ECLI:NL:RBAMS:2024:5370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
13/187272-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbaar feit in Finland

Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Finland is uitgevaardigd. De officier van justitie had op 24 juni 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 31 mei 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1992, is in Nederland ingeschreven en heeft de Nederlandse nationaliteit. Tijdens de zitting op 14 augustus 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. Het EAB betreft een strafbaar feit dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat, namelijk illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft ook de garantie van de Finse autoriteiten beoordeeld, die bevestigen dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Finland terug kan keren naar Nederland om zijn straf uit te zitten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan en bevolen dat de in beslag genomen telefoon, die bij de aanhouding van de opgeëiste persoon is gevonden, aan de Finse autoriteiten moet worden afgegeven. De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Sipkens, voorzitter, en mrs. M. Vaandrager en B.M. Vroom-Cramer, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. I. van Heusden. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/187272-24
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 mei 2024 door
the District Prosecutor of the National Prosecution Authority, Prosecution District of Western Finland,Finland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
verblijvende op het adres:
[adres 2],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Pirkanmaa District Court(Finland) van 22 mei 2024, referentie: 24/722, PK 24/2508.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Fins recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Referte

De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de inhoud van het EAB en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Finland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
District Prosecutorin Tampere (Finland) heeft bij brief van 29 juli 2024 ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
“Person to be surrendered: ([opgeëiste persoon], [geboortedag]1992). (…) With reference to your enquiry, I confirm that section 59 of the Finnish Act on the Extradition on the Basis of an Offence Between Finland and Other Member States of the European Union provides that the conditions attached to the decision on extradition in accordance with the framework decision shall be complied with in respect of a person extradited to Finland. This provision binds all the Finnish authorities. If a person is extradited to Finland for prosecution on the condition that at her/his request she/he after a final judgment has been rendered will immediately be returned to serve the sentence in the Member State that extradited her/him, the Finnish authorities are obliged to meet such a condition.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van deze weigeringsgrond.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek in Finland is aangevangen, dat het bewijs zich in Finland bevindt, dat de verdovende middelen in Finland zijn ingevoerd en afgeleverd, dat medeverdachten in Finland worden vervolgd en dat het Openbaar Ministerie niet voornemens is de opgeëiste persoon voor dit feit in Nederland te vervolgen
.In dat licht vormt het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming van 7 juni 2024 blijkt dat bij aanhouding van de opgeëiste persoon een telefoon in beslag is genomen. De opgeëiste persoon heeft op de zitting verklaard dat de op grond van artikel 49 OLW inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung reeds aan hem is teruggegeven. Deze stelling is echter niet onderbouwd en niet door de officier van justitie bevestigd. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de Finse autoriteiten dit verzoek hebben ingetrokken. Daarom zal de rechtbank – voor zover daarvoor op grond van de OLW nog een beslagtitel bestaat – de afgifte van deze telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gelasten.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 13, 49 en 50 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Prosecutor of the National Prosecution Authority, Prosecution District of Western Finland(Finland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELT– voor zover daarvoor op grond van de OLW nog een beslagtitel bestaat – de afgifte van de in beslag genomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.