ECLI:NL:RBAMS:2024:559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
23/3260
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen subsidiebeschikkingen met betrekking tot nucleaire technologie

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Laka en de minister voor Klimaat en Energie. De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres, Stichting Laka, tegen de beslissing van de minister om haar bezwaar tegen vier subsidiebeschikkingen niet-ontvankelijk te verklaren. De subsidiebeschikkingen waren gericht op het versterken van de kennis- en innovatiestructuur op het gebied van nucleaire technologie, maar de minister oordeelde dat de stichting geen belanghebbende was, omdat de activiteiten die met de subsidies werden gefinancierd geen gevolgen hadden voor de natuur en het milieu, en dus niet het statutaire doel van de stichting raakten.

Eiseres had eerder studiefinanciering aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. Na bezwaar had de minister alsnog studiefinanciering toegekend, maar het verzoek om schadevergoeding voor het niet kunnen gebruiken van een studentenreisproduct werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres de gestelde schade niet had onderbouwd met verifieerbare en objectieve stukken, waardoor het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat eiseres geen belanghebbende was bij de subsidiebeschikkingen. De statuten van de stichting gaven aan dat het beschermen van de natuur en het milieu haar doel was, maar de subsidies waren gericht op kennisversterking en hadden geen directe relatie met de doelstellingen van de stichting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het feit dat eiseres zelf een aanvraag voor de subsidie had kunnen indienen, in plaats van bezwaar te maken tegen de subsidieverdeling aan andere partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

Stichting Laka, uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en

de minister voor Klimaat en Energie, verweerder (hierna: de minister)

(gemachtigden: mr. H. Nota, mr. E. Koorstra en [gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft(hierna: TU Delft)
(gemachtigden: mr. L.I. Tan en J.L. Kloosterman).

Inleiding

De minister heeft beslist dat eiseres geen belanghebbende is bij vier subsidiebeschikkingen en heeft haar bezwaarschrift om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing van de minister. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Ook TU Delft heeft gereageerd op het beroep van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de minister en de gemachtigden van TU Delft.

Achtergrond en procesverloop

1. De Tweede Kamer heeft besloten tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor het jaar 2022. Hierbij heeft de Tweede Kamer ook een amendement van de leden Erkens en Dassen (hierna: het amendement) aangenomen over een kennis- en innovatieprogramma op het gebied van nucleaire technologie. Meer in het bijzonder ziet het amendement op het in de begrotingsstaten uittrekken van eenmalig vijf miljoen euro voor het versterken van de kennis- en innovatiestructuur op het gebied van nucleaire technologie.
2. Aan het amendement is invulling gegeven door middel van vier subsidiebeschikkingen:
- Beschikking van 30 november 2022 gericht aan regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, inhoudende een subsidie ter hoogte van € 1.200.000 voor het bewerkstelligen van drie lectoren op het gebied van kernenergie;
- Beschikking van 21 december 2022 gericht aan N.V. Elektriciteits- Produktiemaatschappij Zuid-Nederland, inhoudende een subsidie ter hoogte van € 140.000 voor het maken van een haalbaarheidsstudie voor een mogelijke realisatie van een publiekscentrum over kernenergie;
- Beschikking van 22 december 2022 gericht aan Stichting Nuclear Research and Consultancy Group, inhoudende een subsidie ter hoogte van € 1.250.000 voor het opzetten van een Nuclear Academy en vervanging en modernisering laboratoriumapparatuur;
- Beschikking van 14 december 2022 gericht aan TU Delft, inhoudende een subsidie ter hoogte van € 2.410.000 voor het versterken van de kennisinfrastructuur in Nederland, door het realiseren van een leerstoel stralingsbescherming, het opleiden van twee promovendi en de aanschaf van nieuwe laboratoriumapparatuur voor leerdoeleinden.
3. Nadat de voornoemde subsidiebeschikkingen openbaar zijn gemaakt, heeft eiseres hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Met het besluit van 3 mei 2023 heeft de minister dit bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belanghebbende is bij de bestreden subsidiebeschikkingen. Hiertegen richt zich het beroep van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank zal beoordelen of de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarvoor is van belang de vraag of eiseres (als rechtspersoon) belanghebbende is bij de vier subsidiebeschikkingen.
5. In artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat wanneer een rechtspersoon belanghebbende is. Daarvoor is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
6. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis [1] veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen tegen een besluit gericht aan een derde, mits een algemeen of collectief belang dat zij statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij dat besluit rechtstreeks is betrokken. [2]
7. Artikel 2 van de statuten van eiseres luidt als volgt:
“De stichting stelt zich ten doel: Het beschermen van de natuur en het milieu tegen vervuiling in het algemeen en tegen straling, radioactiviteit en kernenergie, in de ruimste zin der woorden, in het bijzonder.
De stichting tracht dit doel te bereiken door:
- de samenleving te informeren over de energieproblematiek in het algemeen en kernenergie in het bijzonder
tijdens manifestaties;
op aanvraag van derden;
door middel van eigen publicaties;
  • het archiveren en ontsluiten van informatie;
  • het initiëren van en participeren in activiteiten en manifestaties;
  • het voeren van procedures;
  • alle andere middelen welke tot het doel bevorderlijk zijn."
8. Volgens de minister zijn de subsidies gericht op het opbouwen en versterken van de nucleaire kennisbasis en kennisinfrastructuur en niet op activiteiten met gevolgen voor natuur en milieu, wat het belang is waarvoor eiseres opkomt. Er is volgens de minister dan ook geen relatie tussen de doelstelling van eiseres en deze subsidiestromen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiseres terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat in de statuten van eiseres het beschermen van de natuur en het milieu (tegen vervuiling, straling, etc.) als doel is opgenomen. De subsidies zijn verleend voor het versterken van de kennis- en innovatiestructuur. De activiteiten die met de subsidies worden gefinancierd, hebben geen gevolgen voor de natuur en het milieu en raken het statutaire doel van eiseres dus niet. Eiseres heeft aangevoerd deel te kunnen uitmaken en te kunnen bijdragen aan de nucleaire kennisbasis en kennisinfrastructuur in Nederland. De rechtbank leest in de doelstellingen niet dat de activiteiten van eiseres zich richten op kennisversterking (het zelf toevoegen van nieuwe informatie en ontwikkelen van nieuwe kennis op het gebied van nucleaire technologie), wat wel het doel is van de subsidies. Omdat eiseres blijkens haar statuten al niet voldoet aan dit eerste vereiste (de doelstelling), komt de rechtbank niet toe aan het beoordelen van de in overweging 5. genoemde feitelijke werkzaamheden van eiseres.
10. Dat eiseres ook graag had willen meedingen naar de subsidie, zoals zij op de zitting naar voren heeft gebracht, maakt haar nog geen belanghebbende in de subsidieverdeling aan andere partijen. Daarvoor is deze procedure niet de geëigende weg; eiseres had zelf een aanvraag voor de subsidie kunnen indienen.
11. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank overweegt dat artikel 7:3 van de Awb de mogelijkheid geeft om af te zien van het horen van een betrokkene als het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Nu al uit de statuten van eiseres volgt dat zij geen belanghebbende is bij de subsidiebeschikkingen, is de rechtbank van oordeel dat de minister in redelijkheid van het horen in bezwaar heeft kunnen afzien.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal daarom geen oordeel geven over de tijdigheid van het bezwaar, wat namens TU Delft op de zitting naar voren is gebracht.

Conclusie

13. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. den Toom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35.
2.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Raad van State van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2327.