nr 2015/848 betreffende insolventieprocedures (hierna: de Verordening). [schuldenaar] heeft zich ter zake van het aannemen van rechtsmacht en bevoegdheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2.
Uit de startverklaring blijkt dat [schuldenaar] heeft gekozen voor een openbare akkoordprocedure. [schuldenaar] is gevestigd in Amsterdam en oefent daar haar bedrijf uit. De openbare akkoordprocedure buiten faillissement is opgenomen in bijlage A bij de Verordening. Dit maakt dat deze rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Verordening, bevoegd is deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenaar] in Nederland ligt. De rechtbank is op grond van artikel 369 lid 8 Fw relatief bevoegd de verzoeken in behandeling te nemen.
5.3.
De openbare akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee voor de volledige duur van de procedure vast.
Afkoelingsperiode
5.4.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar of (zo die is aangewezen) door de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien nog geen herstructureringsdeskundige is aangewezen en het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden.
5.5.
[schuldenaar] heeft ter zitting toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. [schuldenaar] kan daarom worden ontvangen in haar verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode.
5.6.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien summierlijk blijkt dat aan drie vereisten wordt voldaan, namelijk (1) dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten, (2) dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en (3) dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
5.7.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door de [schuldenaar] gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. [schuldeiser] heeft met haar verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige laten zien dat de obligatiehouders er niet voor terugdeinzen op individuele basis actie te ondernemen; geenszins uitgesloten is dat zij in dit verband jegens [schuldenaar] nadere stappen zullen ondernemen wanneer geen afkoelingsperiode wordt gelast. Nu, in het kader van het wereldwijde herstructureringsproces, in Brazilië en de Verenigde Staten al afkoelingsperiodes zijn afgekondigd, zou het onwenselijk zijn dat individuele obligatiehouders of crediteuren bij [schuldenaar] nog verhaalsacties zouden kunnen starten en daardoor kunnen proberen een betere positie voor zichzelf te creëren. Dit zou de totstandkoming van een (WHOA) akkoord – al dan niet als onderdeel van een wereldwijd herstructureringstraject - in gevaar kunnen brengen. Uit het voorgaande valt tevens redelijkerwijs aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van [schuldenaar] bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Dat enige schuldeiser van [schuldenaar] hierdoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad, is niet gebleken.
5.9.
De rechtbank ziet in één en ander aanleiding om een algemene afkoelingsperiode van, zoals verzocht, vier maanden te gelasten, ingaande op 1 augustus 2024.
5.10.
Indien verlenging van de afkoelingsperiode wordt verzocht, zal de rechtbank onder meer willen worden geïnformeerd over de status is van het akkoordaanbod.
Aanstelling WHOA-functionaris
5.11.
[schuldeiser] heeft verzocht om benoeming van een herstructureringsdeskundige, waartegen [schuldenaar] zich op haar beurt heeft verzet. Mocht betrokkenheid van een derde al nodig zijn, dan zou dit volgens [schuldenaar] een observator moeten zijn.
5.12.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht begrijpt de rechtbank dat [schuldeiser] van mening is dat vooralsnog sprake is geweest van ontoereikende informatievoorziening vanuit [schuldenaar] (en [bedrijf 1] ) richting haar schuldeisers en dat de vrees bestaat dat daarin - zonder nadere waarborgen - geen verandering komt. Volgens [schuldeiser] is het van belang dat een herstructureringsdeskundige wordt aangesteld met als taak om in eerste instantie vooral toe te zien op het herstructureringsproces in en vanuit Brazilië en er daarbij voor te waken dat de belangen van de schuldeisers van [schuldenaar] zo goed mogelijk worden behartigd. De taak van de te benoemen herstructureringsdeskundige zal dus, zo begrijpt de rechtbank het betoog van [schuldeiser] , meer zijn om toezicht te houden op het al lopende proces, dan om zelfstandig een WHOA-akkoord aan te bieden.
5.13.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 379 lid 1 jo 380 lid 1 Fw ambtshalve een voorziening te treffen die erin bestaat dat een observator wordt aangesteld. Een observator heeft ingevolge artikel 380 lid 1 Fw tot taak toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord en daarbij oog te hebben voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en, voor zover relevant, de aandeelhouders. Net als de herstructureringsdeskundige heeft de observator, gelet op het bepaalde in artikel 380 lid 4 Fw jo. artikel 371 lid 7 en lid 8 Fw, het recht om alle relevante informatie van de schuldenaar te raadplegen en om inlichtingen te verkrijgen van bestuurders, aandeelhouders en, in een voorkomend geval, commissarissen. Daarmee zal hij zijn toezichthoudende taak vorm moeten geven en, met dat doel, voldoende nauw op de hoogte moeten blijven van de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord door de schuldenaar. Anders dan de herstructureringsdeskundige, heeft de observator niet de bevoegdheid om het akkoord voor te bereiden of aan te bieden of om de rechtbank te verzoeken om voorzieningen te treffen.
5.14.
