ECLI:NL:RBAMS:2024:544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/13/745251 / KG ZA 24-38
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser 1] B.V. en [eiser 2] vorderden om de conservatoire (derden)beslagen die door Adthority B.V. waren gelegd op te heffen. De achtergrond van de zaak betreft een geschil over een aandeelhoudersovereenkomst en een managementovereenkomst, waarbij [eiser 2] als bestuurder van [eiser 1] betrokken was bij Adthority. Adthority had eerder beslag gelegd op de aandelen van [eiser 1] in Adthority, omdat zij meende dat [eiser 1] en [eiser 2] zich schuldig hadden gemaakt aan concurrentie en het delen van vertrouwelijke informatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Adthority summierlijk ondeugdelijk was, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat [eiser 2] informatie had gedeeld met een concurrent. Bovendien werd overwogen dat de belangen van [eiser 1] en [eiser 2] zwaarder wogen, aangezien het beslag hen zou belemmeren in hun verdediging tegen de bodemprocedure en het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft daarom de beslagen opgeheven en Adthority veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/745251 / KG ZA 24-38 WMdV/MV
Vonnis in kort geding van 6 februari 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 18 januari 2024,
advocaten mr. M. Mussche en mr. J. Staal te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADTHORITY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mr. M.W. Hoek te Amsterdam en mr. L. van der Leer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna ook [eiser 1] , [eiser 2] en Adthority worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 30 januari 2024 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de dagvaarding toegelicht.
Adthority heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[eiser 2] , bestuurder van [eiser 1] , met mr. Mussche en mr. Staal;
aan de zijde van Adthority: [naam 1] (cfo) en [naam 2] (werknemer) met
mr. Hoek en mr. Van der Leer.
Tevens waren twee tolken Nederlands/Engels aanwezig (B. Smits en J. Barnett).
Na verder debat is vonnis bepaald op 13 februari 2024. Aan de advocaten van partijen is nadien per e-mail medegedeeld dat het vonnis bij vervroeging op 6 februari 2024 wordt gewezen.
2. De feiten
2.1.
[eiser 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 1] . [eiser 1] houdt 20% van de aandelen in Adthority. De overige aandelen in Adthority worden gehouden door Whiterock B.V., een vennootschap van [naam 3] , en Ramob Holding B.V., een vennootschap van R. [naam 5] .
2.2.
Adthority is opgericht op 8 maart 2018. Op die dag is [eiser 1] bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als statutair bestuurder van Adthority. Op 1 april 2018 hebben Adthority en [eiser 1] een managementovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst fungeerde [eiser 2] feitelijk als ceo van Adthority.
2.3.
Op 17 juli 2018 hebben de aandeelhouders van Adthority een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.
2.4.
Op 1 november 2023 heeft [naam 2] , die deel uitmaakt van het Business Intelligence Team van Adthority, een verklaring afgelegd waarin is opgenomen dat [eiser 2] bedrijfsgeheimen van uiteenlopende aard aan Adthority heeft onttrokken om daarmee samen met [naam 4] een concurrerende onderneming (Duborg B.V., hierna Duborg) op te zetten.
2.5.
Op 2 november 2023 heeft [eiser 2] [eiser 1] bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van Adthority.
2.6.
Op 3 november 2023 heeft een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van Adthority plaatsgevonden waar [eiser 1] ( [eiser 2] ) is ontslagen als bestuurder.
2.7.
Bij brief van 17 november 2023 heeft de advocaat van Adthority [eiser 1] (ter attentie van [eiser 2] ) – kort gezegd – gesommeerd om te stoppen met het faciliteren van Duborg en alle activiteiten met betrekking tot de gestolen gegevens te staken.
2.8.
Bij dagvaarding van 12 december 2023 heeft Adthority (samen met twee aan haar gelieerde vennootschappen Green Grape B.V. en Bluephone Digital B.V.) een kort geding aanhangig gemaakt tegen onder meer [eiser 2] en [eiser 1] . Daarin is (in conventie) onder meer gevorderd [eiser 1] en [eiser 2] met onmiddellijke ingang te gebieden het non-concurrentiebeding van artikel 11 van de aandeelhoudersovereenkomst na te komen. Ook is gevorderd [eiser 1] en [eiser 2] te verbieden de in de dagvaarding genoemde informatie van eiseressen op welke wijze dan ook aan derden te verstrekken. In reconventie hebben [eiser 1] en [eiser 2] onder meer doorbetaling van de managementvergoeding gevorderd.
