Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen was veroordeeld tot vrijheidsstraffen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was in Nederland verblijvend en had de Poolse nationaliteit. Tijdens de zitting op 15 augustus 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. Dit betekent dat de overlevering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) kan worden geweigerd, mits de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde straffen in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon voldoende economische banden met Nederland heeft en dat de opgelegde straffen niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland bevolen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straffen bevolen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.