3.4.1Het ten laste gelegde in zaak B
De eerste aangifte en het steunbewijs: is er voldoende bewijs aanwezig?
De rechtbank ziet voldoende wettig en overtuigend bewijs voor alle in de tenlastelegging genoemde handelingen, behalve het meermalen bellen naar aangeefster. Van dat deel zal verdachte worden vrijgesproken.
Uit de aangifte en het door aangeefster bijgehouden logboek, blijkt dat verdachte na de relatiebreuk op 2 april 2023 op verschillende wijzen contact heeft proberen te zoeken met aangeefster. Aangeefster heeft 254 e-mails van verdachte ontvangen. Ook via sociale media zoals Instagram heeft verdachte meerdere berichten naar aangeefster gestuurd, waarna zij hem heeft geblokkeerd. Toen verdachte niet meer op directe wijze contact met aangeefster kon opnemen, heeft hij op verschillende platforms berichten gestuurd naar aangeefsters huisgenoot, zussen, zwager en vader. Daarnaast is verdachte meerdere keren bij de woning van aangeefster verschenen. Zo heeft verdachte op 7 april 2023 meermaals aangebeld bij aangeefster en is hij later rondjes gaan rennen op het plein voor de woning van aangeefster tot de politie hem hier vermanend op aansprak. Een dag later, op 8 april 2023, heeft verdachte hartjesstickers op de voordeur van aangeefster geplakt en taart voor haar meegenomen. Ook gaf verdachte aan naar hetzelfde festival als aangeefster te gaan. Ook in de periode daarna heeft verdachte nog een aantal keer voor de woning van aangeefster gestaan. Tot slot heeft verdachte in ieder geval vijf keer een bedrag van € 0,01 overgemaakt naar de bankrekening van aangeefster, waarbij verdachte in de omschrijving berichten heeft gezet zoals: ‘Hee lief, wanneer zou je willen praten’ en ‘Hopelijk ontvang je mijn brief en foto’s, meen alles’.
De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van verdachte die hij op 31 mei 2023 bij de politie heeft afgelegd. Zo heeft hij verklaard dat hij aangeefster via e-mail en WhatsApp berichten heeft gestuurd, met als doel de relatie te herstellen. Op 7 april 2023, nadat verdachte na een melding door aangeefster door de politie voor haar deur wordt aangetroffen, wilde verdachte graag aan haar laten zien dat hij met zichzelf bezig was. Naar eigen zeggen was dit een wanhoopspoging. Ook heeft hij verklaard dat hij een chocoladetaart voor haar had gebakken en hartjes stickers op de deur heeft geplakt. Op 21 april 2023 zou hij voor het laatst met een chocoladereep en zeep naar haar woning zijn gegaan. Verder heeft hij verklaard dat hij de huisgenoot van aangeefster meerdere berichtjes heeft gestuurd met de vraag of zij ervoor kon zorgen dat aangeefster met hem zou praten en dat hij ook familieleden van aangeefster berichten heeft gestuurd in de hoop dat zij met haar zouden praten.
De rechtbank ziet ook steunbewijs in het proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2023, waarin de mutatie met betrekking tot het incident op 7 april 2023 staat beschreven. Hieruit blijkt dat de politie, nadat aangeefster melding heeft gemaakt dat verdachte zich voor haar woning ophoudt, hem daar inderdaad aantreft. Verdachte verklaart dan aan de verbalisanten dat hij graag met aangeefster wil praten, maar dat hij niet begrijpt waarom aangeefster dat niet wil. Verbalisanten leggen dan aan verdachte uit dat aangeefster geen contact met hem wil, dat hij aangeefster met rust moet laten en dat hij niet in de omgeving van haar woning moet rondlopen. Ook geven verbalisanten aan dat hiervan een mutatie zal worden opgemaakt in het systeem en dat bij herhaaldelijke meldingen stalking aan hem ten laste kan worden gelegd.
