ECLI:NL:RBAMS:2024:5412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
C/13/732330 / HA ZA 23-363
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van energiecontracten op grond van dwaling en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Jongewaard en [eiser 2] als eisers en HEM (Hollandse Energie Maatschappij) en NEA (Nederlandse Energie Alliantie) als gedaagden. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat de energiecontracten van de eisers vernietigd zijn op grond van dwaling. Dit betekent dat de prestaties die partijen aan elkaar hebben geleverd als onverschuldigd zijn aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geleverde energie moet worden gewaardeerd tegen de vaste prijs van het eerdere contract dat de eisers hadden, en dat hen een schadevergoeding toekomt wegens onrechtmatige daad, specifiek het veroorzaken van dwaling.

In het vonnis van 11 september 2024 heeft de rechtbank de omvang van de schadevergoeding bepaald. Jongewaard heeft een schadevergoeding van € 44.397,52 toegewezen gekregen, na aftrek van een energieplafondkorting. [Eiser 2] is een schadevergoeding van € 2.789,49 toegewezen, eveneens na aftrek van een korting. De rechtbank heeft geoordeeld dat HEM c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan door de vernietiging van de overeenkomsten. De proceskosten zijn ook toegewezen aan de eisers, die in het ongelijk zijn gesteld in de reconventie.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de overeenkomsten tussen de eisers en HEM vernietigd worden en dat de eisers geen belang meer hebben bij een verklaring voor recht dat NEA en HEM aansprakelijk zijn voor de geleden schade. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.C. Jongeneel.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/732330 / HA ZA 23-363
Vonnis van 11 september 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
SLIJPTECHNIEK JONGEWAARD B.V.,
gevestigd te Noord-Scharwoude,
2.
[eiser 2] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. A.R.A.R. Lotfy te Sittard,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
ALLROUND HOLLANDS ENERGIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.E. van Rossem te Amsterdam,
2.
ORDERPLATFORM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eisers worden hierna Jongewaard en [eiser 2] genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk overeenkomstig de naam waaronder zij in deze zaak hebben gehandeld HEM (Hollandse Energie Maatschappij, gedaagde 1) en NEA (Nederlandse Energie Alliantie, gedaagde 2) en gezamenlijk HEM c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 17 april 2024 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken,
- de akte uitlating en overlegging producties van Jongewaard en [eiser 2] ,
- de afzonderlijk met B16 formulier door Jongewaard en [eiser 2] in het geding gebrachte productie 44.
- de akte na uitlating en overlegging producties TP van HEM.
1.2.
Vervolgens is het vonnis bepaald op 28 augustus 2024, toen aangehouden tot 9 oktober 2024 en vervolgens nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

In conventie
Korte inhoud van het tussenvonnis (ECLI:NL:RBAMS:2024:2221)
2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de vordering van Jongewaard en [eiser 2] tot vernietiging op grond van dwaling van de met HEM gesloten energiecontracten toewijsbaar is. Als gevolg daarvan is hetgeen partijen over en weer hebben gepresteerd onverschuldigd betaald. HEM zal de van Jongewaard en [eiser 2] ontvangen bedragen moeten terugbetalen. De rechtbank zal de door HEM geleverde energie waarderen tegen het tarief dat Jongewaard en [eiser 2] betaalden bij de leverancier waarmee zij eerder een contract hadden, voordat de (nu vernietigde) overeenkomst met HEM werd gesloten.
Ook heeft de rechtbank beslist dat HEM de schade doordat Jongewaard en [eiser 2] hebben gedwaald bij het sluiten van hun energiecontract zal moeten vergoeden. Voor de periode dat het contract bij HEM liep wordt deze schade vergoed door de hiervoor genoemde ongedaanmakingsverplichtingen. Voor de periode nadat Jongewaard en [eiser 2] van HEM waren overgestapt naar een andere energieleverancier geldt dat de schade die Jongewaard en [eiser 2] lijden bestaat uit het hogere tarief in vergelijking met het vaste tarief dat zij hadden voor zij hun (nu vernietigde) overeenkomst met HEM sloten. Het gaat daarbij telkens over het werkelijke gebruik.
2.2.