Anders dan [schuldenaar] , die primair het standpunt heeft ingenomen dat benoeming van een onafhankelijke functionaris in het kader van het WHOA-traject niets toevoegt, is de rechtbank van oordeel dat benoeming van een onafhankelijke functionaris in de persoon van een observator wel degelijk aangewezen is. Voldoende aannemelijk is geworden dat de (niet gelieerde) schuldeisers van [schuldenaar] - te weten voornamelijk de groep obligatiehouders - tot dusver nauwelijks gekend zijn in het, grotendeels vanuit Brazilië aangestuurde, herstructureringstraject. Evenmin heeft [schuldenaar] duidelijk gemaakt op welke wijze in dit traject gewaarborgd is, dan wel wordt, dat met hun specifieke belangen, als de schuldeisers op het niveau van de Nederlandse entiteit, rekening wordt gehouden. Anderzijds is de rechtbank, in tegenstelling tot [schuldeiser] , in de gegeven omstandigheden van oordeel dat met de aanstelling van een observator kan worden volstaan. Dit sluit ook aan bij de rol die [schuldeiser] zelf voor ogen heeft voor de, volgens haar, aan te wijzen herstructureringsdeskundige. Deze komt, naar de rechtbank na vragen ter zitting heeft begrepen, namelijk (in eerste instantie) grotendeels neer op de rol van een toezichthouder, die ervoor waakt dat de belangen van de schuldeisers van [schuldenaar] in het, in het kader van de wereldwijde herstructurering, nader vorm te geven WHOA-traject voldoende worden behartigd en dat die schuldeisers in dat verband voldoende worden geïnformeerd.
5.15
De rechtbank zal dan ook ambtshalve overgaan tot aanstelling van een observator.
Persoon van de observator
5.12.
De rechtbank dient vervolgens te bepalen wie tot observator zal worden aangesteld.
5.13.
Zowel [schuldeiser] als [schuldenaar] heeft drie offertes overgelegd van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen respectievelijk observatoren.
5.14.
De rechtbank heeft de offertes beoordeeld in het licht van de door partijen geschetste problematiek en de verschillende (soorten) belanghebbenden die daarbij zijn betrokken.
5.15.
De rechtbank acht in beginsel alle voorgestelde kandidaten geschikt. Op basis van de uitgebrachte offertes gecombineerd met de geconstateerde problematiek, de internationale context en de onderlinge (gespannen) verhoudingen, acht de rechtbank mr. F. Verhoeven de aangewezen persoon om als observator te fungeren. Niet is gebleken van uitdrukkelijke bezwaren tegen zijn benoeming. Mr. Verhoeven heeft aan de griffier te kennen gegeven een aanstelling tot observator ook te aanvaarden.
5.16.
Indien de observator constateert dat het [schuldenaar] niet zal lukken om een akkoord tot stand te brengen, of dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van [schuldenaar] worden geschaad, dient hij de rechtbank hierover direct te informeren en de rechtbank zo nodig te verzoeken om de intrekking van zijn aanstelling. Als vervolgens blijkt dat de kansen op totstandkoming van een akkoord nog niet verkeken zijn, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat het wenselijk is om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen die de voorbereiding van een akkoord overneemt (vergelijk artikel 380 lid 2 Fw). De rechtbank wil daarbij niet op voorhand uitsluiten dat de observator in een dergelijk geval zelf als herstructureringsdeskundige zal worden aangewezen.
5.17.
De rechtbank acht het aangewezen te bepalen dat de observator haar binnen twee maanden na de datum van deze beschikking dient te informeren over de voortgang van het akkoord. Dit dient te gebeuren door middel van een schriftelijk verslag.
Overig
5.18.
Bij deze stand van zaken behoeft het verzoek van [schuldeiser] tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, en de daartegen opgeworpen (formele en inhoudelijke) bezwaren van de kant van [schuldenaar] , geen nadere bespreking. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
kondigt een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode
van vier maanden
,ingaande op 31 juli 2024
,die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [schuldenaar] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [schuldenaar] bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden;
6.2.
wijst af het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige;
6.3.
stelt aan als observator mr. F. Verhoeven, [postadres] ;
6.4.
draagt de observator op om na twee maanden na de datum van deze beschikking op de hiervoor onder 5.17. beschreven wijze schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank ten aanzien van de voortgang van het akkoord;
6.5.
draagt de observator op om binnen twee weken na heden een begroting van de kosten van zijn werkzaamheden en die van eventuele derden die door hem worden geraadpleegd te maken en deze aan de rechtbank toe te zenden en houdt de vaststelling van het bedrag dat de werkzaamheden van de observator en van de derden die door hem worden geraadpleegd ten hoogste mogen kosten aan;
6.6.
bepaalt dat voornoemde kosten ten laste van [schuldenaar] komen en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de observator voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
6.7.
bepaalt dat [schuldenaar] de observator alle inlichtingen dient te verschaffen als dit van haar wordt verlangd, op de wijze als daarbij door de observator is bepaald, de observator toegang dient te verschaffen tot alle voor de vervulling van zijn taak noodzakelijke plaatsen, en de observator ook voor het overige alle noodzakelijke medewerking dient te geven tot het vervullen van zijn taak;
6.7.
bepaalt dat [schuldenaar] de observator eigener beweging dient in te lichten over feiten en omstandigheden waarvan zij weet of behoort te weten dat deze voor de observator voor een juiste vervulling van zijn taak van belang zijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. K.M. van Hassel, rechters, en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.