ECLI:NL:RBAMS:2024:5242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/752573 / KG ZA 24-518
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot medewerking aan akte van verdeling in kort geding na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-partners, [eiser] en [gedaagde], die in algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd geweest. De procedure is gestart naar aanleiding van een vordering van [eiser] om [gedaagde] te machtigen om mee te werken aan de akte van verdeling van een bedrijfspand dat aan hem was toegedeeld in het kader van de echtscheiding. De echtscheiding werd uitgesproken op 25 augustus 2010, en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vond plaats bij beschikking van 27 november 2013. In deze beschikking is onder andere bepaald dat [eiser] het bedrijfspand aan [gedaagde] moet vrijwaren voor de hypotheekschuld en dat hij een overbedelingsvordering aan [gedaagde] moet voldoen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2024 heeft [eiser] zijn vorderingen toegelicht, terwijl [gedaagde] verweer voerde en een tegenvordering instelde. [eiser] stelt dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat de akte van verdeling nog niet is gepasseerd omdat [gedaagde] haar medewerking weigert. [gedaagde] betwist dat [eiser] de overbedelingsvordering volledig heeft voldaan en stelt dat zij nog een bedrag van € 54.008,10 van hem te vorderen heeft.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiser] een zwaarwegend belang heeft bij de toewijzing van zijn vordering, aangezien hij het bedrijfspand uiterlijk op 1 september 2024 aan de koper moet leveren. De rechter heeft [eiser] gemachtigd om namens [gedaagde] de noodzakelijke handelingen te verrichten om de verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. De vordering van [gedaagde] in reconventie is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/752573 / KG ZA 24-518 MdV/MvG
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 27 juni 2024,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.E. Vande Voort te Bingelrade.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2024, waar partijen en hun advocaten bij aanwezig waren, heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en tevens een tegenvordering ingesteld. [eiser] heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] tevens een pleitnotitie. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen getrouwd geweest.
2.2.
Bij beschikking van 25 augustus 2010 heeft deze rechtbank de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. Verder is in de beschikking bepaald, voor zover van belang, dat [eiser] een bedrag van € 4.100,00 bruto per maand aan partneralimentatie aan [gedaagde] dient te betalen. [eiser] heeft op enig moment een wijzigingsverzoek ingediend, waarna het bedrag dat hij aan partneralimentatie aan [gedaagde] diende te betalen op een lager bedrag is gesteld.
2.3.
Bij beschikking van 27 november 2013 (hierna: de beschikking) heeft deze rechtbank de verdeling van de tussen partijen bestaand hebbende huwelijksgoederengemeenschap als volgt vastgesteld.
2.3.1.
Aan ieder van partijen is toegedeeld, voor zover van belang, 1000 aandelen in Pharming, 300 aandelen in Ageas en een vordering van € 39.465,78 op [naam] , de oudste zoon van partijen, uit hoofde van een huurachterstand.
2.3.2.
Aan [eiser] is toegedeeld, voor zover van belang, het bedrijfspand te [vestigingsplaats] aan de [adres] (hierna: het bedrijfspand). Verder is bepaald dat [eiser] de hypotheekschuld op het bedrijfspand ter hoogte van € 281.250,00 als eigen schuld dient te voldoen onder de verplichting [gedaagde] voor deze schuld te vrijwaren.
2.3.3.
[eiser] is veroordeeld aan [gedaagde] wegens overbedeling te voldoen een bedrag van € 156.293,62. In dit bedrag zit een bedrag van € 58.070,50 aan overwaarde op het bedrijfspand inbegrepen.
2.3.4.
Bepaald is dat partijen ieder de helft van de rekening-courantschuld aan Geronimo Beheer B.V. dienen te voldoen, derhalve ieder voor een bedrag van € 56.307,00, en dat de berging te [bergingsplaats] dient te worden verkocht en dat de netto verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte wordt verdeeld.
2.4.
Bij akte van cessie van 10 maart 2014 heeft Geronimo Beheer haar vordering van € 56.307,00 op [gedaagde] gecedeerd aan [eiser] .
2.5.
In de periode 14 maart 2014 tot en met 28 juni 2017 is vanaf de bankrekening van [naam] , de oudste zoon van partijen, voor in totaal een bedrag van € 38.802,47 betaald op de rekening van [gedaagde] . Bij bijna alle omschrijvingen staat: ‘
Voorschot tbv overdracht en afwikkeling’dan wel ‘
Voorschot tbv overdracht’.