De rechtbank heeft teneinde te komen tot een berekening van de wederzijdse ongedaanmakingsverbintenissen en de berekening van de schade aan partijen opgave van gegevens gevraagd. Jongewaard is in de gelegenheid gesteld te stellen en zo nodig te bewijzen tot wanneer de leverantie door Total had kunnen doorgaan als hij niet van leverancier zou zijn veranderd.
Tevens werd van Jongewaard en [eiser 2] een berekening verwacht van het bedrag dat zij meer hebben uitgegeven door de overstap naar HEM dan zij zouden hebben betaald bij hun oude leverancier tot het einde van het vaste contract of (in het geval van Jongewaard) tot Total zou zijn gestopt met leveren.
2.3.
Jongewaard en [eiser 2] hebben bij akte gegevens en bewijsstukken en een berekening van het per saldo onverschuldigd betaalde en de geleden schade in het geding gebracht.
Het standpunt van Jongewaard
2.4.
Jongewaard komt tot de volgende berekening:
Bedrag
Te veel betaald aan HEM
€ 10.748,91
Schade 7-11-2022 tot 01-04-2024
€ 26.783,19
Schade 1-04-2024 tot 1-11-2024
€ 8.588,66
Totaal
€ 46.120,76
Aan deze berekening ligt ten grondslag de veronderstelling dat als Jongewaard het contract bij Total zou hebben voortgezet, hij de met Total overeengekomen vaste prijs had kunnen behouden tot 1 november 2024, omdat uit de brief van Total van 23 november 2020 blijkt dat het contract met vaste tarieven is verlengd voor de periode van 1 november 2022 tot en
met 1 november 2024. Jongewaard wijst erop dat Total heeft toegezegd haar contractuele afspraken te zullen blijven nakomen. Uit de website van de ACM blijkt dat Total is gestopt met het leveren van elektriciteit en gas en dat afnemers die niet zijn overgegaan naar een
andere leverancier per 1 maart 2024 zijn overgegaan naar Gulf Gas + Power tegen gelijkblijvende voorwaarden en tarieven.
Standpunt van [eiser 2]
2.5.
komt tot de volgende berekening:
Soort
Bedrag
Te veel betaald aan HEM
€ 1.070,88
Schade 1-10-2022 tot 22-09-2023
€ 1.907,27
Schade 22-09-2023 tot 1-01-2024
€ 191,34
Boete
€ 150
Totaal
€ 3.319.49
[eiser 2] stelt dat hij met Essent een vast tarief is overeengekomen voor drie jaar met ingangsdatum 1 januari 2021 en heeft dat met een bewijsstuk onderbouwd.
Standpunt HEM inzake Jongewaard en [eiser 2] gezamenlijk
2.6.
HEM stelt dat Jongewaard en [eiser 2] in hun berekeningen ten onrechte geen rekening hebben gehouden met de invoering van het prijsplafond dat met ingang van 1 januari 2023 van kracht werd en voor eisers van toepassing was over het gehele jaar 2023. Daarbij zijn maximum tarieven ingevoerd (van € 1,45 per kuub gas en € 0,40 per kWh elektriciteit) waardoor de verschillen tussen leveranciers, als die al aanwezig zouden zijn, sterk zijn afgenomen, voor zover deze al niet geheel zijn komen te vervallen.
2.7.
Volgens HEM is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat een variabel tarief ook voordelen heeft, omdat bij dalende prijzen op de energiemarkt de prijzen voor
de afnemer eveneens dalen, zodat op dergelijke momenten de afnemer van variabele
tarieven juist een voordeel heeft ten opzichte van de afnemer met vaste tarieven. Ook konden afnemers op een voor hen gunstig moment de tarieven vastzetten.
2.8.
Jongewaard en [eiser 2] hebben gesteld dat het werkelijke verbruik bij HEM niet bekend is en dat het niet mogelijk is een deugdelijke berekening te maken van de vaste
en variabele kosten op basis van de maandnota’s. Zij hebben deze geschat.
HEM stelt dat de door hen gehanteerde verbruiksgegevens niet of onvoldoende nauwkeurig zijn, zodat zij niet kunnen dienen als een betrouwbare en deugdelijke onderbouwing van de gestelde vorderingen.
