ECLI:NL:RBAMS:2024:5662

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
13/206240-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot medische situatie en detentieomstandigheden

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. de Haan. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank beoordeelde de grondslag en inhoud van het EAB, dat betrekking had op een vonnis van het District Court in Strzelce Krajeńskie van 30 oktober 2019, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van twee jaar was opgelegd voor feiten die onder Nederlands recht als diefstal en poging tot diefstal kwalificeerden. De verdediging voerde aan dat de overlevering zou leiden tot schending van het recht op een effectief rechtsmiddel, omdat de opgeëiste persoon een vreemdelingrechtelijke procedure in Nederland had lopen. De rechtbank oordeelde echter dat de procedure door de advocaat kon worden voortgezet, zelfs na overlevering.

Daarnaast werd er door de verdediging bezorgdheid geuit over de detentieomstandigheden in Polen, met name met betrekking tot de medische zorg voor de opgeëiste persoon, die epilepsie heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve gegevens waren die een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling konden onderbouwen. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, waarbij de medische situatie van de opgeëiste persoon in de toekomst kan worden meegenomen in de beslissing over de feitelijke overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-206240-24
Datum uitspraak: 10 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 mei 2022 door de
Circuit Court in Gorzów Wlkp. 2nd Criminal Departmentin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
verblijvende op het adres: [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. de Haan, advocaat in Zwolle, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd [2] en de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de
District Court in Strzelce Krajeńskie(Polen) van
30 oktober 2019, referentie: II K 121/18.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • Feit I:
  • Feit II en feit V:
  • Feit III en VI:
  • Feit IV
  • Feit VII:
  • Feit VIII en IX:
  • Feit X:

5.Artikel 11 OLW jo 47 Handvest van de Europese Unie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon in Nederland een vreemdelingrechtelijke procedure is gestart tegen zijn ongewenstverklaring. Als de opgeëiste persoon wordt overgeleverd, is er een reëel gevaar dat zijn grondrecht op het benutten van een
effective remedytegen die ongewenstverklaring wordt geschonden, omdat hij na overlevering geen mogelijkheid heeft die procedure in Nederland met een advocaat voor te bereiden en bij de behandeling daarvan aanwezig te zijn. Het is onmogelijk om de procedure vanuit Polen voor te bereiden en te voeren met een advocaat, omdat Poolse gedetineerden weinig contact mogen hebben met een advocaat. De raadsman heeft daarom verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, zodat de opgeëiste persoon de vreemdelingrechtelijke procedure in Nederland kan afwachten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schending van het grondrecht op een
effective remedy, nu uit het CPT-rapport blijkt dat er wel degelijk mogelijkheden zijn voor contact met een advocaat. Het verzoek van de raadsman moet daarom worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, los van de vraag of de door de raadsman geschetste situatie onder de reikwijdte van artikel 11 lid 1 OLW valt, geen sprake is van het niet kunnen inzetten van een
effective remedyals de overlevering wordt toegestaan. Vast staat dat de opgeëiste persoon een procedure is gestart tegen de ongewenstverklaring waarbij hij wordt bijgestaan door een advocaat. Die procedure kan dus door de advocaat worden voorgezet als de opgeëiste persoon wordt overgeleverd en daardoor in Polen verblijft. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman dan ook af.

6.Weigeringsgrond artikel 11: detentieomstandigheden

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat hij zich zorgen maakt dat de opgeëiste persoon in de Poolse gevangenissen niet de noodzakelijke medische zorg voor zijn epilepsie zal krijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon niet aan overlevering in de weg staan. Het CPT-rapport vermeldt bevindingen over de detentieomstandigheden voor voorlopig gehechte gedetineerden, vreemdelingen en gedetineerden op psychiatrische afdelingen en is daarmee niet van toepassing op de situatie van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer aldus als heeft de raadsman willen aanvoeren dat gedetineerden die gezondheidsklachten hebben, in het bijzonder gedetineerden met epilepsie, geen adequate behandeling krijgen in Poolse gevangenissen en om die reden een reëel gevaar lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het verweer slaagt echter niet. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens verstrekt op grond waarvan een dergelijk gevaar kan worden aangenomen.
De medische situatie van de opgeëiste persoon kan door de officier van justitie worden meegenomen bij de te nemen beslissing over de feitelijke overlevering zoals bedoeld in artikel 35 OLW. De rechtbank geeft de raadsman daarom mee om in het kader van de feitelijke overlevering, indien de opgeëiste persoon daartoe toestemming verleent, medische stukken aan de officier van justitie over te leggen zodat met de medische situatie van de opgeëiste persoon zo nodig rekening kan worden gehouden.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 310, 311 en 321 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court in Gorzów Wlkp. 2nd Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. van Gerven en A.A.B. Fransen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.