2.9.
Eveneens op 12 december 2023 heeft Adthority de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verzocht om ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] conservatoir beslag te leggen op de aandelen van [eiser 1] in Adthority en onder een aantal banken. In het verzoekschrift is – kort gezegd – verwezen naar het non-concurrentiebeding van artikel 11 van de aandeelhoudersovereenkomst en het geheimhoudingsbeding van artikel 6 van de managementovereenkomst. Volgens het verzoekschrift zijn de desbetreffende bepalingen overtreden waardoor op grond van de aandeelhoudersovereenkomst voor een bedrag van € 1.420.000,- aan boetes is verbeurd en waardoor op grond van de managementovereenkomst voor een bedrag van € 284.000,- aan boetes is verbeurd. Ook is in het verzoekschrift opgenomen dat [eiser 1] en [eiser 2] niet hebben gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelend bestuurder en dat Adthority de schade die als gevolg daarvan is ontstaan aan het in kaart brengen is. Voor betaling van die schade houdt zij [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk aansprakelijk.
2.10.
Op 13 december 2023 heeft de voorzieningenrechter het verlof verleend. De vordering is hierbij begroot op € 2.039.600,- (inclusief rente en kosten). Bepaald is dat de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld binnen veertien dagen na eerste beslaglegging.
2.11.
Op 14 december 2023 is ten laste van [eiser 1] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Rabobank. Op 29 december 2023 heeft de Rabobank verklaard dat dit beslag (na verrekening van kosten) voor € 139.252,72 doel heeft getroffen.
2.12.
Eveneens op 14 december 2023 is beslag gelegd op de aandelen van [eiser 1] in Adthority.
2.13.
Op 28 december 2023 heeft Adthority de eis in de hoofdzaak ingesteld. Zij heeft op die dag een dagvaarding uitgebracht waarin [eiser 1] en [eiser 2] worden opgeroepen op 31 januari 2024 te verschijnen voor deze rechtbank. Gevorderd is onder meer hoofdelijke betaling van de onder 2.9 genoemde boetes.
2.14.
Op 19 januari 2024 is vonnis gewezen in het onder 2.8 genoemde kort geding. Hierin zijn de vorderingen in conventie van Adthority afgewezen. De vordering in reconventie tot doorbetaling van de managementvergoeding is toegewezen.
2.15.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft de advocaat van Adthority verklaard dat zij hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 19 januari 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – kort gezegd - Adthority te gebieden de ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen, op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom, met veroordeling van Adthority in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Alleerst wijzen zij erop dat het kortgedingvonnis van 19 januari 2024 na een uitvoerig partijdebat van ongeveer vierenhalf uur tot stand is gekomen. In het eerste kort geding en in dit kort geding spelen dezelfde feiten en omstandigheden. Het vonnis van 19 januari 2024 moet daarom in dit kort geding tot uitgangspunt worden genomen.
Volgens [eiser 1] en [eiser 2] is het concurrentiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst niet geschonden. [eiser 2] was geen partij bij die overeenkomst. [eiser 2] heeft geen belang in Duborg en Duborg concurreert niet met Adthority. Het geheimhoudingsbeding uit de managementovereenkomst is evenmin geschonden. Ook bij die overeenkomst is [eiser 2] geen partij. Het geheimhoudingsbeding is te onbepaald en er is geen vertrouwelijke informatie gedeeld. De gegevens waar in het eerste kort geding over is gesproken zijn geen eigendom van Adthority. Ook is geen sprake van een
voortdurendeovertreding. Als het beding al zou zijn overtreden, dan is sprake van een eenmalige overtreding. Verder stellen [eiser 1] en [eiser 2] dat geen sprake is van onrechtmatig handelen of van onbehoorlijk bestuur.
De werkelijke reden voor het beslag op de aandelen is, aldus [eiser 1] en [eiser 2] , niet de vrees voor verduistering van die aandelen (zij zijn ook praktisch gezien niet te vervreemden omdat het om een minderheidsbelang gaat en omdat de statuten van Adthority een blokkeringsregeling kennen), maar dat de overige aandeelhouders de aandelen van [eiser 1] voor een schijntje willen overnemen. In de aandeelhoudersovereenkomst is immers bepaald dat als beslag op aandelen tenminste drie maanden rust, de andere aandeelhouders de aandelen tegen de nominale waarde (in dit geval € 200,-) kunnen overnemen. De marktwaarde van de aandelen van [eiser 1] is naar schatting zo’n € 500.000,-.
