ECLI:NL:RBAMS:2024:5628

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
13/165452-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor levenslange veiligheidsmaatregel

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank Aurich in Duitsland. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een levenslange veiligheidsmaatregel die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Duitse Federale Hof van Justitie enkel rechtsvragen beoordeelt, waardoor alleen de procedure in eerste aanleg onder de reikwijdte van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) valt. Het verweer van de opgeëiste persoon, dat er een gevaar van schending van grondrechten zou zijn door de levenslange veiligheidsmaatregel, is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn die zich daartegen verzetten.

De behandeling van het EAB vond plaats op 11 juli 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Aurich van 22 december 2011, waarin een vrijheidsstraf van 8 jaar is opgelegd, die inmiddels is uitgezeten. Echter, de opgeëiste persoon ondergaat nog steeds een levenslange veiligheidsmaatregel, die in Duitsland is opgelegd.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure in eerste aanleg en dat er geen weigeringsgrond van toepassing is. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de OLW. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. Daarom staat de rechtbank de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/165452-24
Datum uitspraak: 25 juli 2024.
UITSPRAAK
op de vordering van 22 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2024 door de Arrondissementsrechtbank Aurich, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1961,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J.M. Pinners, advocaat te Zwolle, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de arrondissementsrechtbank Aurich van 22 december 2011, referentie 11 KLs 410 Js 15751/10 (19/10).
ÁG113101216760´È
G113101216760
Uit onderdeel c van het EAB blijkt dat een vrijheidsstraf van 8 jaar is opgelegd, die reeds ten uitvoer is gelegd. Uit de aanvullende informatie van 18 juni 2024 blijkt dat de misdrijven waarvoor het EAB is uitgevaardigd hebben geleid tot het opleggen van een levenslange veiligheidsmaatregel, waardoor – ondanks dat de 8 jaar vrijheidsstraf al is uitgezeten – de maatregel van preventieve hechtenis gehandhaafd blijft.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een levenslange veiligheidsmaatregel, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De maatregel is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 18 juni 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing in eerste aanleg heeft geleid. Uit de aanvullende informatie blijkt echter dat er ook een procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden. Bij beslissing van het Federale Hof van Justitie van 31 juli 2012 is het hoger beroep afgewezen.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
De rechtbank stelt vast dat het Federale Hof van Justitie alleen rechtsvragen beoordeelt. Dit betekent dat alleen de procedure in eerste aanleg onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt en de procedure in hoger beroep niet aan artikel 12 OLW hoeft te worden getoetst. De rechtbank heeft hierboven reeds overwogen dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg. Dit betekent dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich niet voordoet.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten 1, 2 en 4 aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit 3 niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
de meerdaadse samenloop van:
poging tot zware mishandeling
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.Levenslange veiligheidsmaatregel

Standpunten van de raadsvrouw en de officier van justitie
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat – kort gezegd – de rechten van de opgeëiste persoon in Duitsland worden geschonden nu er voor hem geen reële mogelijkheid is of heeft bestaan om de aan hem opgelegde levenslange veiligheidsmaatregel te laten herbeoordelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aanvullende informatie blijkt dat in Duitsland wel degelijk de mogelijkheid bestaat van herziening of gratie.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 18 juni 2024 blijkt dat aan de opgeëiste persoon een levenslange veiligheidsmaatregel is opgelegd. Bij aanvullende informatie van 24 juni 2024 is onderdeel h van het EAB ingevuld. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft daarin – ten aanzien van de opgelegde levenslange veiligheidsmaatregel – het volgende aangevinkt:
-
the legal system of the issuing Member State allows for a review of the penalty or measure imposed – on request or at least after 20 years – aiming at a non-execution of such penalty or measure,
and/or
-
the legal system of the issuing Member State allows for the application of measures

of clemency to which the person is entitled under the law or practice of the issuing Member State, aiming at non execution of such penalty or measure.

Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verstrekte informatie, welke er op neerkomt dat er in Duitsland een wettelijke mogelijkheid van herziening van de opgelegde veiligheidsmaatregel bestaat, alsmede de mogelijkheid van gratie. De rechtbank is verder niet gebleken van bewijzen voor het bestaan van structurele of fundamentele gebreken in die zin dat – ondanks het bestaan van deze wettelijke mogelijkheden – een herbeoordeling in de praktijk nimmer tot een andere of lagere straf of maatregel kan leiden en de wettelijke bepalingen dus een dode letter zouden zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een mogelijke schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geen sprake is. Zij verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan Arrondissementsrechtbank Aurich, Duitsland, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en B. van Galen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.