ECLI:NL:RBAMS:2024:5289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/738147
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht - CAR-verzekering en mededelingsplicht van verzekerde in relatie tot schade aan zeekabels

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Alsema B.V. en Allianz Benelux N.V. over de dekking van een CAR-verzekering. Alsema, een aannemingsbedrijf, had een verzekering afgesloten bij Allianz voor de aanleg van zeekabels in de Waddenzee. Tijdens de uitvoering van het project ontstond schade aan de zeekabels door vandalisme, waarna Allianz dekking weigerde. Allianz stelde dat Alsema haar mededelingsplicht had geschonden door niet alle relevante informatie over de werkwijze te delen. Alsema betwistte dit en voerde aan dat zij Allianz voldoende had geïnformeerd. De rechtbank oordeelde dat Alsema haar mededelingsplicht niet had geschonden en dat Allianz ten onrechte dekking had geweigerd. De rechtbank verklaarde voor recht dat Allianz gehouden is dekking te verlenen onder de verzekering en veroordeelde Allianz in de proceskosten van Alsema. De vordering van Alsema tegen haar assurantietussenpersoon werd afgewezen, omdat de primaire vordering tegen Allianz was toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/738147 / HA ZA 23-743
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
ALSEMA B.V.,
te Zuidlaren,
eisende partij,
hierna te noemen: Alsema,
advocaat: mr. S.M. Bordewijk,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
te Brussel (België),
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te Groningen,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. E.M. van Orsouw,
gedaagde partijen.

1.Waar deze zaak over gaat

1.1.
Dit is een verzekeringszaak. Alsema, een aannemer, krijgt de opdracht om twee zeekabels in de Waddenzee aan te leggen en sluit voor dit werk een zogenoemde CAR-verzekering af bij Allianz. Tijdens de uitvoering van het werk ontstaat schade aan de zeekabels, naar later blijkt door vandalisme. Allianz weigert dekking te verlenen onder de verzekering. Volgens Allianz heeft de aannemer haar vooraf niet juist geïnformeerd over de werkwijze bij het werk.
1.2.
Alsema is het hier niet mee eens. Zij vindt dat zij Allianz voldoende heeft geïnformeerd en dat Allianz ten onrechte dekking weigert. De rechtbank geeft Alsema hierin gelijk en beslist dat Allianz alsnog dekking moet verlenen. Alsema heeft daarnaast ook nog een eis tegen [gedaagde 2] ingesteld, haar assurantietussenpersoon. Omdat de eis tegen Allianz wordt toegewezen, komt de rechtbank aan beoordeling van de eis tegen [gedaagde 2] niet meer toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 31 januari 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 juni 2024, en de daarin genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Alsema is een aannemingsbedrijf dat is gespecialiseerd in ondergrondse infrastructuur.
3.2.
Allianz is een verzekeraar. Zij maakt deel uit van de Allianz-groep waartoe ook Allianz Global Corporate & Specialty (hierna: AGCS) behoort.
3.3.
[gedaagde 2] is al vele tientallen jaren de assurantietussenpersoon van Alsema.
3.4.
Begin 2021 heeft Alliander N.V. (hierna: Alliander) een aanbesteding uitgeschreven voor de aanleg van twee 33kV-zeekabels van Liander N.V. (hierna: Liander) in de Waddenzee tussen Ameland en Holwerd (hierna: het werk).
3.5.
Alsema heeft op het werk ingeschreven. Voorwaarde voor gunning was onder andere dat een Construction All Risk-verzekering (hierna: CAR-verzekering) voor het werk werd afgesloten.
3.6.
Alsema heeft [gedaagde 2] hiervoor benaderd, waarna [gedaagde 2] contact opnam met Allianz. Via [gedaagde 2] kreeg Alsema het door Allianz gehanteerde aanvraagformulier voor een CAR-verzekering met het verzoek dit formulier in te vullen.
3.7.
Het aanvraagformulier bestaat uit verschillende vragen, onder andere over de opdrachtgever, de werkzaamheden en de gewenste dekking. Bij die laatste vraag heeft Alsema ingevuld dat de aanneemsom € 4 miljoen euro bedraagt en dat de waarde van de door de opdrachtgever voor het werk ter beschikking gestelde zeekabels € 2.218.143,12 bedraagt. Vraag 7 (verdere bijzonderheden) van het formulier heeft Alsema als volgt ingevuld:
3.8.
