ECLI:NL:RBAMS:2024:5659

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/13/754339 / HA RK 24-242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een echtscheidingsprocedure

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die betrokken was bij een echtscheidingsprocedure, diende op 1 juli 2024 een wrakingsverzoek in tegen mr. M.E.B. Terwee, de rechter die de zaak behandelde. Het verzoek was gebaseerd op beschuldigingen van corruptie en partijdigheid, waarbij verzoeker stelde dat de rechter betrokken was bij manipulatie van de procedures in het voordeel van zijn ex-echtgenote. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 had verzoeker zich zonder advocaat verdedigd, wat hij als een schending van zijn recht op een eerlijk proces beschouwde. De rechter had echter herhaaldelijk aangegeven dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het inschakelen van juridische bijstand.

De rechtbank oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De stellingen van verzoeker over corruptie en partijdigheid werden als niet concreet en feitelijk onjuist beoordeeld. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd vastgesteld dat verzoeker niet had aangetoond dat de rechter op enige wijze partijdig was geweest in de behandeling van zijn zaak.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat er geen mogelijkheid tot voorziening openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Zaaknummer: C/13/754339 / HA/RK 24/242
Beslissing van 3 september 2024 op het bij de rechtbank ingekomen verzoek tot wraking van:
[verzoeker],
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
welk verzoekstrekt tot wraking van mr. M.E.B. Terwee, rechter, tevens kinderrechter, te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.1. De procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het wrakingsverzoek van 1 juli 2024 met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 31 juli 2023 (de Wrakingskamer leest: 2024);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren in de zaak met zaaknummer C/13/733459 / FA RK 23/3022 van 19 maart 2024 (echtscheiding);
- de beschikking van 28 maart 2024 betreffende de echtscheiding.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 augustus 2024. Verschenen zijn verzoeker en de rechter, vergezeld door haar teamvoorzitter.
Als toehoorder is verschenen, zijn ex-echtgenote [naam] (hierna: de vrouw).

2.De feiten

Bij de rechter is een procedure aanhangig met zaaknummer C/13/733459 / FA RK 23/3022. Bij tussenbeschikking van 28 maart 2024 is onder andere de echtscheiding tussen verzoeker en de vrouw uitgesproken en is vervangende toestemming verleend aan de vrouw voor de inzet van hulpverlening voor hun minderjarige kinderen. Bij voornoemde beschikking is de behandeling met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, het gezag, de proceskosten en iedere verdere beslissing – in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming – aangehouden tot de pro forma zitting van 7 oktober 2024.
De tussenbeschikking vermeldt onder meer – voor zover hier van belang – dat de advocaat van verzoeker zich op 22 november 2023 heeft onttrokken en dat sindsdien geen andere advocaat zich namens verzoeker heeft gesteld. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 heeft verzoeker zich op 4 maart 2024 tot de rechtbank gewend met het verzoek tot toewijzing van een advocaat. Op 7 maart 2024 heeft de rechtbank verzoeker bericht dat de rechtbank geen advocaten toewijst aan partijen, maar dat hij zich daarvoor kan wenden tot de Orde van Advocaten (hierna: de Orde). De griffier heeft nadien van de Orde vernomen dat verzoeker kenbaar had gemaakt dat hij geen advocaat wenste. Verzoeker is vervolgens op de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 in persoon verschenen, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Hierin staat, zakelijk weergegeven, vermeld dat verzoeker zelf verweer voert, omdat aan hem geen advocaat is toegewezen. De rechter heeft ter zitting herhaald dat verzoeker zich voor toewijzing van een advocaat dient te wenden tot de Orde en daarvoor de mogelijkheid heeft gehad.
Verder staat in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 beschreven wat de rechter ter zitting heeft meegedeeld over wat de kinderen haar hebben verteld tijdens de kindgesprekken die de rechter op 18 maart 2024 op de rechtbank met hen heeft gevoerd.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

De gronden voor wraking zien op de gang van zaken tijdens en voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 19 maart 2024.
Verzoeker stelt – samengevat weergegeven – dat jarenlang bij verschillende (overheids-) instanties sprake is van ernstige corruptie. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat procedures worden misleid en gemanipuleerd en dat tussen verschillende (overheids) instanties afstemming plaatsvindt, met het doel dat de echtscheidingsprocedure in het voordeel van de vrouw uitvalt. Verzoeker stelt dat de rechter heeft deelgenomen aan corruptie en ondermijning van de rechtsstaat. Dat blijkt ook uit de benoeming van een notaris voor de verdeling van de gemeenschap door de rechter, zonder inspraak van verzoeker.
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat hij zich genoodzaakt voelde om zich tijdens de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 zonder bijstand van een advocaat te verweren. Dit terwijl de rechter wist dat de (toenmalige) advocaat van verzoeker zich op 22 november 2023 had onttrokken en zich nadien geen andere advocaat heeft gesteld.
Tot slot heeft verzoeker erop gewezen dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 heeft opgemerkt dat het ‘goed’ gaat met de kinderen die bij de vrouw verblijven. Dit terwijl de vrouw zich al jarenlang ten aanzien van hemzelf en de kinderen heeft schuldig maakt aan huiselijk geweld en gedwongen oudervervreemding en de rechter geen deskundige is op deze terreinen. Ook hebben op 18 maart 2024, buiten medeweten van verzoeker, tussen de rechter en zijn kinderen gesprekken plaatsgevonden in zijn woning.
Als gevolg van deze feiten en omstandigheden is het vertrouwen van verzoeker in de onpartijdigheid van de rechter geschaad.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft in haar schriftelijke reactie primair aangevoerd dat het verzoek tardief is. Subsidiair heeft de rechter in haar schriftelijke reactie en haar nadere toelichting tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aangevoerd dat geen sprake is van subjectieve of objectieve (schijn van) partijdigheid richting verzoeker. De benoeming van de notaris gaat volgens een vaste procedure waarbij een notaris uit een lijst van namen wordt gekozen, waar de rechter niet bij betrokken is. Zij kent die personen op de lijst ook verder niet. Ten aanzien van de ontbrekende rechtsbijstand voor verzoeker wijst de rechter erop dat zij tijdens de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 (opnieuw) aan verzoeker heeft uitgelegd dat hij zelf verantwoordelijk is voor het zoeken van een advocaat en dat hij zich kan wenden tot de Orde voor toewijzing van een advocaat. In de tussenbeschikking van 28 maart 2024 heeft de rechter verzoeker hier opnieuw op gewezen.
De stelling dat op 18 maart 2024 gesprekken tussen de kinderen en de rechter hebben plaatsgevonden in de woning van verzoeker is feitelijk onjuist. De rechter heeft toegelicht dat de gesprekken met de minderjarige kinderen hebben plaatsgevonden in een daarvoor bestemde kamer in rechtbank Amsterdam. Het is gebruikelijk om kinderen vanaf de leeftijd van acht jaar in de gelegenheid te stellen om een gesprek met de rechter te voeren. De rechter heeft benadrukt dat zij tijdens de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 heeft beschreven wat de kinderen tijdens de gesprekken hebben verteld, zonder daar een conclusie aan te verbinden. Ten slotte heeft de rechter gesteld dat zij niet is betrokken bij zeer ernstige en jarenlange corruptie en heimelijk overleg en afstemming tussen betrokken overheidsinstanties of misleiding en manipulatie van procedures.