Beoordeling inzake Jongewaard en [eiser 2] gezamenlijk
2.9.
Wat het energieplafond betreft:
  • In de afrekening van Jongewaard bij Engie (productie 38) blijkt niet van een korting wegens het energieplafond.
  • In de afrekening van Jongewaard bij Gulf (eveneens productie 38) is een energieplafondkorting van € 948,84 voor elektriciteit en van € 774,40 voor gas opgenomen. Deze bedragen komen in mindering op de gevorderde schadevergoeding, omdat Jongewaard deze in de berekening op pagina 14 van de akte niet op de gebruikskosten in mindering heeft gebracht.
  • In de afrekening van [eiser 2] bij Essent over de periode oktober 2022 tot en met 21 september 2023 (productie 39) is een overheidskorting prijsplafond opgenomen van € 395,04. De rechtbank schat de korting over geheel jaar 2023 op € 530,- en zal dit bedrag op de gevorderde schadevergoeding in mindering brengen, omdat dit bedrag bij de berekening in de akte op pagina 17 niet is meegerekend.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding rekening te houden met de mogelijke voordelen van een variabel tarief. De overeenkomsten tussen partijen zijn immers juist vernietigd, omdat HEM ten onrechte de indruk heeft gewekt dat zij een overeenkomst met een vast tarief aanbood, terwijl dat niet zo was.
2.11.
HEM stelt dat de door Jongewaard en [eiser 2] geschatte verbruiksgegevens over hun periode als klant bij HEM onvoldoende nauwkeurig zijn. Zij heeft echter zelf geen juiste gegevens in het geding gebracht, hoewel zij als leverancier daartoe in staat zou moeten zijn. Dit bezwaar is daarom ongegrond.
Standpunt HEM inzake Jongewaard
2.12.
HEM stelt dat niet ter discussie staat dat Total is gestopt met de levering van energie in Nederland. Jongewaard was in dit verband door Total geadviseerd om tijdig over te stappen. Jongewaard heeft ook zelf gesteld dat hij gedwongen was om een andere leverancier te nemen. Mede door de enorme prijsstijgingen die toen plaatsvonden is er een enorme commotie en verwarring ontstaan. HEM begrijpt dat Jongewaard (en in mindere mate ook [eiser 2] ) zich in deze commotie heeft laten meeslepen en dat zij in die situatie een nieuw contract zijn aangegaan. Echter, de ontstane commotie kan niet aan HEM worden verweten. Bij een zakelijke afweging had iedere afnemer van energie moeten weten, dat op dat moment (in 2022) - in een markt met enorme prijsstijgingen - overstappen voor de afloop van een contract met vaste tarieven altijd nadelig zou uitpakken. Total heeft laten weten dat als een contract afloopt geen verlenging met een vaste prijs kan worden aangeboden. Het lopende contract van Jongewaard liep volgens HEM af op 1 november 2022. HEM stelt dat de overeenkomst met HEM door Jongewaard in november 2022 is gestopt. Jongewaard had haar schade derhalve kunnen beperken door gewoon bij Total te blijven in plaats van een contract te sluiten met Vattenfall tegen veel hogere tarieven. Jongewaard heeft dus niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, aldus HEM.
2.13.
HEM verwijst naar de eindafrekening in productie 35. Daaruit blijkt een totaal gebruik van € 3.415 (totaalbedrag minus boete) over de periode van levering van 16 mei 2022 t/m 1 oktober 2022. Dat is per maand € 742,55. Jongewaard betaalde blijkens de door haar overlegde facturen bij dagvaarding (productie 24) gemiddeld € 1.200 per maand bij haar vorige leverancier Total. Dus bijna twee keer zo veel, aldus HEM.
2.14.