3.3.
Adthority heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk deugdelijk. [eiser 1] en [eiser 2] hebben zich schuldig gemaakt aan concurrerende activiteiten en het ongeoorloofd delen van informatie, waardoor de geheimhouding is geschonden. Het delen van bedrijfsinformatie is bovendien onrechtmatig. Een en ander blijkt onder meer uit de verklaringen van [naam 2] en uit de inhoud van een Telegram-groepsgesprek waaraan onder meer [naam 2] , [eiser 2] en [naam 4] deelnamen. [eiser 2] is gebonden aan zowel de aandeelhoudersovereenkomst als de managementovereenkomst. Aan het kortgedingvonnis van 19 januari 2024 moet niet te veel waarde worden gehecht. Adthority is namelijk in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis. Bovendien gaat het vonnis te kort door de bocht. In het vonnis wordt niet stilgestaan bij de schending van de managementovereenkomst, de onrechtmatige daad en de bestuurdersaansprakelijkheid, terwijl dit wel een rol heeft gespeeld bij het verlenen van het beslagverlof. Ook een belangenafweging dient in het voordeel van Adthority uit te vallen. Het is niet juist dat de overige aandeelhouders in Adthority uit zijn op de aandelen van [eiser 1] . Dit blijkt onder meer uit de in het geding gebrachte afstandsverklaringen van [naam 3] en [naam 5] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. In een kort geding tot opheffing van een beslag dienen tevens de wederzijdse belangen te worden afgewogen.
4.2.
Uit het vonnis van 19 januari 2024, dat – anders dan een beslagverlof – tot stand is gekomen na hoor en wederhoor, volgt reeds dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Adthority op [eiser 1] en [eiser 2] . De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis immers – kort gezegd – geoordeeld dat onvoldoende vaststond om welke informatie het precies ging, aan welke eiseres die informatie zou zijn onttrokken en dat onvoldoende aannemelijk is dat [eiser 2] informatie zou hebben gedeeld met een concurrent van Adthority. Thans is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die maken dat hierover anders zou moeten worden geoordeeld. Dat hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 19 januari 2024 is, zolang de uitkomst van dat hoger beroep niet bekend is, niet van belang. De kritiek die Adthority heeft geuit op de inhoud van het vonnis is evenmin van belang. Dit kort geding kan immers niet dienen als een verkapt hoger beroep tegen het vonnis van 19 januari 2024.
4.3.
Ook een afweging van belangen valt in het voordeel uit van [eiser 1] en [eiser 2] . Terecht hebben zij aangevoerd dat niet hoeft te worden gevreesd dat de beslagen aandelen worden verduisterd. Het gaat om een minderheidsbelang in een vennootschap waarin één andere aandeelhouder een meerderheidsbelang heeft van 70% en bovendien is een blokkeringsregeling in de statuten opgenomen, waardoor de aandelen niet vrijelijk aan derden overdraagbaar zijn. Verder worden [eiser 1] en [eiser 2] op korte termijn geconfronteerd met aanzienlijke (juridische) kosten om zich te kunnen verweren in de bodemprocedure en in het hoger beroep tegen het vonnis van 19 januari 2024. Voorshands is aannemelijk dat zij als gevolg van de beslagen die kosten niet kunnen voldoen. Dat [eiser 2] in de periode 2021-2023 gelden van Adthority zou hebben ontvreemd, zoals in dit kort geding voor het eerst is aangevoerd, kan in het kader van de belangenafweging geen gewicht in de schaal leggen. Dit is door [eiser 2] uitdrukkelijk weersproken (hij zegt dat hij hierover steeds overeenstemming had met [naam 3] ), en een en ander zou een nader onderzoek naar de feiten vergen waarvoor het kort geding zich niet leent.
4.4.
De voorzieningenrechter heft de gelegde beslagen op door het uitspreken van dit vonnis. Adthority zal dus niet, zoals gevorderd, worden geboden die beslagen op straffe van dwangsommen op te heffen.
4.5.
Adthority zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.930,97

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op alle door Adthority ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] gelegde conservatoire (derden)beslagen,
5.2.
veroordeelt Adthority in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 1.930,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Adthority in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MV