Uit hetzelfde proces-verbaal blijkt dat ook op 23 april 2023 door aangeefster een melding is gemaakt, omdat verdachte in de voorgaande nacht meerdere keren bij haar woning is geweest en zij 30 e-mails per dag van hem ontvangt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Dat niet elk afzonderlijk bericht of overboeking wordt ondersteund met steunbewijs, zoals een
screenshot, doet aan het voorgaande niet af. Niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging hoeft namelijk steunbewijs aanwezig te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
De rechtbank zal hierna beoordelen of de ten laste gelegde periode genoemde handelingen in samenhang bezien strafbare belaging opleveren.
De beoordeling: is er sprake van belaging?
Voor een bewezenverklaring van belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), moet onder meer sprake zijn van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op een anders persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling of daarvan sprake is zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder ze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het kan daarbij gaan om herhaling van dezelfde activiteit, maar ook om het samenstel van een variëteit aan gedragingen. Niet vereist is dat het slachtoffer ten gevolge van de inbreuk op zijn of haar persoonlijke levenssfeer iets heeft gedaan of nagelaten wat hij of zij zonder die inbreuk niet zou hebben gedaan, mits in het algemeen de inbreuk geschikt en geëigend is een bepaalde opstelling teweeg te brengen. Het oogmerk om te dwingen iets te dulden kan volgen uit de bewezenverklaarde handelingen waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer geen keuze wordt gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de belager.
De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf 7 april 2023 – de dag dat hij door de politie voor de woning van aangeefster werd aangesproken – geweten moet hebben dat aangeefster geen contact met hem wilde. Aangezien verdachte deze wetenschap had en daarna toch is doorgegaan met het zoeken van contact met aangeefster, betekent dat dat hij vanaf 7 april 2023 op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het maken van een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken voor de pleegperiode die ziet op 2 april 2023 tot en met 6 april 2023.
Verdachte heeft binnen een periode van een maand op verschillende platforms honderden berichten naar aangeefster gestuurd, meerdere berichten naar haar naasten en is meermaals bij haar woning langs geweest. Deze gedragingen moeten in samenhang bezien naar hun aard, duur, frequentie en intensiteit worden gekwalificeerd als stelselmatige handelingen. Het verweer van de raadsvrouw dat hier geen sprake van zou zijn, wordt verworpen.
Uit de berichten volgt steeds een duidelijk doel: verdachte probeerde op deze wijze aangeefster te dwingen contact met hem te hebben en dulden met het oogmerk om de relatie te herstellen. Dit heeft verdachte ook in zijn verklaringen bij de politie en ter terechtzitting erkend. Het voor belaging vereiste oogmerk is dan ook bewezen.
De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van de in zaak B ten laste gelegde belaging.
3.4.2Het tenlastegelegde in zaak A
De tweede aangifte en het steunbewijs: is er voldoende bewijs aanwezig?
Ook in deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit de tweede aangifte blijkt dat aangeefster op 17 juni 2023 door verdachte vanuit diens ouderlijk huis in [plaats] werd gebeld. Vervolgens heeft zij op 13 juli 2023 een e-mail van verdachte ontvangen, waar aangeefster op heeft gereageerd. Vanaf dat moment zou verdachte wederom veelvuldig contact met aangeefster zijn gaan zoeken. Op 16 juli 2023 heeft aangeefster per e-mail laten weten dat zij ondanks de e-mail die zij had verstuurd, geen contact met hem wil. Op 19 juli en 26 juli 2023 is verdachte weer bij de woning van aangeefster geweest. In die week hebben verdachte en aangeefster ook met elkaar afgesproken om elkaar te vragen hoe het ging. Op 16, 18 en 22 augustus 2023 heeft aangeefster e-mails van verdachte ontvangen. Op 22 augustus 2023 is verdachte weer bij haar aan de deur gekomen. Aangeefster en verdachte zijn toen buiten op een bankje gaan zitten, waarbij aangeefster hem zelfgeschreven gedichten heeft voorgelezen. Na deze dag bleef aangeefster e-mails van verdachte ontvangen. Het waren er soms meer dan 40 per dag. Op 21 september 2023 heeft verdachte er zelfs 115 verstuurd. De dag van het opnemen van de aangifte, op 25 september 2023, had verdachte al 9 e-mails gestuurd. Verder heeft aangeefster verklaard dat verdachte op 21 september 2023 naar de woning van haar zus is gegaan en zich daar heeft opgehouden.
