In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 september 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, werd het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar exploitatievergunningen voor onbemande vaartuigen beoordeeld. Eiseres had in 2017 een vergunning verkregen voor tien vaartuigen, maar het college had in 2020 besloten deze te wijzigen en later in te trekken, omdat er gedurende twaalf maanden geen gebruik van was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het college bevoegd was om de vergunningen in te trekken, het in dit geval niet redelijk was om dat te doen. De rechtbank wees erop dat er pas in mei 2019 duidelijkheid was over het beleid voor exploitatievergunningen, en dat de termijn tussen het vaststellen van het beleid en het voornemen tot intrekking te kort was om eiseres te kunnen verwijten dat zij geen voorbereidingshandelingen had getroffen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de vergunningen voor de vaartuigen 8, 9 en 10. Eiseres kreeg ook een vergoeding van de proceskosten toegewezen.