Op 22 maart 2021 heeft Alsema het ingevulde formulier aan [gedaagde 2] toegestuurd, samen met het door Liander opgestelde bestek van het werk en de bijbehorende bestektekeningen. [gedaagde 2] heeft deze stukken aan Allianz doorgestuurd met het verzoek een prijsindicatie af te geven.
3.9.
Op pagina 3 van het bestek is een algemene beschrijving van het werk opgenomen:
3.10.
Op 31 maart 2021 heeft [naam 1] namens Allianz telefonisch aan [gedaagde 2] een vraag gesteld naar aanleiding van de aanvraag van Alsema.
3.11.
[gedaagde 2] heeft hierop telefonisch contact opgenomen met [naam 2] van Alsema. [naam 2] heeft diezelfde dag (31 maart 2021) een mail aan [gedaagde 2] geschreven met de volgende tekst en plaatjes:
“(..) Zoals zojuist besproken wordt de zeekabel ingeploegd middels een rups ploeg. Deze kabellegger rijdt over de bodem terwijl de kabel wordt ingeploegd. Bij hoog water staan de burg en motor omhoog, zodat deze boven het wateroppervlak uit komt en de kabel aaneengesloten gelegd kan worden van de Ameland zijde naar Holwerd en vice versa.
Met vriendelijke groet (..)”
3.12.
[gedaagde 2] heeft deze mail doorgestuurd aan Allianz.
3.13.
Allianz heeft diezelfde dag (nog steeds 31 maart 2021) per mail aan [gedaagde 2] de uitgangspunten voor de calculatie vermeld. Daaraan heeft zij toegevoegd:
“Zoals aangegeven wordt de kabel middels een rupsvoertuig over de bodem van de waddenzee aangebracht waarbij deze meteen ingevoerd en ingegraven wordt. Geen kabel blijft onafgedekt of wordt blootgesteld aan het risico van opdrijven. Kabels worden niet vanaf een vaartuig c.q. drijvend materieel aangebracht.
Vertrouwende hiermee een passend voorstel te hebben gedaan.”
3.14.
Op 22 april 2021 heeft Alsema aan [gedaagde 2] laten weten dat zij het werk gegund had gekregen en dat zij graag een “concept polis/offerte” wilde ontvangen om ter goedkeuring aan de opdrachtgever te kunnen overleggen.
3.15.
Diezelfde dag heeft Allianz een offerte aan [gedaagde 2] gestuurd, met de bijbehorende polisvoorwaarden [offertenummer] . Deze offerte bevatte een gedetailleerde uitwerking van de uitgangspunten uit de e-mail van Allianz van 31 maart 2021. De in 3.13 geciteerde opmerking is in de offerte niet verwerkt. Op verzoek van Alsema is op 10 mei 2021 een aangepaste offerte gestuurd met een ander eigen risico conform het bestek.
3.16.
Op 27 mei 2021 heeft de onderaannemer die Alsema zou inschakelen om met een rupsploeg de zeekabels in te ploegen aan Alsema laten weten dat zij het project niet langer kon uitvoeren.
3.17.
Hierna heeft Alsema met instemming van Liander besloten de rupsploeg te vervangen door een vergelijkbare ploeg, bevestigd op een ijzeren slee. Deze slee zou over de zeebodem worden voortgetrokken aan kabels.
3.18.
Toen duidelijk was dat het werk definitief van start kon gaan, heeft Alsema de offerte van 10 mei 2021 geaccepteerd door toezending van een bestelbon op 17 juni 2021 en de ondertekende offerte op 18 juni 2021. Alsema heeft van Allianz een polisblad ontvangen, dat later in juli nog tweemaal is gewijzigd op punten die voor deze zaak niet van belang zijn.
3.19.
Eind augustus 2021 is Alsema begonnen met het leggen van de zeekabels. Op 4 september 2021 was de eerste zeekabel gelegd en is deze getest. Tijdens het testen werd een foutmelding gegeven die kon duiden op een defect in de zeekabel.
3.20.
Op 6 september 2021 bleek uit verder onderzoek dat er vrijwel zeker sprake was van een fout in de zeekabel. Hierop is direct een schademelding bij Allianz gedaan met een daarvoor bestemd schadeformulier. Hiermee heeft Alsema aanspraak gemaakt op dekking.
