ECLI:NL:RBAMS:2024:5321
Rechtbank Amsterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en afwijzing vorderingen in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerder verstekvonnis. De eiser, afkomstig uit Turkije, had een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde 1], die zich in het verzet heeft gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet tijdig en op juiste wijze is ingesteld, maar dat de eiser geen nieuwe advocaat heeft gesteld na de onttrekking van zijn eerdere advocaat, mr. U. Özcan. Hierdoor kon de eiser geen verdere proceshandelingen verrichten, wat zijn positie in de procedure heeft verzwakt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet in staat is geweest om de echtheid van de handtekening onder de vaststellingsovereenkomst te bewijzen, omdat hij geen originele akte heeft overgelegd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vordering van de eiser niet toewijsbaar is. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser tegen [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagden de afspraken in de vaststellingsovereenkomst hadden gemaakt. De rechtbank heeft de eiser in de proceskosten veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.493,00 aan de zijde van [gedaagde 1]. De kosten aan de zijde van [gedaagde 4], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn begroot op nihil.
De rechtbank heeft het verstekvonnis van 27 september 2023 vernietigd en de vorderingen van de eiser afgewezen, waarbij de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.