Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.1. De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en de gronden daarvan
4.De reactie van de rechter
5.5. De gronden van de beslissing
mrs. M.W. van der Veen en A.R.P.J. Davids, leden,
Rechtbank Amsterdam
Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die betrokken was bij een echtscheidingsprocedure, diende op 1 juli 2024 een wrakingsverzoek in tegen mr. M.E.B. Terwee, de rechter die de zaak behandelde. Het verzoek was gebaseerd op beschuldigingen van corruptie en partijdigheid, waarbij verzoeker stelde dat de rechter betrokken was bij manipulatie van de procedures in het voordeel van zijn ex-echtgenote. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 had verzoeker zich zonder advocaat verdedigd, wat hij als een schending van zijn recht op een eerlijk proces beschouwde. De rechter had echter herhaaldelijk aangegeven dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het inschakelen van juridische bijstand.
De rechtbank oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De stellingen van verzoeker over corruptie en partijdigheid werden als niet concreet en feitelijk onjuist beoordeeld. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd vastgesteld dat verzoeker niet had aangetoond dat de rechter op enige wijze partijdig was geweest in de behandeling van zijn zaak.
De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat er geen mogelijkheid tot voorziening openstond tegen deze beslissing.