HEM stelt dat Jongewaard het toekomstige verbruik en de kosten schat op basis van historische gegevens bij Gulf. De schattingen van toekomstige kosten bij Gulf (productie 38) zijn gebaseerd op historische verbruiksgegevens van een jaar (1 april 2023 - 1 april 2024). Er wordt echter ten onrechte aangenomen dat deze gegevens representatief zijn voor de periode na de overstap naar Gulf en dat de tarieven hetzelfde zouden blijven als die van Total. Dit is een aanname die niet is onderbouwd met bewijsstukken van Gulf’s tarieven na de overstap. Dit geldt te meer zo nu het verbruik van Jongewaard door hoge terug-leveringen in bepaalde periodes een zeer grillig patroon vertoont, en uiteraard in de zomermaanden vele malen lager is. Zo waren de afname cijfers voor elektriciteit door hoger terug leveringen in de periode van juni tot begin november (gedurende de 5 maanden) bij HEM slechts 3.4 Mwh ofwel 0,68 Mwh per maand. Bij Gulf bedroeg de netto afname over de periode van 1 april 2023 tot 1 april 2024 volgens opgave 22 Mwh ofwel bijna 2 Mwh per maand. Dit betekent dat door lager verbruik en hoge terugleveringen met name buiten het winter seizoen de netto afname veel lager is. Als al een schatting kan worden gemaakt van het verbruik, dan dienen daartoe de gemiddelden van het verbruik over diezelfde periode in de warme(re) maanden te worden gevolgd zoals die (aantoonbaar lager) waren bij HEM en met toepassing daarvan zou slechts sprake kunnen zijn van een maximale netto afname van 4,76 MWh over de hele periode tot 1 november 2024, hetgeen tot veel lagere bedragen dient te leiden, als al sprake is van schade. Afnames kunnen wellicht per jaar enigszins verschillen, maar het is niet reëel om te schatten dat dit drie keer zo veel zou moeten zijn. Daarmee wordt volgens HEM aangetoond dat de berekeningen van eisers niet juist zijn en van de hand dienen te worden gewezen.
2.15.
HEM stelt dat de aannames en schattingen waarop Jongewaards berekening is gebaseerd onjuist zijn, omdat geen onderscheid is gemaakt in dal- of piektarieven.
2.16.
Volgens HEM is uit productie 32 niet af te leiden dat de overeenkomst met Total zou eindigen per 1 november 2024. Volgens HEM is slechts sprake van een aanbod. Zij gaat uit van een einde per 1 november 2022.
2.17.
De e-mail van Total (overlegd als productie 41) waarin Total aankondigt met de levering te zullen stoppen garandeert volgens HEM weliswaar continuïteit in de levering, maar biedt geen definitieve zekerheid dat dit - zonder de overstap naar HEM - tegen dezelfde tarieven zou geschieden tot 1 november 2024.
Beoordeling inzake Jongewaard
2.18.
Jongewaard had een vast leveringscontract voor energie bij Total met vaste prijzen en een looptijd tot 1 november 2024. Dit blijkt uit de als zodanig niet bestreden bewijsstukken. Juist is dat Total had aangekondigd te gaan stoppen met levering en klanten had verzocht een andere leverancier te zoeken. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, heeft Jongewaard heeft een contract gesloten met HEM in de veronderstelling dat dit een contract tegen een vast tarief zou zijn en - omdat dit niet het geval was - heeft zij gedwaald en is de overeenkomst vernietigd. Dat betekent dat het verwijt dat HEM Jongewaard maakt dat zij had moeten beseffen dat het overstappen van een vast contract naar een variabel tarief, geen doel treft. Jongewaard meende immers juist bij HEM ook een vast tarief te krijgen. Of achteraf bezien het contract bij HEM (afgezien van de boete) gunstiger was dan het contract dat Jongewaard had bij de eerdere of de latere leverancier is niet van belang, omdat dit niet afdoet aan de vernietiging van de met HEM gesloten overeenkomst wegens dwaling. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, was het handelen van HEM c.s. onrechtmatig en moeten HEM c.s. de daardoor ontstane schade vergoeden.
Nadat de overeenkomst met HEM was geëindigd kon Jongewaard niet terugkeren naar Total, omdat zij door de overstap van Total naar HEM met Total geen contract meer had. Het sluiten van een contract met Vattenfall kan dan ook niet worden gezien als strijdig met de schadebeperkingsplicht. De onder 2.12 genoemde verweren van HEM gaan dus niet op.
2.19.
