ECLI:NL:RBAMS:2024:5538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/13/738458 / HA ZA 23-768
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vochtproblematiek in berging met benoeming deskundige

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 4 september 2024, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat er behoefte is aan nader onderzoek naar de oorzaak van de vochtproblematiek in de berging van een winkelpand. De eisende partijen, [eiser] en [eiseres], hebben een procedure aangespannen tegen de besloten vennootschap Albert Heijn B.V. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om een deskundige te benoemen en vragen voor deze deskundige te formuleren. Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de benoeming van ir. J.C.A. van den Bergh van Bureau voor Bouwpathologie BB als deskundige. De rechtbank heeft een aantal vragen geformuleerd die aan de deskundige voorgelegd dienen te worden, waaronder de mogelijke oorzaken van de vochtproblematiek en de rol van de grondwaterstand. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partijen moet worden voldaan. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen, waarin ook de opmerkingen van partijen worden verwerkt. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na ontvangst van het deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: C/13/738458 / HA ZA 23-768
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,2. [eiseres] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] en afzonderlijk [eiser] en [eiseres] ,
advocaat: mr. M. Zwennes te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBERT HEIJN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Albert Heijn,
advocaat: mr. S. van der Kamp te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte na tussenvonnis van 17 juli 2024 van Albert Heijn, met producties
- de akte na tussenvonnis van 24 juli 2024 van [eisers] , met producties.
1.2.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij het nodig acht zich nader te laten informeren door een onafhankelijke deskundige over de oorzaak van de vochtproblematiek in de berging. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen.
De deskundige
2.2.
Partijen hebben vervolgens ieder een akte genomen. Daaruit blijkt dat zij het erover eens zijn om het Bureau voor Bouwpathologie BB als deskundige te benoemen. [eisers] noemen (als enige) in dat verband ook de naam van ir. J.C.A. van den Bergh en stellen dat deze deskundige zich bereid en beschikbaar heeft verklaard. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen het ook over deze persoon eens zijn en zal laatstgenoemde dan ook als deskundige benoemen.
De voor te leggen vragen
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank een aantal vragen voor de deskundige geformuleerd en voorgesteld die in elk geval aan de deskundige voor te leggen.
2.4.
Albert Heijn heeft in haar akte verzocht de voorgestelde vraag twee van de rechtbank aan te passen, omdat daarin wordt gerefereerd aan
‘de lekkage als gevolg van een verstopte afvoerleiding van de koelinstallatie’.Albert Heijn acht deze formulering onjuist/suggestief. Volgens haar is er slechts sprake geweest van wat plasjes op de vloer van de winkel.
2.5.
De rechtbank zal deze vraag zoals hierna te noemen aanpassen.
2.6.
Albert Heijn heeft verder verzocht om de rol van de grondwaterstanden ter plaatse bij het onderzoek te betrekken. Volgens haar is dit de meest voor de hand liggende oorzaak van de vochtproblemen. [eisers] verzetten zich hiertegen. Zij menen dat de grondwaterstand volslagen irrelevant is; als dit een oorzaak zou zijn geweest zou dit volgens hen in alle bergingen tot vochtoverlast hebben geleid, wat niet het geval is geweest.
2.7.
De rechtbank gaat aan het bezwaar van [eisers] voorbij. Het staat de deskundige vrij om ook de grondwaterstand als mogelijke (mede)oorzaak in zijn onderzoek te betrekken. Als het evident is dat deze niet van invloed is geweest op de vochtproblematiek, zal het onderzoek op dit punt ook geen noemenswaardige kosten met zich brengen. De deskundige moet verder alles wat hij als mogelijke oorzaak relevant acht in zijn onderzoek kunnen betrekken. De rechtbank zal daarom op dit punt een aanvullende vraag (4) aan de deskundige voorleggen.
2.8.
[eisers] hebben in hun akte verzocht om bij het onderzoek van de deskundige niet alleen de genoemde rapportages te betrekken, maar om ook de betrokkenen te horen, onder wie [eisers] en de toenmalige technische beheerder van de VvE – de heer [betrokkene] .
2.9.
De deskundige zal partijen in de gelegenheid dienen te stellen zijn onderzoek ter plaatse bij te wonen. Daarbij kunnen zij opmerkingen maken en op verzoek van de deskundige nadere inlichtingen verstrekken. Het is verder aan de deskundige om zijn onderzoek in te richten en te bepalen of en in hoeverre hij het nodig acht om ook de toenmalige technisch beheerder van de VvE te horen. De rechtbank wijst er daarbij wel op dat het niet de taak van de deskundige is om feiten vast te stellen. Hij zal vooral aan de hand van de processtukken, waaronder ook de bij de aktes gevoegde producties, en een onderzoek ter plaatse zich een oordeel moeten vormen.
2.10.
Nu partijen geen andere opmerkingen over de voorgestelde vragen hebben gemaakt, zullen deze zoals hierna te melden aan de deskundige worden voorgelegd.
Slotoverwegingen
2.11.
In het tussenvonnis is al overwogen dat [eisers] het voorschot op de kosten van de deskundige moeten voldoen. Partijen zullen nog in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een begroting van het voorschot door de deskundige.
2.12.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.14.
De rechtbank zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u, mede aan de hand van de rapportages van VanderWal, Topexpertise, Bouwinspect, McLarens en Huipen en de overgelegde bouwtekeningen (productie 4 van Albert Heijn), beoordelen/vaststellen wat de oorzaak is geweest van de vochtproblematiek, die in januari 2019 in de berging is geconstateerd?
2. Kunt u, mede aan de hand van genoemde stukken, beoordelen/vaststellen of de verstopte afvoerleiding van de koelinstallatie in het filiaal, die in oktober 2020 ertoe heeft geleid dat op de winkelvloer plasjes water zijn aangetroffen, de vochtproblematiek in de berging heeft veroorzaakt, dan wel daaraan heeft bijgedragen?
3. Kunt u, mede aan de hand van genoemde stukken, beoordelen/vaststellen of de (destijds bestaande) open verbinding bij de spouw in de berging de oorzaak van de vochtproblematiek is geweest, dan wel of er sprake is van een combinatie van oorzaken?
4. Is naar uw oordeel de grondwaterstand (mede) als oorzaak van de vochtproblematiek in de berging aan te wijzen?
5. Zijn er naar uw oordeel (ook) andere oorzaken van de vochtproblematiek aan te wijzen die niet hierboven zijn genoemd?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
ir. J.C.A. van den Bergh,
verbonden aan Bureau voor Bouwpathologie BB,
bezoekadres:
[bezoekadres]
[bezoekadres]
correspondentieadres:
[correspondentieadres]
[correspondentieadres]
tel: [telefoonnummer]
e-mail: [e-mailadres]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eisers] hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
2 april 2025,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] op een termijn van vier weken, waarop Albert Heijn bij antwoordconclusie op een termijn van vier weken mag reageren,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.