ECLI:NL:RBAMS:2024:5328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
13-131134-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging in het kader van de Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2024 een beslissing genomen op een verzoek tot toestemming voor uitbreiding van de vervolging, ingediend door de Duitse autoriteiten. Het verzoek was gebaseerd op artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) en betreft een persoon die in Duitsland vervolgd wordt. De rechtbank had eerder, op 11 juli 2024, de beslissing aangehouden omdat de ingediende stukken niet voldoende waren om een oordeel te vellen. De rechtbank verzocht de Duitse autoriteiten om aanvullende informatie, waaronder een verzoek van een 'rechterlijke autoriteit' en de tenlastelegging. Na ontvangst van de ontbrekende gegevens, waaronder een Europees aanhoudingsbevel, kon de rechtbank de zaak opnieuw beoordelen.

De rechtbank concludeerde dat de overgeleverde persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft en banden met Nederland, in Nederland zijn straf beter kan ondergaan. De senior officier van justitie van het Openbaar Ministerie Bamberg had een garantie gegeven dat de overgeleverde persoon zijn straf in Nederland kan uitzitten, mocht hij in Duitsland worden veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat deze garantie voldoende was en verleende toestemming voor de uitbreiding van de vervolging. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-131134-24
Datum beslissing:18 juli 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 29 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Bambergin Duitsland op 6 februari 2024 en betreft:
[overgeleverde persoon],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] (Roemenië)
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Bij tussenuitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank de beslissing op de vordering ex artikel 14, derde lid, OLW aangehouden, omdat de rechtbank van oordeel was dat de voorhanden zijnde stukken op dat moment niet toereikend waren om een beslissing te kunnen nemen.
Hiertoe is allereerst overwogen dat de stukken geen verzoek van een “rechterlijke autoriteit” bevatten. De Duitse autoriteiten zijn daarom verzocht alsnog een verzoek over te leggen van een “rechterlijke autoriteit” (bij voorkeur met gebruikmaking van het formulier van het Europees aanhoudingsbevel; hierna: EAB).
Daarnaast is overwogen dat het dossier geen stukken bevatten op grond waarvan kon worden beoordeeld voor welke feiten de aanvullende toestemming wordt gevraagd. De beslissing op het verzoek is daarom ook aangehouden, om de officier van justitie in de
gelegenheid te stellen de ontbrekende gegevens (de tenlastelegging en/of de tabel of bij
voorkeur het hiervoor reeds benoemde formulier van het EAB) op te vragen bij de Duitse autoriteiten.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek thans de gegevens bevat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken, waaraan inmiddels een op 8 januari 2024 door het Landgericht Bamberg uitgevaardigd EAB is toegevoegd, zijn thans toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de overgeleverde persoon van 20 april 2023, in samenhang gelezen met de aanbiedingsbrief van de
Oberstaatsanwältinin Bamberg van 6 februari 2024, leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de overgeleverde persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank kan daarom toestemming verlenen voor uitbreiding van de vervolging, wanneer is gewaarborgd dat de overgeleverde persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De senior officier van justitie van het Openbaar Ministerie Bamberg heeft op 14 mei 2024 de volgende garantie gegeven:
“In antwoord op uw verzoek geef ik hierbij de terugkeergarantie overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel (2002/584/JBZ) en artikel 6, lid 1, van de Nederlandse Overleveringswet voor de verdachten
- [overgeleverde persoon], geboren am [geboortedag].1997
(...)
zodat zij hun straf in Nederland kunnen uitzitten bij een veroordeling in Duitsland tot een onvoorwaardelijke en onherroepelijke gevangenisstraf (conform het Europese Kaderbesluit 2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 18 juli 2024 door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland griffier.