ECLI:NL:RBAMS:2024:5435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
AMS 23/4504
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering en geschiktheid taak invoeren van gegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser, die nagenoeg blind is, had eerder aanvragen ingediend die door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waren afgewezen op basis van het oordeel dat hij op zijn achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte. Na een nieuwe aanvraag in 2022, die ook werd afgewezen, heeft eiser bezwaar aangetekend. Verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond, met de stelling dat er geen nieuwe feiten waren die een herbeoordeling rechtvaardigden.

De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat verweerder hangende het beroep een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waardoor het beroep tegen de eerdere afwijzing niet-ontvankelijk wordt verklaard. De kern van het geschil is of de taak 'Invoeren van gegevens' geschikt is voor eiser. De rechtbank oordeelt dat deze taak geschikt is, omdat deze aansluit bij de dagelijkse activiteiten van eiser en zijn vaardigheden in tekstverwerking en computergebruik. Eiser had vragen over de geschiktheid van de taak, maar de rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat deze vragen niet relevant zijn voor de beoordeling van de geschiktheid van de taak.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat verweerder de aanvraag om een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen. Wel wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 2.187,50 worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Amsterdam, eiser
(gemachtigde: mr. E. van den Bogaard),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde aanvraag om een Wajong [1] -uitkering.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en verweerder de gelegenheid gegeven om een nadere reactie te vragen aan een arbeidsdeskundig analist. Verweerder heeft hier echter geen aanleiding voor gezien. Nadat beide partijen reacties hebben ingebracht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten, omdat op de zitting reeds was afgesproken dat de zaak zonder nadere zitting zou worden afgedaan.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1997 en is nagenoeg blind. Op 6 mei 2015 en op 17 februari 2017 heeft eiser bij verweerder aanvragen ingediend om een Wajong-uitkering. Verweerder heeft beide aanvragen afgewezen met besluiten van 15 juli 2015 en
14 maart 2017, omdat eiser volgens verweerder op zijn achttiende verjaardag beschikte over arbeidsvermogen.
2.2.
Op 14 oktober 2022 heeft eiser wederom een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Met het primaire besluit van 2 januari 2023 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft daaraan een rapportage van een verzekeringsarts van
20 december 2022 ten grondslag gelegd.
2.3.
Met het bestreden besluit 1 van 12 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verweerder heeft gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden waardoor terug moet worden gekomen op de beslissingen van 15 juli 2015 of 14 maart 2017. Verweerder heeft het recht van eiser op een uitkering in de toekomst niet beoordeeld. Volgens verweerder is het wegvallen van de uitsluitingsgrond van ‘studerende zijn’ geen reden om de aanvraag opnieuw te beoordelen. Die uitsluitingsgrond was in 2015 en in 2017 niet de reden voor de weigering van de Wajong-uitkering.
2.4.
Op 26 januari 2024 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit 2) en het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard met een gewijzigde motivering. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser wel voldoende heeft onderbouwd dat zijn aanvraag moet worden opgevat als een aanvraag voor een uitkering in de toekomst, waardoor verweerder de bezwaren van eiser heeft voorgelegd aan een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapportage van 9 januari 2024. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de aanvankelijk voor eiser geselecteerde taak ‘Telefonisch informatie verstrekken’ toch niet geschikt geacht. Uit de taakbeschrijving blijkt namelijk dat er met meer applicaties tegelijk moet worden gewerkt en dat van elk gesprek een verslag moet worden opgemaakt. Verder worden de werkzaamheden verricht in een kantoortuin waar meer medewerkers tegelijk aan het bellen zijn en waar veel omgevingsgeluid is.
2.5.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiser wel geschikt geacht voor de taak ‘Invoeren van gegevens’. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep levert het werken met een computer en teksten in het dagelijks leven van eiser geen problemen op. De behaalde studieresultaten van eiser getuigen van gevorderde vaardigheden in tekstverwerking en computergebruik. De taak heeft een enkelvoudig en uitvoerend karakter en vereist geen vaardigheden die verder gaan dan de vaardigheden die eiser in zijn dagelijks leven realiseert. Dat er mogelijk een lager dan gemiddeld handelingstempo is, is binnen de kaders van de Wet Wajong niet bezwaarlijk. Gelet op het eenvoudige karakter van de in te voeren gegevens is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verwachting dat door training en begeleiding een acceptabel handelingstempo binnen afzienbare tijd haalbaar is. Omdat eiser geschikt is geacht voor de taak ‘Invoeren van gegevens’ ziet verweerder geen reden om voor de toekomst terug te komen op de beslissingen.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Omdat verweerder hangende het beroep een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, heeft het beroep van eiser mede betrekking op de gewijzigde beslissing op bezwaar. [2] Nu verweerder met de gewijzigde beslissing op bezwaar het bestreden besluit 1 heeft vervangen, heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hieronder het beroep tegen het bestreden besluit 2 inhoudelijk beoordelen.
