ECLI:NL:RBAMS:2024:5421

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
11206560 KK EXPL 24-498
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over hoofdverblijf van 91-jarige huurster in sociale huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Lieven de Key (eiseres) en een 91-jarige huurster (gedaagde). De huurster, die sinds 1957 een woning huurt van De Key, is tijdelijk opgenomen in een zorgcentrum na een val. De Key vorderde ontruiming van de woning, stellende dat de huurster haar hoofdverblijf niet meer in de woning heeft en dat zij niet in staat is om terug te keren. De huurster betwistte dit en stelde dat zij voornemens was om per 1 september 2024 terug te keren, met ondersteuning van thuiszorg. Tijdens de zitting op 26 augustus 2024 zijn beide partijen gehoord, waarbij de huurster en haar dochter verklaringen hebben overgelegd ter onderbouwing van haar terugkeer naar de woning.

De rechtbank oordeelde dat De Key onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de huurster niet meer in staat is om in de woning te verblijven. De verklaringen van de huurster en haar zorgverleners gaven voldoende aanleiding om aan te nemen dat zij met de juiste ondersteuning terug kan keren. De rechtbank wees de vordering van De Key af en veroordeelde hen in de proceskosten van de huurster. Dit vonnis benadrukt het belang van het hoofdverblijf van huurders en de zorgvuldigheid die vereist is bij het beëindigen van huurovereenkomsten, vooral voor kwetsbare huurders zoals ouderen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11206560 KK EXPL 24-498
vonnis van: 2 september 2024
func.: 454

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

Woonstichting Lieven de Key

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: De Key
gemachtigde: mr. B. van den Berg
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F. Kolkman