3.21.
Allianz heeft na deze schademelding een expertisebureau ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak en omvang van de schade.
3.22.
Op 13 september 2021 bleek ook de tweede zeekabel defect, terwijl deze zeekabel op 11 september nog goed door de test was gekomen. Uit onderzoek van de zeekabels bleek dat iemand gaatjes in de zeekabels geboord had. Van deze schade is aangifte gedaan bij de politie, maar tot op heden is onbekend wie de schade heeft veroorzaakt; een dader is niet gevonden.
3.23.
Alsema is door Liander/Alliander aansprakelijk gesteld voor de schade aan de zeekabels.
3.24.
Allianz heeft dekking voor de voornoemde schade geweigerd, kort gezegd, omdat Allianz op basis van de aan haar verstrekte informatie een ander beeld had van het werk en zij het werk bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben verzekerd.

4.Het geschil

4.1.
Alsema vordert – na vermindering van eis –
primairdat de rechtbank voor recht verklaart dat Allianz gehouden is dekking te verlenen onder de verzekering voor de schade die door Alsema en de overige meeverzekerde partijen is geleden bij de uitvoering van het werk, met veroordeling van Allianz in de kosten.
Subsidiairvordert Alsema dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde 2] aansprakelijk is jegens Alsema voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden door het ontbreken van verzekeringsdekking, met veroordeling van [gedaagde 2] in de kosten. In dat geval vordert Alsema dat de zaak wordt verwezen naar de schadestaatprocedure.
4.2.
Allianz en [gedaagde 2] voeren ieder voor zich verweer.

5.De beoordeling

zaak tegen Allianz – geen schending mededelingsplicht
5.1.
Alsema eist primair dat Allianz dekking moet verlenen onder de verzekering. Hiervoor moet worden beoordeeld of Allianz terecht dekking heeft geweigerd. Volgens Allianz mocht zij dekking weigeren, omdat Alsema bepaalde informatie niet aan haar heeft meegedeeld, terwijl zij dat wel had moeten doen, omdat die informatie van belang is voor de verzekering. Dit wordt ook wel verzwijging of schending (precontractuele) mededelingsplicht genoemd. Allianz doelt daarbij concreet op de informatie dat: 1) in de werkwijze van Alsema bij het werk a) gebruik werd gemaakt van varend materieel en b) dat de zeekabels enige tijd onafgedekt bleven liggen. Allianz heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de vraag die zij op 31 maart 2021 telefonisch aan [gedaagde 2] heeft gesteld en de hierop op diezelfde datum gevolgde e-mailwisseling tussen Alsema, [gedaagde 2] en Allianz.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen op 18 juni 2021, toen Alsema de offerte heeft aanvaard. De stellingen van partijen dat Alsema haar werkwijze wat betreft de beide elementen (1a en 1b)
nahet sluiten van de overeenkomst heeft gewijzigd blijven verder buiten beschouwing. Dat is niet voldoende onderbouwd en ook niet gebleken. Daarmee ligt alleen ter beoordeling voor of Alsema wat betreft beide elementen (1a en 1b) haar mededelingsplicht heeft geschonden in de fase voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst.
5.3.
Alsema heeft haar mededelingsplicht niet geschonden. Dit zal de rechtbank hierna toelichten, na vermelding van het toetsingskader en enkele uitgangspunten bij de beoordeling.
toetsingskader
5.4.
Artikel 7:928 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht de verzekeringnemer vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Uit deze bepaling volgt dat de mededelingsplicht ziet op feiten die de verzekeringnemer kende of behoorde te kennen (
kennisvereiste), die van belang zijn voor de beslissing van de verzekeraar om de aspirant-verzekeringnemer te accepteren en, zo ja, onder welke voorwaarden (
relevantievereiste) en van welke feiten de aspirant-verzekeringnemer ook weet of behoort te begrijpen dat zij relevant kunnen zijn voor de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja op welke voorwaarden, hij de verzekering wil sluiten (
kenbaarheidsvereiste). Ingevolge artikel 7:928, lid 4 BW heeft de mededelingsplicht geen betrekking op feiten die de verzekeraar reeds kent of behoort te kennen (
verschoonbaarheidsvereiste). [1]
5.5.
Het zesde lid van artikel 7:928 BW bepaalt dat indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, deze zich er niet op kan beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
5.6.