HEM vergelijkt onder 2.13 het werkelijk betaalde over de periode dat haar contract met Jongewaard liep met de bij Total betaalde voorschotten. Dit is niet relevant voor de berekening van de geleden schade. Ook als achteraf bezien Jongewaard en [eiser 2] bij HEM niet duurder uit zouden zijn geweest als bij hun vorige leverancier doet dat er niet aan af dat zij gedwaald hebben zoals in het tussenvonnis is beslist. Daarbij valt op dat het door HEM aan Jongewaard in rekening gebrachte voorschot (over de periode dat de overeenkomst liep) in totaal € 18.860,- bedraagt, hetgeen een veelvoud is van de werkelijke kosten van verbruik van € 3.415,-. Hierdoor heeft HEM het aan zichzelf te wijten dat bij Jongewaard de indruk is ontstaan dat hij veel duurder uit was en dat hij de overeenkomst wilde beëindigen. Als zijn beroep op dwaling niet geslaagd zou zijn zou hij een boete hebben moeten betalen. Deze omstandigheden in samenhang bezien roepen de vraag op met welk doel HEM de voorschotbedragen zo veel hoger heeft vastgesteld als passend was bij het werkelijke gebruik. Dat is te meer het geval omdat uit verklaringen van andere klanten blijkt dat zij ook nadat zij een contract met HEM hadden gesloten maandelijks veel meer moesten gaan betalen.
Die vragen behoeven echter in deze zaak niet beantwoord te worden, omdat de overeenkomst tussen HEM en Jongewaard en tussen HEM en [eiser 2] op grond van dwaling vernietigd zijn.
2.20.
De kritiek die HEM heeft op de schatting van Jongewaard van het toekomstig gebruik (zie onder 2.14) is voor de rechtbank onbegrijpelijk. Voor zover schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld dient deze te worden geschat (zie artikel 6:97 BW). Omdat Jongewaard de schatting voor de toekomst baseert op de afrekening over een geheel jaar zijn de van maand tot maand optredende seizoeninvloeden niet van belang.
2.21.
Dat de aannames en schattingen van Jongewaard geen onderscheid maken tussen dal- en piektarieven (bezwaar van HEM onder 2.15) is onjuist. De berekeningen maken immers wat stroom betreft een onderscheid tussen normaal en dal-tarief.
2.22.
Anders dan HEM onder 2.16 stelt is uit productie 32 van eisers wel degelijk af te leiden dat de overeenkomst met Total zou eindigen per 1 november 2024. Dit wordt daarin expliciet vermeld en niet in geschil is dat Total de leverancier van Jongewaard was tot Jongewaard overstapte naar HEM, zodat er ook van uit moet worden gegaan dat deze overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen en tot die overstap in stand is gebleven.
2.23.
Onjuist is wat HEM stelt onder 2.17. Uit de door eisers als productie 41 overgelegde e-mail van Total kan worden afgeleid dat levering tot het einde van de contractsduur tegen dezelfde tarieven zou geschieden. Immers is daarin vermeld dat Total haar contractuele afspraken zal nakomen.
Standpunt HEM inzake [eiser 2]
2.24.
HEM wijst erop dat de dagvaarding niet 1 januari 2024 maar 22 december 2023 als einddatum van het contract tussen [eiser 2] en Essent noemde. Uit het door [eiser 2] betaalde boetebedrag kan volgens HEM worden afgeleid dat de overeenkomst met Essent (uiterlijk) in oktober 2022 ten einde zou zijn gekomen.
2.25.
HEM stelt dat [eiser 2] in totaal voor zijn gebruik € 1.225,67 in rekening is gebracht, dat is € 229,81 per maand. Dit kwam overeen met de kosten zoals die hem telefonisch waren voorgerekend en dit was niet veel meer dan wat hij bij zijn vorige leverancier betaalde, aldus HEM.
2.26.
Volgens HEM heeft [eiser 2] bij ondertekening van de volmacht uitdrukkelijk
verklaard dat zijn aansluitingen contactvrij waren en dat zonder boete kon worden overgestapt. HEM meent dat de boete daarom niet voor haar rekening komt.
2.27.
HEM wijst erop dat de vaste en variabele kosten voor zover deze pas uit de volgende jaarafrekening kunnen blijken zijn geschat en dat de berekening daarom onbetrouwbaar is.