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 16 juli 2024, met producties, heeft De Key een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2024. Voor De Key is verschenen mevr. [naam 1] en mr. B van den Berg. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door haar dochter [naam 2] en de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde] producties ingediend. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, waarbij door de gemachtigde van [gedaagde] een pleitnota is overgelegd. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Sinds 1957 huurt [gedaagde] , thans 91 jaar, van De Key de woonruimte aan de [adres] , hierna: het gehuurde of de woning.
1.2.
Het gehuurde betreft een portiekwoning op de derde verdieping. De huurprijs bedraagt thans € 317,68 per maand.
1.3.
In de maand juni 2023 is [gedaagde] tijdens een bezoek aan haar dochter in [plaats 1] ongelukkig ten val gekomen, waarbij zij een gecompliceerde breuk aan haar rechterarm heeft opgelopen. [gedaagde] is opgenomen in [woonzorgcentrum] , een woonzorgcentrum te [plaats 2] . Na een aantal dagen is [gedaagde] overgebracht naar het zorgcentrum [zorgcentrum] in [plaats 3] . Daar heeft zij gerevalideerd en zij verblijft daar tot op heden.
1.4.
Volgens het BRP stond de heer [naam 3] , kleinzoon van [gedaagde] en zoon van [naam 2] , tussen 24 maart 2023 en 17 november 2023 op het gehuurde ingeschreven. [gedaagde] is op 27 juni 2023 uitgeschreven en staat sinds die datum ingeschreven op het adres van het zorgcentrum [zorgcentrum] in [plaats 3] .
1.5.
Op 19 oktober 2023 heeft een schoondochter van [gedaagde] een melding gedaan van (illegale) bewoning van het gehuurde door een kleinzoon van [gedaagde] .
1.6.
Op 25 oktober 2023 heeft De Key een brief verzonden waarin zij aan [gedaagde] mededeelde dat zij heeft geconstateerd dat [gedaagde] was verhuisd naar [plaats 3] en zij heeft [gedaagde] verzocht de huurovereenkomst op te zeggen.
1.7.
Op 31 oktober 2023 heeft een telefoongesprek tussen De Key en [naam 2] plaatsgevonden. [naam 2] heeft in dit gesprek toegezegd dat zij bewijzen zou sturen van terugkeer naar het gehuurde van [gedaagde] na haar revalidatie in het zorgcentrum.
1.8.
Bij brief van 7 november 2023 heeft De Key aan [gedaagde] en [naam 2] medegedeeld dat De Key contact heeft opgenomen met zorgcentrum [zorgcentrum] en dat uit dit contact is gebleken dat bewoning van [gedaagde] in [zorgcentrum] definitief is.
1.9.
[naam 2] heeft vervolgens bij e-mail van 15 november 2023 gereageerd. Zij heeft een aantal stukken toegestuurd: een brief van [naam 4] (casemanager en wijkverpleegkundige op [zorgcentrum] ), contactgegevens van [naam 5] (casemanager en begeleider van [gedaagde] ) en de uitschrijving van [naam 3] ).
Voorts heeft zij aan De Key geschreven:
Om verduidelijking te geven over de inschrijving van mijn zoon op het adres, is simpel.
-
Na contact met Lieven de key, was het mogelijk zich tot maximaal 6 maanden te laten inschrijven om zich daarna weer uit te schrijven. Het was geenzins de bedoeling een rode vlag, dan wel aanspraak te maken op het appartement. Vandaar dat de uitschrijving ook is geschiede en zal worden voltooid aanstaande vrijdag.
(…)
1.10.
Bij e-mail van 10 november 2023 heeft [naam 4] het volgende aan De Key verzocht:
Ik krijg de vraag van dochter om contact met u op te nemen in zake het volgende.
Mw. heeft een aangetekende brief gekregen dat zij haar woning in [woonplaats] moet verlaten omdat zij ingeschreven is in de Gemeente [plaats 3] .
Dochter wil mw graag weer naar huis laten gaan.
Is het mogelijk dat het huis in [woonplaats] beschikbaar blijft voor mw, omdat zij voornemens is hier weer naar terug te verhuizen?
(…)
1.11.
[naam 5] heeft op 12 december 2023 het volgende verklaard:
Mij is gevraagd door u (:De Key aanv. ktr
) om te reageren op de vraagstelling of mw. [gedaagde] terug zal/kan keren naar haar woning in [woonplaats] .
Ik heb mw. in zorg gehad vanwege haar cognitieve problematiek die ze vertoond. In de tijd dat ik haar in zorg heb gehad van april 2022 tot juni 2023 is mw. cognitief redelijk stabiel gebleven.
(…)
Mw. heeft altijd aangegeven dat ze graag weer terug zou willen keren naar [woonplaats] .
(…)
Hoe de situatie op dit moment is kan ik u niet vertellen, daarvoor heb ik te weinig inzicht in de huidige toestand. Ik kan dus geen actuele beoordeling kan geven op haar huidige gesteldheid. Dit omdat ik haar sinds juni 2023 niet meer gezien en gesproken heb.
Mw. was een fysiek sterke vrouw, ze kon makkelijk de trap op en af, dus daar voorzie ik geen problemen in. Familie heeft gezocht naar de juiste ondersteuning voor mw. met name op cognitief gebied en denkt deze gevonden te hebben waardoor de wens van mw. om terug te verhuizen naar [woonplaats] ingewilligd kan worden. De vraag is hoe lang ze hier zal kunnen blijven wonen kan niemand beantwoorden aangezien we geen vooruitziende blik hebben. Wel denk ik dat mw. erg gelukkig zou zijn als ze weer in haar woning kan verblijven en met de juiste ondersteuning en zou het haar wens zijn om als [inwoner] daar haar laatste tijd te mogen leven.”
1.12.
Bij e-mail van 12 december 2023 heeft [naam 5] aan De Key zijn verklaring als volgt aangevuld:
(…)
Als casemanager van mevrouw [gedaagde] verklaar ik hierbij dat zij (zij het met thuiszorg en ondersteuning van haar zoon en familie die in [woonplaats] woonachtig zijn) zelfstandig genoeg is om haar laatste jaren in haar eigen woning door te brengen.
(…)
1.13.
In de periode januari 2024 tot en met juni 2024 heeft De Key met [naam 2] gecorrespondeerd over de terugkeer van [gedaagde] naar het gehuurde.