Vaste rechtspraak is dat bij de beoordeling of de aspirant-verzekeringnemer een vraag juist en volledig heeft beantwoord geldt dat de aspirant-verzekernemer een voorgelegde vraag mag opvatten naar de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag toekennen. [2]
5.7.
Artikel 7:930 BW regelt de gevolgen van het niet nakomen van de mededelingsplicht. Lid 2 bepaalt dat de uitkering onverkort plaatsvindt, indien de niet of onjuist meegedeelde feiten van geen belang zijn voor de beoordeling van het risico, zoals dit zich heeft verwezenlijkt. Lid 3 bepaalt dat indien aan lid 2 niet is voldaan, maar de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken een hogere premie zou hebben bedongen, of de verzekering tot een lager bedrag zou hebben gesloten, de uitkering wordt verminderd naar evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen. Zou de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken andere voorwaarden hebben gesteld, dan is slechts een uitkering verschuldigd als waren deze voorwaarden in de overeenkomst opgenomen. Lid 4 bepaalt dat in afwijking van de leden 2 en 3 geen uitkering verschuldigd is indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten.
uitgangspunt - het bestek en de telefonisch gestelde vraag
5.8.
Allianz heeft op 31 maart 2021 telefonisch een vraag aan [gedaagde 2] (de assurantietussenpersoon) gesteld. Dit was naar aanleiding van de ontvangst van het door Alsema ingevulde aanvraagformulier met bijbehorende stukken, waaronder het bestek en de bestektekeningen van het werk (3.7).
5.9.
Uit het bestek kan worden afgeleid dat de verzekering werd aangevraagd voor de aanleg van twee zeekabels op het wad tussen Holwerd en Ameland. Uit de algemene omschrijving (zie 3.9) volgt dat het project verschillende onderdelen kent: onder meer (i) transport van de zeekabels vanuit Velsen over zee naar de werklocatie, (ii) het leggen van de zeekabels tussen de aanlandingen (hierna ook: de legoperatie), (iii) het uitvoeren van twee eind-intrekoperaties (aan beide uiteinden van de zeekabels) en (iv) het begraven van de zeekabels. Verder kan uit het bestek worden opgemaakt dat de legoperatie zowel met drijvend materieel (pontons) als met rijdend materieel (rupsbandvoertuigen) mocht worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor het begraven van de zeekabels. Tot slot volgt uit het bestek dat de twee zeekabels een lengte van bijna 9 kilometer hebben, een gewicht van tussen de 25 en 35 kilo per strekkende meter en dat varend materieel gebruikt zou worden bij de uitvoering van het werk.
5.10.
Tijdens het telefoongesprek heeft [naam 1] namens Allianz gevraagd naar de door Alsema te hanteren werkwijze. Daarbij heeft [naam 1] meegedeeld dat Allianz het werk niet kon verzekeren indien de zeekabels zouden worden aangelegd met een boot, maar dat hij in dat geval wel aan AGCS zou kunnen vragen de aanvraag verder op te pakken.
5.11.
Vervolgens heeft [gedaagde 2] telefonisch contact opgenomen met Alsema. Alsema heeft hierop het mailbericht van 31 maart 2021 (zie 3.11) aan [gedaagde 2] gestuurd. Daarin heeft [gedaagde 2] de werkwijze toegelicht, voorzien van plaatjes. [gedaagde 2] heeft deze mail doorgestuurd aan Allianz.
uitgangspunt - vereiste bijzondere zorgvuldigheid bij vraagstelling over belangrijke informatie
5.12.
Uit de stellingen van Allianz volgt dat de informatie dat bij het werk gebruik werd gemaakt van varend materieel (element 1a) voor haar cruciale informatie was. Zij beroept zich er immers op dat zij, indien zij van deze informatie op de hoogte was gesteld, de verzekeringsovereenkomst überhaupt niet zou hebben gesloten. Dat is voor een verzekeringsnemer (en steeds ook: verzekerde) het meest verstrekkende gevolg dat artikel 7:930 BW aan schending van de mededelingsplicht verbindt. Vanwege dit grote belang en het verstrekkende karakter van de potentiële gevolgen voor de verzekeringsnemer mag van een verzekeraar – net als van een assurantietussenpersoon – worden verwacht dat zij bijzondere zorgvuldigheid in acht neemt bij het verkrijgen van deze informatie. Een verzekeraar dient de verzekeringnemer ervoor te behoeden dat deze als gevolg van een onduidelijkheid in de vraagstelling achteraf onverzekerd blijkt te zijn.