5.5. De gronden van de beslissing

5.1.
Op 2 juli 2024 heeft de meest recent toegewezen advocaat van verzoeker, mr. Donze, zich onttrokken als advocaat. Verzoeker heeft bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nader toegelicht dat dit op zijn verzoek is geweest, omdat mr. Donze onder meer heeft geweigerd om een wrakingsverzoek in te dienen in verband met de gang van zaken op en voorafgaand aan de zitting van 19 maart 2024. Nadien heeft verzoeker meerdere advocaten benaderd, die eveneens hebben geweigerd hem bij te staan bij de indiening van een wrakingsverzoek. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek daarom pas op 1 juli 2024 in persoon ingediend.
De Wrakingskamer heeft ter zitting van 20 augustus 2024 geoordeeld dat verzoeker ontvankelijk is in het wrakingsverzoek, ondanks het feit dat het verzoekschrift niet tijdig – te weten onverwijld, nadat verzoeker bekend was met de feiten en omstandigheden die de grond vormen voor de wraking – is ingediend. De Wrakingskamer acht deze te late indiening verschoonbaar gelet op de omstandigheid dat verzoeker kennelijk in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat voor het indienen van een wrakingsverzoek bijstand van een advocaat noodzakelijk is.
5.2.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Een wrakingsverzoek is alleen succesvol in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid bij de rechter, althans dat de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de gronden van het wrakingsverzoek betrekking hebben op zowel wat vooraf is gegaan aan de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 als op de gang van zaken tijdens deze behandeling. De aangevoerde gronden slagen naar het oordeel van de rechtbank niet, ook niet als deze in onderlinge samenhang worden beschouwd. Daartoe is het volgende redengevend. Allereerst geldt dat verzoeker zijn stellingen, dat de rechter betrokken zou zijn bij de door verzoeker gestelde corruptie, heimelijk overleg en afstemming met betrokken overheidsinstanties en misleiding en manipulatie van procedures, niet concreet heeft gemaakt. De omstandigheid dat verzoeker geen bijstand (meer) had van een advocaat, zowel in aanloop naar als tijdens de mondelinge behandeling, is geen grond om (schijn van) partijdigheid van de rechter aan te nemen. Dit komt voor risico van verzoeker en kan hij de rechter niet verwijten. Aan verzoeker is voorafgaand aan de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat hij, desgewenst – al dan niet via de Orde – zelf een advocaat dient te raadplegen om zich tijdens de mondelinge behandeling te laten bijstaan.
Voorts mist de stelling van verzoeker, dat de rechter zou hebben gezegd dat het ‘goed’ gaat met de kinderen, feitelijke grondslag. Uit de reactie van de rechter en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling volgt namelijk dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling alleen een terugkoppeling heeft gegeven aan procespartijen over wat de kinderen haar daags voor de mondelinge behandeling hebben verteld. De rechter heeft daarbij geen oordeel gegeven en/of conclusies getrokken. De stelling van verzoeker, dat de gesprekken in de woning van verzoeker hebben plaatsgevonden, mist eveneens feitelijke grondslag, omdat deze gesprekken op de rechtbank hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dan ook geen vooringenomenheid van de rechter. Bovendien heeft de rechter in haar schriftelijke reactie uitgelegd dat deze kindgesprekken op de gebruikelijke wijze zijn gevoerd. Dit is tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ook niet langer door verzoeker betwist. Na de gegeven toelichting van de rechter over de wijze van benoeming van een notaris voor de verdeling van de gemeenschap, heeft verzoeker niet nader gereageerd. Er is dan ook geen sprake van feiten of omstandigheden die enige (objectieve) vrees voor partijdigheid van de rechter rechtvaardigen.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 september 2024 door:
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M.W. van der Veen en A.R.P.J. Davids, leden,
in tegenwoordigheid van de griffier,
en – wegens afwezigheid van de voorzitter – ondertekend door de oudste rechter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.