3.2.
Op de zitting is besproken dat het geschil tussen partijen gaat om de vraag of eiser voor de toekomst recht heeft op een Wajong-uitkering. De (enige) vraag die daarbij relevant is, is of de taak ‘Invoeren van gegevens’ geschikt is voor eiser. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de beoordeling van deze vraag.
Vragen aan de arbeidsdeskundig analist
4.1.
Eiser voert aan dat de taak ‘Invoeren van gegevens’ niet geschikt is voor hem. De taak lijkt te veel op de vorige geselecteerde taak. Het enige verschil is dat bij de taak ‘Invoeren van gegevens’ geen sprake is van klantcontacten. Het probleem van eiser ligt echter bij de systemen die gebruikt moeten worden. Zo moet eiser gebruik maken van een screenreader, maar zijn de standaardsystemen volgens eiser onvoldoende toegankelijk voor een screenreader. Eiser mist het visuele overzicht om fouten bij het invoeren te herkennen en een screenreader herkent deze invoerfouten niet. Bij het omzetten van tekst naar spraak kunnen zich verder verschillende complicaties voordoen. Eiser heeft op de zitting verzocht om een aantal vragen over de geschiktheid van de taak voor te leggen aan een arbeidsdeskundig analist. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en eiser de gelegenheid gegeven de vragen op te stellen. Eiser heeft onder andere de volgende vragen gesteld:
  • Van welk computersysteem en welke software wordt bij het invoeren van de gegevens gebruik gemaakt?
  • Zijn deze systemen geschikt voor stembediening? Kunnen ze geschikt worden gemaakt? Welke aanpassingen zijn daarvoor nodig in de systemen van de werkgever en hoe werken deze aanpassingen?
  • Kunt u aan de hand van schermprints van de bij de taak te gebruiken invoerschermen uiteenzetten hoe de gegevens worden ingevoerd?
  • Kan bij de invoer van gegevens in deze schermen gebruik worden gemaakt van een voorziening voor blinden en welke voorzieningen zijn daarvoor geschikt (braille, stembediening en/of andere mogelijkheden)?
  • Kunnen de bij het invoeren van de gegevens te gebruiken voorzieningen onderscheid maken tussen woorden die verschillend worden gespeld, maar fonetisch hetzelfde klinken?
  • Kunnen de op het invoerscherm ingevoerde gegevens worden omgezet naar spraak of braille, zodat de gebruiker de juistheid van de invoer kan verifiëren? Is de software in staat om spelfouten te signaleren?
  • Wat zijn de gevolgen van foutieve invoer van gegevens, als deze fouten niet worden gesignaleerd?
  • Hoeveel gegevens kan een ziende gebruiker per invoeren?
  • Hoeveel gegevens kan een blinde gebruiker naar verwachting per uur invoeren?
4.2.
Verweerder heeft op 24 mei 2024 gereageerd op de door eiser opgestelde vragen en aangegeven geen aanleiding te zien om deze vragen voor te leggen aan een arbeidsdeskundig analist. Verweerder heeft daartoe kortgezegd overwogen dat de specifieke vragen van eiser niet passen bij de bedoeling van de wetgever van de beoordeling van de vraag of een betrokkene geschikt is om een taak uit te oefenen. Een taakbeschrijving hoeft namelijk niet zo specifiek te zijn als een functiebeschrijving in het CBBS [3] . Taken zijn generiek geformuleerd en een arbeidsdeskundige hoeft niet op activiteitenniveau na te gaan of een taak uit een takenbestand geschikt is. Verweerder verwijst naar de Nota van Toelichting bij het Schattingsbesluit [4] en naar het Compendium Participatiewet.
4.3.
Eiser heeft op 28 mei 2024 op gereageerd en aangegeven geen aanleiding te zien om van het stellen van vragen af te zien. De rechtbank heeft verweerder op 6 juni 2024 vervolgens verzocht de vragen toch voor te leggen aan de arbeidsdeskundig analist. Verweerder heeft op 25 juni 2024 laten weten bij het standpunt te blijven de vragen niet voor te zullen leggen aan een arbeidsdeskundig analist.