Vordering

2. De Key vordert dat gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om het gehuurde met de daarin vanwege hen aanwezige goederen en personen te ontruimen, te verlaten en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van De Key te stellen, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3. De Key stelt hiertoe dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder door niet haar hoofdverblijf in het gehuurde te houden. [gedaagde] is volgens de Key verhuisd naar het zorgcentrum [zorgcentrum] in [plaats 3] en zij kan gelet op haar leeftijd niet terugkeren naar de woning, aldus De Key. Het onbewoond laten van het gehuurde levert een schending van de verplichting tot goed huurderschap op.
4. De Key is van mening dat [gedaagde] na haar langdurige afwezigheid en haar hoge leeftijd van 91 jaar niet meer in staat is om verantwoordelijkheid te dragen voor haar woning. Verder is de kans klein dat [gedaagde] gezien haar leeftijd en haar inschrijving in het zorgcentrum in [plaats 3] zal kunnen terugkeren naar de woning. De woning is immers gelegen op de derde etage en alleen bereikbaar via een smalle trap. De Key stelt een spoedeisend belang te hebben bij haar vordering nu het een sociale huurwoning betreft waarvoor lange wachttijden gelden.
5. De Key heeft ter zitting nog aangevoerd dat het op de weg ligt van [gedaagde] om aan te tonen dat zij het gehuurde weer kan bewonen. Dat heeft zij niet gedaan, [gedaagde] heeft geen duidelijke verklaring van een instelling of arts overgelegd waaruit volgt dat zij kan terugkeren op de woning.

Verweer

6. [gedaagde] voert aan dat zij tijdelijk verblijft in [zorgcentrum] te [plaats 3] en dat zij voornemens is om per 1 september 2024 terug te keren naar de woning. Vanaf die datum zal [gedaagde] dagelijks ondersteuning krijgen van [thuiszorg] . Het intakegesprek met [thuiszorg] heeft al plaatsgevonden en alle voorbereidingen voor de terugkeer van [gedaagde] zijn gemaakt. Ten bewijze van deze stelling heeft [gedaagde] een verklaring van [thuiszorg] d.d. 3 juli 2024 overgelegd. [gedaagde] was liever eerder naar haar woning teruggekeerd, echter [thuiszorg] was vanwege de zomervakantie pas per 1 september 2024 in staat om begeleiding aan [gedaagde] te verlenen.
7. Haar dochter, [naam 2] heeft voorts diverse voorzieningen voor het verblijf van [gedaagde] in de woning geregeld: een noodknop, een nieuwe geiser en een deurbel met camera. Alle inboedel en andere eigendommen van [gedaagde] staan nog steeds in het gehuurde en zij is haar adres altijd blijven gebruiken voor bankzaken, belastingen e.d. De woning wordt door de familie onderhouden. [naam 3] heeft in haar afwezigheid toezicht gehouden en enige renovatiewerkzaamheden in de woning uitgevoerd. Dit was de reden voor zijn inschrijving. Deze inschrijving is ongedaan gemaakt.

Beoordeling

8. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
9. Gelet op de aard van de vordering en hetgeen zij daaraan ten grondslag heeft gelegd, heeft De Key daarbij voldoende spoedeisend belang.
10. Of inderdaad moet worden aangenomen dat [gedaagde] niet meer in staat is terug te keren naar de woning, kan in dit kort geding (waar geen plaats is voor uitvoerig feitenonderzoek en/of het horen van getuigen), gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende worden beoordeeld. Op De Key rust de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat [gedaagde] daartoe niet meer in staat is en dat zij niet meer in staat is om verantwoordelijkheid te dragen voor de woning. Hetgeen De Key heeft aangevoerd (de hoge leeftijd van [gedaagde] en haar verblijf in het Zorcentrum in [plaats 3] ) legt echter onvoldoende gewicht in de schaal, nu [gedaagde] voor hetgeen De Key aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd een in het kader van deze procedure afdoende verweer heeft gevoerd. Zij heeft afdoende onderbouwd dat zij in staat is terug te keren naar de woning. Verwezen wordt naar de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van [naam 4] en [naam 5] , hiervoor geciteerd onder r.o. 1.10 t/m 1.12 en de verklaring van [thuiszorg] .
11. Aan De Key moet worden toegegeven dat de bewoning van een woning op drie hoog (zonder lift) door een huurder met de leeftijd van 91 jaar problematisch kan zijn. Maar gelet op de verklaringen kan niet uitgesloten worden dat [gedaagde] met hulp van [thuiszorg] , reguliere thuiszorg en familieleden kan terugkeren op de woning en verantwoordelijkheid kan dragen voor de woning.
12. Gelet op het bovenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van zodanige tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] dat deze in een eventuele bodemprocedure grond zouden vormen voor een ontbinding van de huurovereenkomst. Het is daarom niet gerechtvaardigd daarop vooruit te lopen, reden waarom de vordering wordt afgewezen.
12. De Key dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten van [gedaagde] te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt De Key in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 543,00, inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt De Key in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.