Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
2.
SPORTFONDSEN NEDERLAND B.V.,
3.
ALPINA B.V.,
4.
LOVÉBA GROEP B.V.,
1.SPORTFONDSEN NEDERLAND B.V.
SPORTFONDSEN GROEP B.V.
ALPINA B.V.,
1.De procedures in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
2.De feiten
nietverminderen (…)”
- Het is mogelijk de exploitatiekostenverzekering te vervangen door een bedrijfsschadeverzekering.
- De bedrijfsschadeverzekering gaat uit van een verzekerd belang opgebouwd uit netto winst + vaste lasten. Voor zover ik kan beoordelen in de bijlage gaat men hier ook van uit.
- Wat ons betreft wijzigen wij de premie niet. Wel dienen de polissen tekstueel te worden aangepast op dit punt.
- De gevolgen blijven beperkt tot een aanpassing van de voorwaarden. Het onderdeel “exploitatiekosten” komt te vervallen en dit wordt vervangen door de bedrijfsschadedekking uit de NBZB 2006 (zie bijlage). (…)”.
variabele kosten. Dit is gelijk aan de vaste kosten vermeerderd met de nettowinst respectievelijk verminderd met het nettoverlies. (…)
brutowinst– onder aftrek van de eventuele besparingen – van het op het polisblad omschreven bedrijf van
verzekerde, die gedurende de
schadevergoedingstermijnis opgetreden (…)”
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in de vrijwaringszaak
5.De beoordeling in de hoofdzaak
omdater geen exploitatie heeft kunnen plaatsvinden, een gedekte schade oplevert. Het onderscheid dat Achmea in dit verband bepleit, namelijk dat de misgelopen subsidie niet gedekt is omdat een rechtstreeks verband ontbreekt met aantallen bezoekers of activiteiten (zoals dat voor de btw ten aanzien van subsidies blijkbaar geldt) overtuigt niet. Als Achmea dit onderscheid van belang vindt, had zij dit in de polis kunnen en moeten opnemen. Tot slot heeft de rechtbank laten meewegen dat met partijen ter zitting is vastgesteld dat de premie voor de bedrijfsschadeverzekering is gebaseerd op een tweejaarsbedrag van ongeveer € 3.2 miljoen, zoals ook op het polisblad is vermeld. Daaruit volgt geen aanwijzing dat de misgelopen subsidie is uitgezonderd van dekking. De conclusie luidt dat de rechtbank De Boetzelaer volgt in haar uitleg van de NBZB 2006 op dit punt en dat dus geen grond bestaat de misgelopen subsidie als besparing af te trekken van de brutowinst.
3.1.Izal worden toegewezen. Achmea zal bij eindvonnis worden veroordeeld tot betaling aan De Boetzelaer van een bedrag van € 1.444.505.
3.1.IIjegens SFN, Sucsez en Lovéba van € 18.911 is niet toewijsbaar. Deze schadevordering is erop gebaseerd dat SFN, Sucsez en/of Lovéba verweten kan worden dat De Boetzelaer een bedrijfsschadeverzekering in plaats van een exploitatiekostenverzekering heeft afgesloten. Volgens de expert van De Boetzelaer is de schade ontstaan omdat de bedrijfsschade in de akte van taxatie via een “top down” benadering is vastgesteld in plaats van de “bottum up” methode op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het verschil is in het geheel niet uitgewerkt en de wel gegeven, korte, toelichting is ook niet navolgbaar. Dit betekent dat deze vordering wordt afgewezen.
3.1.IIIwordt afgewezen.
3.1.IVworden afgewezen.
hindsight– de brand is moeilijk weg te denken – per definitie lastig is, maar het gegeven van een premieverhoging en een algemene verwijzing naar compensatiemaatregelen van overheidswege is onvoldoende.
dusgeen schade is geleden, wordt niet gevolgd.
6.De beoordeling in de vrijwaringszaak
SFGen Lovéba bestaat een bemiddelingsrelatie. Op die relatie zijn – zo staat vast – de algemene voorwaarden van Lovéba van toepassing. De door Lovéba ingeroepen voorwaarden kunnen haar evenwel niet baten. Artikel 11.1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat Lovéba aansprakelijk is voor maximaal € 500.000 voor alle door de opdrachtgever, dat is SFG, geleden schade. Dit artikel kan dus geen grondslag vormen voor een verplichting van SFG tot vergoeding van door Lovéba geleden schade. In artikel 11.4 staat dat de opdrachtgever, SFG dus, Lovéba zal vrijwaren in geval van aanspraken van derden. De aanspraak van De Boetzelaer op Lovéba is echter geen aanspraak van een derde, als bedoeld in dit artikel, want deze is niet gerelateerd aan de bemiddelingsovereenkomst tussen SFG en Lovéba.
SFNen Lovéba bestaat geen vrijwaringsafspraak. De stelling dat SGF de algemene voorwaarden van Lovéba mede namens SFN heeft geaccepteerd is betwist en volgt niet uit het dossier. Bij antwoord hebben SFN/SFG nog een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst tussen SFN en Lovéba in het geding gebracht waar evenmin een vrijwaringsafspraak uit volgt. Aldus kan de vordering van Lovéba niet op basis van een vrijwaringsafspraak worden toegewezen.
7.De beslissing
25 september 2024zodat De Boetzelaer zich bij akte kan uitlaten over de schade, op de wijze als in 5.42 bedoeld, waarna de zaak naar de rol van vier weken later gaat voor een akte aan de zijde van Lovéba,