5.13.
In dit geval heeft Allianz ervoor gekozen deze voor haar cruciale vraag over het gebruik van varend materieel telefonisch aan de assurantietussenpersoon te stellen. Daarbij heeft zij toegelaten dat [gedaagde 2] op haar beurt de vraag telefonisch aan Alsema heeft doorgegeven. Die handelwijze draagt vanwege de mondelinge overbrenging het risico in zich dat de vraag niet op de juiste, door de verzekeraar bedoelde wijze, overkomt bij de verzekeringsnemer. Een handelwijze met een dergelijk risico verhoudt zich niet goed met de bijzondere zorgvuldigheid die een verzekeraar – net als nog steeds ook een assurantietussenpersoon – bij vragen van zo groot belang in acht heeft te nemen. De vraag of Alsema haar mededelingsplicht heeft geschonden moet dan ook worden beantwoord tegen deze achtergrond.
waarom Alsema haar mededelingsplicht niet heeft geschonden
gebruik varend materieel (element 1a)
5.14.
Ten aanzien van de informatie dat bij het werk gebruik werd gemaakt van varend materieel (element 1a), heeft Alsema haar mededelingsplicht niet geschonden. Dit omdat Alsema de telefonische vraag van Allianz van 31 maart 2021 niet onjuist of onvolledig heeft beantwoord, althans omdat de vraag te onduidelijk was om te kunnen concluderen dat het antwoord daarop onjuist of onvolledig was. Hiertoe is het volgende redengevend.
5.15.
Allianz heeft haar vraag gesteld naar aanleiding van het bestek. Uit dat bestek kon, zoals hiervoor is vooropgesteld, worden afgeleid dat het om een omvangrijk werk ging dat bestond uit verschillende onderdelen (te weten transport over zee, een legoperatie, twee intrekoperaties en begraven).
5.16.
Tegen deze achtergrond heeft Alsema de vraag van Allianz redelijkerwijs zo kunnen begrijpen dat deze zag op het specifieke onderdeel legoperatie. Allianz deelde bij haar vraag namelijk mee dat zij het werk niet kon verzekeren
indien de kabels zouden worden aangelegdmet een boot, en het leggen van de zeekabels was één van de onderdelen die in het bestek als afzonderlijk onderdeel van het werk werd onderscheiden. Bovendien volgde uit het bestek dat bij andere onderdelen van het werk (het transport van de zeekabels) hoe dan ook gebruik zou worden gemaakt van varend materieel en dit gebruik voor die onderdelen dus een gegeven was. Tegen die achtergrond mocht Alsema uit het feit dat Allianz bij haar vraag meedeelde dat zij het werk niet kon verzekeren indien de zeekabels zouden worden aangelegd
middels een boot, ook afleiden dat de vraag alleen betrekking had op de legoperatie. Daar komt nog bij dat vanwege de grote lengte en het grote gewicht van de zeekabels, in combinatie met de werklocatie (het wad), het voor de hand lag dat naast het inploegen meer en ander materieel voor het vervoer van de zeekabels tijdens het project nodig zou zijn. Ook om die reden kon Alsema de vraag redelijkerwijs zo begrijpen dat specifiek werd gevraagd naar het materieel dat voor de aanleg van de zeekabels (de legoperatie) werd gebruikt. De aldus opgevatte vraag heeft Alsema juist en volledig beantwoord met haar antwoord dat - kort gezegd - de zeekabel wordt ingeploegd middels een rupsploeg. Omdat daar niet specifiek naar werd gevraagd, hoefde Alsema in haar antwoord niet te vermelden dat bij het werk als geheel ook gebruik werd gemaakt van een schip of ponton voor het vervoer van de zeekabels of dat het bij de intrekoperaties mogelijk anders was. Bovendien was, op grond van dezelfde overwegingen, de vraag van Allianz in elk geval te onduidelijk voor de conclusie dat Alsema de vraag onjuist of onvolledig heeft beantwoord.
