In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2024, vorderde eiser, die werkzaam was bij Hendi B.V., een betaling van € 25.000 van Italindo International B.V. Eiser stelde dat Italindo goederen van hem had gekocht zonder daarvoor te betalen. De betalingsachterstand zou zijn opgelopen tot het gevorderde bedrag. Italindo betwistte echter de vordering en stelde dat zij wel degelijk had betaald voor de ontvangen goederen. De kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vordering te onderbouwen. Eiser had geen administratie bijgehouden van de verkopen en de WhatsApp-conversaties gaven geen duidelijkheid over de geleverde goederen en de bijbehorende bedragen. De kantonrechter concludeerde dat het niet mogelijk was om vast te stellen of er een betalingsachterstand was en wees de vordering van eiser af. Daarnaast werd eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Italindo.