Geschiktheid van de taak ‘Invoeren van gegevens’
5.1.
Uit het Compendium Participatiewet volgt, zoals verweerder ook heeft gesteld, dat een taak de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen. Een taak komt tot stand door per soort arbeid minimaal drie bedrijven te bezoeken waar de taken beschreven kunnen worden. Per bedrijf kunnen één of meerdere taken beschreven worden. Vergelijkbare specifieke taken uit drie verschillende bedrijven leiden tot de uiteindelijke beschrijving van de generieke taak. Generieke taak 1 komt tot stand uit drie vergelijkbare specifieke taken, behorend tot dezelfde soort arbeid, bij bedrijf a, b, en c. Uit de Nota van Toelichting volgt verder dat taken generiek en divers zijn geformuleerd en dat deze op meerdere plaatsen voorkomen. Het zijn taken waarbij het voor werkgevers in principe mogelijk is om deze in hun organisatie in te passen. Het is niet nodig dat de taken als zodanig in een functie voorkomen op de arbeidsmarkt. De taken zijn geselecteerd uit functies die voorkomen, waardoor de taken ook voor kunnen komen. De beoordeling of iemand een taak kan uitvoeren begint bij de inventarisatie van de activiteiten in het dagelijks leven. Daarbij worden de verschillende taken die iemand in het dagelijks leven uitvoert in kaart gebracht. Het zwaartepunt ligt daarbij op taken die vergelijkbaar zijn met taken in het takenbestand. Als iemand in staat is om een taak buiten de arbeidssfeer uit te voeren, zou hij dat in beginsel ook binnen de context van de betaalde arbeid kunnen.
5.2.
Uit het Compendium Participatiewet volgt verder dat het takenbestand, in tegenstelling tot het CBBS, geen matchingsinstrument is. De taken hoeven daarom niet tot op detailniveau te worden beschreven. De arbeidsdeskundige hoeft ook niet op activiteitenniveau na te gaan of een taak uit het takenbestand voor een betrokkene geschikt is. De achtergrond hiervan is dat de Wajong 2015 betrekking heeft op het begrip arbeidsvermogen, terwijl de beoordeling bij de WIA betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.3.
Gelet op de hiervoor beschreven (achtergrond van de) beoordeling van de vraag of een taak geschikt is voor een betrokkene, is de rechtbank van oordeel dat de taak ‘Invoeren van gegevens’ voor eiser geschikt moet worden geacht. De rechtbank volgt daarin de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Vooral van belang vindt de rechtbank dat de taak past bij de taken die eiser in het dagelijks leven uitvoert. Eiser werkt in het dagelijks leven met een computer en teksten en zijn behaalde studieresultaten getuigen van vaardigheden in tekstverwerking en computergebruik. Voor zover eiser vragen heeft gesteld over de geschiktheid van de taak, kan de rechtbank het standpunt van verweerder om de vragen van eiser niet voor te leggen aan een arbeidsdeskundig analist ook volgen. Uit het Compendium Participatiewet volgt namelijk dat niet op activiteitenniveau hoeft te worden gekeken of een taak geschikt is voor een betrokkene. De vragen van eiser zijn, met het oog daarop, te veel gericht op specifieke onderdelen van de taak. Over de vragen van eiser overweegt de rechtbank verder dat de gedachte achter de Participatiewet is dat werkgevers moeite moeten doen om voor mensen met beperkingen een baan te creëren. In dat licht is het aan de werkgever om door het doen van aanpassingen en het aanschaffen van voorzieningen te zorgen dat eiser de eventuele taak wel zou kunnen uitvoeren en dat de door eiser opgeworpen drempels bij het uitoefenen van de taak worden weggenomen. De rechtbank ziet niet in dat het in het geval van eiser voor een werkgever niet mogelijk zou zijn om de taak aan te passen, zodat de taak geschikt is voor eiser.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Verweerder heeft de herhaalde aanvraag om een Wajong-uitkering terecht afgewezen.
6.2.
Omdat verweerder hangende het beroep een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen met een gewijzigde motivering, ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten en moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een repliek na schorsing van het onderzoek, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1). [5]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Claim Beoordelings- en Borgingssysteem, dat onder andere wordt gebruikt bij beoordelingen op grond van de Ziektewet en de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen).
4.Stb. 2014, 359.
5.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.