In deze zaak heeft het Waarborgfonds Motorverkeer, eiseres, een vordering ingesteld tegen Artic Inex B.V. en een tweede gedaagde, die niet verschenen is, naar aanleiding van een aanrijding die plaatsvond op 1 augustus 2021. De tweede gedaagde, die in een onverzekerde auto van Artic reed, heeft een aanrijding veroorzaakt met een stilstaande Seat, waarbij schade is ontstaan en twee inzittenden van de Seat gewond zijn geraakt. Het Waarborgfonds heeft de kosten van de schadevergoeding aan de slachtoffers vergoed en vordert nu hoofdelijke betaling van de schadevergoeding van € 9.025,11, vermeerderd met rente en kosten, op basis van artikel 27 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM).
De procedure begon met een dagvaarding op 15 april 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 juli 2024. Artic is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tegen Artic niet ongegrond of onrechtmatig is en heeft deze toegewezen. Voor de tweede gedaagde is vastgesteld dat het Waarborgfonds voldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft vergoed en kan zich verhalen op de aansprakelijke bestuurder en de eigenaar van de onverzekerde auto.
De kantonrechter heeft de vordering van het Waarborgfonds toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Artic en de tweede gedaagde zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 953,17. Het vonnis is uitgesproken op 30 augustus 2024 door mr. A.J. Beukenhorst, rechter, en mr. S.C.C. Valk, griffier.