5.17.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat Alsema later haar werkwijze wat betreft de legoperatie nog heeft gewijzigd in die zin dat de rupsploeg werd vervangen door een vergelijkbare ploeg op een ijzeren slee, maar die wijziging is, ook volgens Allianz, voor de verzekering niet relevant. Het gaat Allianz er immers om dat Alsema in beide gevallen naast de rupsploeg/slee ook gebruik maakte van varend materieel.
5.18.
Allianz heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de mededelingsplicht is geschonden ook nog gewezen op de mail die zij op 31 maart 2021, bij de uitgangspunten voor de calculatie, aan [gedaagde 2] heeft gestuurd. Daarin staat de volgende passage:
“Zoals aangegeven wordt de kabel middels een rupsvoertuig over de bodem van de waddenzee aangebracht waarbij deze meteen ingevoerd en ingegraven wordt. Geen kabel blijft onafgedekt of wordt blootgesteld aan het risico van opdrijven. Kabels worden niet vanaf een vaartuig c.q. drijvend materieel aangebracht.”
5.19.
Anders dan Allianz meent, hoefde Alsema ook naar aanleiding van deze mail Allianz niet (spontaan) in te lichten over de omstandigheid dat de zeekabel werd getransporteerd op een boot of ponton voordat zij werden ingebracht. Anders gezegd: deze mail hoefde bij Alsema geen belletje te doen rinkelen dat Allianz van een verkeerde voorstelling van zaken uitging. Deze mail van Allianz volgde namelijk direct op haar eigen eerdere vraag en het antwoord daarop van Alsema. Vanwege deze opeenvolging kon Alsema deze mail op dezelfde manier begrijpen als de eerdere vraag, namelijk zo dat deze alleen betrekking had op het materieel dat bij de legoperatie werd gebruikt.
5.20.
Overigens wordt ook niet aan het kenbaarheidsvereiste voldaan. Alsema wist namelijk niet dat deze informatie voor Allianz relevant was voor haar beslissing om de verzekering te sluiten, en zij hoefde dit ook niet te begrijpen. Eén enkele passage in een mail van de verzekeraar, die de verzekeraar pas stuurde nadat de verzekerde de vragen van de verzekeraar al had beantwoord, en die zij later niet in de offerte voor de polis heeft opgenomen (of anderszins als voorwaarde heeft gesteld), is daarvoor onvoldoende.
zeekabels enige tijd onafgedekt (element 1b)
5.21.
Ten aanzien van de informatie dat de zeekabels enige tijd onafgedekt bleven (element 1b), heeft Alsema haar mededelingsplicht ook niet geschonden.
5.22.
Over dit onderwerp heeft Allianz geen vraag gesteld. Onjuiste of onvolledige beantwoording is dus niet aan de orde.
5.23.
Allianz heeft gewezen op de hiervoor al genoemde passage in haar mail van 31 maart 2021. Anders dan Allianz meent, hoefde Alsema naar aanleiding van deze mail Allianz niet (spontaan) in te lichten over enige tijd onafgedekte zeekabels bij de intrekoperaties, omdat Alsema deze passage redelijkerwijs op de reeds besproken wijze mocht begrijpen. Namelijk zo, dat deze mail zag op de legoperatie en niet (ook) op de intrekoperaties. Alsema heeft ter zitting toegelicht dat bij de aanleg van zeekabels ook een andere werkmethode bestaat. Daarbij wordt de zeekabel eerst op de bodem gelegd en pas later ingegraven. Dan bestaat het risico dat de onbeschermde zeekabel door overvarende schepen wordt beschadigd. Bij de door Alsema gehanteerde werkmethode deed dat risico zich niet voor, omdat de zeekabel meteen in de bodem van de zee werd ingegraven. Ook was er dus geen risico van opdrijven van de zeekabels, welk risico vanwege het gewicht van de zeekabels toch al afwezig was.
5.24.
Tegen deze achtergrond wordt ook in dit geval niet aan het vereiste van kenbaarheid voldaan. Alsema mocht de passage in de mail redelijkerwijs zo begrijpen als zij heeft gedaan, en mocht concluderen dat in haar werkwijze de risico’s waren afgedekt en dat de werkwijze in overeenstemming was met de voorwaarden die de verzekeraar in de mail noemde. In ieder geval wist Alsema niet dat deze informatie (element 1b) voor Allianz relevant was voor haar beslissing om de verzekering te sluiten, en zij hoefde dit ook niet te begrijpen. Ook hier geldt dat Alsema niet uit één enkele passage in een mail van Allianz, die zij pas stuurde nadat Alsema de vragen van de verzekeraar al had beantwoord, behoefde te begrijpen dat de informatie (desondanks) voor Allianz relevant was.
