In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. [eiser] heeft een leaseovereenkomst ondertekend met Dexia, maar zijn echtgenote heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomst. Bij brief van 26 oktober 2006 heeft de echtgenote van [eiser] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW. Dexia erkent dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd. [eiser] vordert terugbetaling van de door hem betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat Dexia de registratie bij het Bureau Kredietregistratie ongedaan maakt. Dexia heeft een tegenvordering ingesteld, waarin zij stelt dat zij aan haar verbintenissen heeft voldaan en niets meer aan [eiser] verschuldigd is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] in conventie toewijsbaar is, en dat Dexia aan [eiser] een bedrag van € 9.273,73 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Dexia veroordeeld in de proceskosten. De vordering van Dexia in reconventie is afgewezen, omdat [eiser] niets meer van Dexia te vorderen heeft na betaling van het toegewezen bedrag.