Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2.
[gedaagde 2] B.V.,
1.Waar deze zaak over gaat
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
primairdat de rechtbank voor recht verklaart dat Allianz gehouden is dekking te verlenen onder de verzekering voor de schade die door Alsema en de overige meeverzekerde partijen is geleden bij de uitvoering van het werk, met veroordeling van Allianz in de kosten.
Subsidiairvordert Alsema dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde 2] aansprakelijk is jegens Alsema voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden door het ontbreken van verzekeringsdekking, met veroordeling van [gedaagde 2] in de kosten. In dat geval vordert Alsema dat de zaak wordt verwezen naar de schadestaatprocedure.
5.De beoordeling
nahet sluiten van de overeenkomst heeft gewijzigd blijven verder buiten beschouwing. Dat is niet voldoende onderbouwd en ook niet gebleken. Daarmee ligt alleen ter beoordeling voor of Alsema wat betreft beide elementen (1a en 1b) haar mededelingsplicht heeft geschonden in de fase voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst.
kennisvereiste), die van belang zijn voor de beslissing van de verzekeraar om de aspirant-verzekeringnemer te accepteren en, zo ja, onder welke voorwaarden (
relevantievereiste) en van welke feiten de aspirant-verzekeringnemer ook weet of behoort te begrijpen dat zij relevant kunnen zijn voor de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja op welke voorwaarden, hij de verzekering wil sluiten (
kenbaarheidsvereiste). Ingevolge artikel 7:928, lid 4 BW heeft de mededelingsplicht geen betrekking op feiten die de verzekeraar reeds kent of behoort te kennen (
verschoonbaarheidsvereiste). [1]
indien de kabels zouden worden aangelegdmet een boot, en het leggen van de zeekabels was één van de onderdelen die in het bestek als afzonderlijk onderdeel van het werk werd onderscheiden. Bovendien volgde uit het bestek dat bij andere onderdelen van het werk (het transport van de zeekabels) hoe dan ook gebruik zou worden gemaakt van varend materieel en dit gebruik voor die onderdelen dus een gegeven was. Tegen die achtergrond mocht Alsema uit het feit dat Allianz bij haar vraag meedeelde dat zij het werk niet kon verzekeren indien de zeekabels zouden worden aangelegd
middels een boot, ook afleiden dat de vraag alleen betrekking had op de legoperatie. Daar komt nog bij dat vanwege de grote lengte en het grote gewicht van de zeekabels, in combinatie met de werklocatie (het wad), het voor de hand lag dat naast het inploegen meer en ander materieel voor het vervoer van de zeekabels tijdens het project nodig zou zijn. Ook om die reden kon Alsema de vraag redelijkerwijs zo begrijpen dat specifiek werd gevraagd naar het materieel dat voor de aanleg van de zeekabels (de legoperatie) werd gebruikt. De aldus opgevatte vraag heeft Alsema juist en volledig beantwoord met haar antwoord dat - kort gezegd - de zeekabel wordt ingeploegd middels een rupsploeg. Omdat daar niet specifiek naar werd gevraagd, hoefde Alsema in haar antwoord niet te vermelden dat bij het werk als geheel ook gebruik werd gemaakt van een schip of ponton voor het vervoer van de zeekabels of dat het bij de intrekoperaties mogelijk anders was. Bovendien was, op grond van dezelfde overwegingen, de vraag van Allianz in elk geval te onduidelijk voor de conclusie dat Alsema de vraag onjuist of onvolledig heeft beantwoord.
“Zoals aangegeven wordt de kabel middels een rupsvoertuig over de bodem van de waddenzee aangebracht waarbij deze meteen ingevoerd en ingegraven wordt. Geen kabel blijft onafgedekt of wordt blootgesteld aan het risico van opdrijven. Kabels worden niet vanaf een vaartuig c.q. drijvend materieel aangebracht.”
€ 178,00 (plus de verhoging in de beslissing)
€ 178 (plus de verhoging in de beslissing)