Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, op 16 mei 2024. De officier van justitie had op 24 mei 2024 een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van dit EAB. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 vond een eerste behandeling plaats, maar deze werd voor bepaalde tijd aangehouden. De behandeling werd op 15 augustus 2024 voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Echter, op 8 augustus 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit laten weten dat het EAB was ingetrokken. Gezien deze intrekking heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank heeft ook de geschorste overleveringsdetentie opgeheven en een opheffingsbevel is apart opgemaakt. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.