ECLI:NL:RBAMS:2024:5698
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gebiedsverbod in Amsterdam
Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, een beroepsactivist uit Amsterdam, en de burgemeester van Amsterdam. Verweerder had op 12 augustus 2024 een gebiedsverbod opgelegd aan verzoeker, dat inging op 14 augustus 2024 en zou duren tot 13 november 2024. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening om het gebiedsverbod te schorsen. Tijdens de zitting op 28 augustus 2024 werd het verzoek behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek tot schorsing van het gebiedsverbod moest worden toegewezen. Hij stelde vast dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eerdere verblijfsverboden waren ingetrokken en waarom het nieuwe gebiedsverbod van drie maanden was opgelegd. De voorzieningenrechter wees erop dat de eerdere verboden waren gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dat de motivering voor het nieuwe verbod op basis van artikel 172a van de Gemeentewet niet voldoende was onderbouwd. Verweerder had niet duidelijk gemaakt waarom de termijn van drie maanden was gekozen, terwijl eerdere verboden korter waren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had en schorste het besluit van 12 augustus 2024 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moest vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. S.D. Arnold, in aanwezigheid van griffier mr. J.C.M. Schilder, en werd openbaar uitgesproken op 6 september 2024.