In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2024, met zaaknummer AMS 23/983, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering ongegrond verklaard. Eiser, afkomstig uit Bytom (Polen), had zijn aanvraag ingediend na een periode van arbeidsongeschiktheid die begon op 1 september 2019. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die eiser per 29 augustus 2021 voor 0% arbeidsongeschikt had geacht. De rechtbank beoordeelde of deze afwijzing terecht was, waarbij de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit centraal stonden.
Eiser voerde aan dat zijn gezondheid verslechterd was, met problemen aan zijn longen en hart, en overhandigde medische stukken ter onderbouwing. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde echter dat de nieuwe medische problemen pas na de datum in geding waren ontstaan en dat er geen bewijs was dat eiser op de relevante datum meer beperkingen had dan vastgesteld. De rechtbank volgde deze conclusie en oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijke was.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag oordeelde de rechtbank dat de geselecteerde functies voor eiser, ondanks enkele signaleringen, voldoende waren onderbouwd door de arbeidsdeskundige. Eiser had geen gronden aangevoerd tegen deze arbeidskundige beoordeling. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit berustte op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.