Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank Aurich in Duitsland. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een levenslange veiligheidsmaatregel die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Duitse Federale Hof van Justitie enkel rechtsvragen beoordeelt, waardoor alleen de procedure in eerste aanleg onder de reikwijdte van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) valt. Het verweer van de opgeëiste persoon, dat er een gevaar van schending van grondrechten zou zijn door de levenslange veiligheidsmaatregel, is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn die zich daartegen verzetten.
De behandeling van het EAB vond plaats op 11 juli 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Aurich van 22 december 2011, waarin een vrijheidsstraf van 8 jaar is opgelegd, die inmiddels is uitgezeten. Echter, de opgeëiste persoon ondergaat nog steeds een levenslange veiligheidsmaatregel, die in Duitsland is opgelegd.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure in eerste aanleg en dat er geen weigeringsgrond van toepassing is. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de OLW. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. Daarom staat de rechtbank de overlevering toe.