Beoordeling inzake [eiser 2]
2.28.
De rechtbank acht het door [eiser 2] in het geding gebrachte bewijsstuk (productie 34) duidelijk: dit betreft vaste tarieven en hierop is vermeld dat de looptijd 3 jaar is en de ingangsdatum 1 januari 2021. Productie 34 was eerder gedeeltelijk al in het geding gebracht als productie 8; deze producties stemmen overeen, zij het dat productie 34 uitgebreider is en ook de looptijd bevat. Dat in de dagvaarding een iets andere einddatum was genoemd leidt niet tot een ander oordeel, omdat de juiste einddatum uit het van Essent zelf afkomstige bewijsstuk blijkt. De onder 2.24 genoemde bezwaren van HEM treffen dan ook geen doel.
2.29.
Wat het gestelde onder 2.25 betreft, dit komt op hetzelfde als het gestelde onder 2.13 ten aanzien van Jongewaard. De rechtbank verwijst naar wat is overwogen onder 2.18, dat is hier van overeenkomstige toepassing.
2.30.
Of het gestelde onder 2.26 juist is, kan in het midden blijven. Ook als [eiser 2] dit zou hebben gezegd doet dat er niet aan af dat de boete veroorzaakt is door zijn overstap en dat die overstap gebaseerd was op een onjuiste voorstelling van zaken.HEM c.s. is aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
2.31.
Het bezwaar zoals vermeld onder 2.27 wordt afgewezen;omdat schade als deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, moet deze worden geschat.
Conclusie
2.32.
Over de vorderingen zoals onder 4.1 in het tussenvonnis weergegeven zal volgt worden beslist.
De overeenkomsten tussen Jongewaard en [eiser 2] met HEM worden vernietigd (zie het tussenvonnis onder 6.9). Bij een vernietiging van de volmacht hebben Jongewaard en [eiser 2] daarom geen belang en gezien de toe te wijzen schadevergoeding is er evenmin belang bij een verklaring voor recht dat NEA en HEM aansprakelijk zijn voor de schade die Jongewaard en [eiser 2] hebben geleden. Deze onderdelen van de vordering zullen dus niet worden toegewezen.
In plaats van de gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat zal de rechtbank de schade zoals door Jongewaard en [eiser 2] in hun akte berekend toewijzen, maar daarop in mindering brengen de onder 2.9 genoemde bedragen wegens het prijsplafond. Dat betekent dat aan Jongewaard wordt toegewezen een schadevergoeding van € 46.120,76, onder aftrek van de energieplafondkorting van € 948,84 voor elektriciteit en van € 774,40 voor gas = € 44.397,52, met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding (24 maart 2023).
Aan [eiser 2] zal worden toegewezen een schadevergoeding van € 3.319.49, waarop in mindering komt de schatting van de korting uit hoofde van het energieplafond over heel 2023 van € 530,- = € 2.789,49, met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding (24 maart 2023).
Proceskosten
2.33.
HEM c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Jongewaard en [eiser 2] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.965,00
(2,5 punten × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.047,73
2.34.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.35.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
In reconventie
2.36.
In het tussenvonnis is overwogen dat het gevorderde in reconventie moet worden afgewezen omdat in conventie de energiecontracten worden vernietigd.
2.37.
HEM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Jongewaard en [eiser 2] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753,00
2.38.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.Beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
vernietigt de tussen Jongewaard en [eiser 2] met HEM gesloten overeenkomsten tot levering van energie zoals bedoeld in het tussenvonnis onder 3.7 en 3.16,
3.2.
veroordeelt HEM c.s. hoofdelijk te betalen aan Jongewaard een schadevergoeding van € 44.397,52, met de wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2023 tot aan de volledige betaling,
3.3.
veroordeelt HEM c.s. hoofdelijk te betalen aan [eiser 2] een schadevergoeding van € 2.789,49, met de wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2023 tot aan de volledige betaling,
3.4.
veroordeelt HEM c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 5.047,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als HEM c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
3.5.
veroordeelt HEM in de proceskosten van € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Jongewaard en [eiser 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt HEM tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 tot en met 3.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.