5.25.
De rechtbank komt dus niet toe aan de vraag of het ontbreken van deze informatie aan het ontstaan of de omvang van de schade heeft bijgedragen.
conclusie: Allianz moet alsnog dekking verlenen
5.26.
Omdat Alsema haar mededelingsplicht niet heeft geschonden, heeft Allianz ten onrechte dekking geweigerd. Dat betekent dat de primair gevorderde verklaring voor recht dat Allianz gehouden is alsnog dekking te verlenen onder de verzekering, toewijsbaar is.
5.27.
Bij deze uitkomst komt de rechtbank niet meer toe aan de overige geschilpunten tussen Alsema en Allianz, waaronder de vraag of Allianz tijdig een beroep op schending van de mededelingsplicht heeft gedaan.
5.28.
Allianz heeft bij ter zitting erkend dat de schade in beginsel een gedekt voorval onder de rubrieken 1 en 3 van de polis betreft. De precieze omvang van de schade en de dekking zal op de in de polis voorziene wijze moeten worden vastgesteld.
zaak tegen [gedaagde 2] : niet meer van belang, afwijzing vordering
5.29.
Omdat de rechtbank hiervoor overeenkomstig de eis van Alsema heeft vastgesteld dat Allianz alsnog dekking moet verlenen, komt de rechtbank niet meer toe aan de subsidiaire vordering van Alsema tegen [gedaagde 2] , die uitgaat van de situatie dat verzekeringsdekking ontbreekt. De vordering van Alsema tegen [gedaagde 2] wordt daarom afgewezen.
5.30.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Zoals hiervoor onder 5.12 en 5.13 is overwogen mag, net als van een verzekeraar, ook van een assurantietussenpersoon verwacht worden dat zij bijzondere zorgvuldigheid in acht neemt bij het verkrijgen van informatie die relevant is voor een verzekeraar. Des te meer als deze informatie bepalend is voor de vraag of een verzekeraar bereid is het voorliggende risico in dekking te nemen of niet. Omdat in deze procedure de primaire vordering tegen Allianz slaagt, volgt geen oordeel over de handelswijze van [gedaagde 2] in dit specifieke geval.
proceskosten
5.31.
Allianz krijgt dus ongelijk ten aanzien van de primaire vordering. Zij moet daarom de kosten van de rechtszaak van Alsema betalen. De rechtbank stelt deze kosten voor zover dat nu kan vast op:
- explootkosten € 106,73
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat € 8.714,00 (2 punten × € 4.357)
- nakosten
€ 178,00 (plus de verhoging in de beslissing)
Totaal € 17.517,73
5.32.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering van Alsema jegens [gedaagde 2] zal Alsema als verliezende partij worden beschouwd en veroordeeld worden de kosten van de rechtszaak van [gedaagde 2] – die wel gemaakt zijn ondanks dat deze vordering door de rechtbank niet inhoudelijk behandeld is – te betalen. De rechtbank stelt deze kosten voor zover dat nu kan vast op:
- griffierecht € 8.519
- salaris advocaat € 8.714 (2 punten × € 4.357)
- nakosten
€ 178 (plus de verhoging in de beslissing)
Totaal € 17.411

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat Allianz gehouden is dekking te verlenen onder de door Alsema bij Allianz afgesloten Bouw en Montage-verzekering met polisnummer [polisnummer] voor de schade die door Alsema en de overige meeverzekerde partijen is geleden bij de uitvoering van het in de polis beschreven werk (de aanleg door Alsema van zeekabels tussen Holwerd en Ameland),
6.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten van Alsema van € 17.517,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Allianz niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Allianz € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt Allianz tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van Alsema als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
veroordeelt Alsema in de proceskosten van [gedaagde 2] van € 17.411, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Alsema niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Alsema € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.5.
veroordeelt Alsema tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van [gedaagde 2] als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
verklaart het vonnis wat betreft de veroordelingen onder 6.2 tot en met 6.5 uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, en mrs. H.J. Schaberg en G.H. Marcus, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.zie het overzicht in ECLI:NL:PHR:2023:1113, rn. 4.3 e.v.