In deze zaak ziet de rechtbank het steunbewijs in het proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2023, waarin de verbalisant onderzoek heeft gedaan naar de mailbox van aangeefster. Uit dit onderzoek is gebleken dat aangeefster in de periode van 31 mei 2023 tot en met 26 oktober 2023 1900 mails van verdachte heeft ontvangen. Dat de politie slechts een greep van deze mails heeft omschreven in het proces-verbaal en niet alle 1900 mails in het dossier heeft gevoegd, doet niet af aan het feit dat de verbalisant heeft geconstateerd dat verdachte in deze periode 1900 mails heeft verstuurd. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Het verweer van de raadsvrouw slaagt dan ook niet.
Daarnaast blijkt uit het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte en van aangeefster, beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2024, dat aangeefster op 23 augustus, 30 augustus, 3 september, 14 september en op 18 oktober 2023 is gebeld door verdachte.
Ook in de verklaring van verdachte ter terechtzitting vindt de aangifte steun. Verdachte heeft verklaard dat hij heel veel spijt had van de e-mails en telefoontjes. Hiermee probeerde verdachte wederom herstel van de relatie te bereiken. Verdachte heeft erkend dat het sturen van deze hoeveelheden e-mails niet kan.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat steunbewijs zou ontbreken voor de aangifte en zij zal beoordelen of ook in dit geval sprake is van een strafbare belaging op grond van artikel 285b Sr.
De beoordeling: is er sprake van belaging?
Met betrekking tot de contactmomenten die hebben plaatsgevonden vóór 23 augustus 2023 genoemd in de tweede aangifte van 4 september 2023, is de rechtbank van oordeel dat deze naar hun aard, duur, frequentie en intensiteit niet kunnen worden gekwalificeerd als stelselmatig. In de periode tot 13 juli 2023 is er slechts eenmaal contact geweest. Voor de periode van 13 juli tot 23 augustus 2023 kan de rechtbank niet vaststellen of deze contactmoment wederrechtelijk zijn geweest, omdat aangeefster op 13 juli 2023 heeft gereageerd op een e-mail van verdachte en uit het aanvullend verhoor van aangeefster blijkt dat zij in die periode zelf ook enige behoefte had aan contact na het overlijden van haar grootvader. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken voor de pleegperiode van 17 juni 2023 tot en met 22 augustus 2023. Op 22 augustus 2023 heeft aangeefster duidelijk gemaakt dat er nooit meer sprake van een relatie zou zijn en ook heeft zij verdachte confronterende gedichten die zij voor haar verwerking schreef, voorgedragen.
Voor de contactmomenten die hebben plaatsgevonden vanaf 23 augustus 2023 tot en met 26 oktober 2023, komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van belaging. In deze periode heeft verdachte honderden e-mails naar aangeefster gestuurd, haar meermalen gebeld en is hij naar de woning van haar zus gegaan. Daarmee heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. Dit heeft zij hem in het gesprek op 22 augustus 2023 duidelijk gemaakt. Door vanaf deze datum door te gaan met het zoeken van contact, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakte. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij ook in deze periode beoogde aangeefster te dwingen contact met hem te hebben met het oogmerk om de relatie te herstellen, waarbij verdachte zelfs enkele malen heeft aangegeven na te denken over zelfmoord. Daarnaast blijkt uit de e-mails dat hij in deze periode aangeefster ook probeerde te dwingen tot het intrekken van de eerste aangifte.
De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van de in zaak A ten laste gelegde belaging.