2.6.
In de periode van 27 september 2016 tot en met 23 december 2021 is vanaf de bankrekening van Airsupply B.V. in totaal een bedrag van € 75.725,93 betaald op de rekening van [gedaagde] . [naam] is enig aandeelhouder en bestuurder van Airsupply.
2.7.
Bij overeenkomst van 12 juli 2023 heeft [eiser] het bedrijfspand verkocht. Als leveringsdatum is [eiser] met de koper 1 september 2023 overeengekomen. Na het sluiten van de koopovereenkomst is het [eiser] gebleken dat nog geen uitvoering is gegeven aan de beschikking, in die zin dat de toedeling van het bedrijfspand aan hem nog niet was ingeschreven in het kadaster. [eiser] is met de koper van het bedrijfspand overeengekomen dat levering uiterlijk op 1 september 2024 dient plaats te vinden. Indien [eiser] op die datum het bedrijfspand niet aan de koper levert, is hij een boete van € 37.500,00 aan de koper verschuldigd.
2.8.
[eiser] heeft een notaris in [vestigingsplaats] opdracht gegeven om een akte van verdeling voor het bedrijfspand te maken. De notaris heeft vervolgens een concept akte van verdeling naar [gedaagde] gestuurd. In de akte staat dat [eiser] de overbedelingsvordering van € 156.293,62 volledig heeft voldaan aan [gedaagde] .
2.9.
Bij brief van 25 oktober 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de notaris bericht dat [gedaagde] haar medewerking wil verlenen aan de toedeling van het bedrijfspand aan [eiser] op voorwaarde dat eerst volledig uitvoering wordt gegeven aan de beschikking.
2.10.
Aanvankelijk [naam] en daarna de advocaat van [eiser] hebben met de advocaat van [gedaagde] via de e-mail gecorrespondeerd over het bedrag dat [eiser] al dan niet nog aan [gedaagde] is verschuldigd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hem te machtigen om namens [gedaagde] al datgene te doen dat noodzakelijk is om de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst voor de [adres] na te komen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt daartoe, samengevat, het volgende. [gedaagde] had een overbedelingsvordering op [eiser] van € 156.293,62. Aan [gedaagde] komt verder toe een bedrag van € 1.546,35 in verband met de verkoop van de aandelen in Pharming en Ageas en een bedrag van € 2.858,00 in verband met de verkoop van de berging te [bergingsplaats] . In totaal kwam daarom aan [gedaagde] toe een bedrag van € 160.697,97. [eiser] heeft een deel van dat bedrag voldaan door middel van verrekening met een vordering van € 56.307,00 van Geronimo Beheer op [gedaagde] , die aan [eiser] is gecedeerd. Verder heeft [eiser] via [naam] een bedrag van 38.802,47 en via Airsupply een bedrag van € 75.725,93 aan [gedaagde] betaald. In totaal heeft [eiser] een bedrag van € 170.835,40 voldaan aan [gedaagde] . [eiser] heeft dus zelfs € 10.137,43 te veel betaald aan [gedaagde] . [eiser] heeft voldaan aan de beschikking. De toedeling van het bedrijfspand is tot op heden niet ingeschreven in het Kadaster, met als gevolg dat het bedrijfspand kadastraal nog steeds behoort tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. [eiser] kan daardoor, zonder medewerking van [gedaagde] het bedrijfspand niet aan de koper leveren.
3.3.
Voor het verweer van [gedaagde] wordt verwezen naar haar stellingen in reconventie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] te veroordelen tot betaling van € 54.008,10 te vermeerderen met de wettelijke rente en hem te veroordelen in de proceskosten, althans in goede justitie een beslissing te nemen.
4.2.
[gedaagde] stelt daartoe, samengevat, het volgende. Na verrekening van de aan [eiser] gecedeerde vordering van Geronimo Beheer op [gedaagde] met de overbedelingsvordering, resteerde een bedrag van € 99.986,62. [gedaagde] heeft een vordering op [eiser] van € 20.500,00 aan partneralimentatie van voor juni 2016. Verder komt nog aan [gedaagde] toe de verkoopopbrengst van de aandelen in Pharming en Ageas en de verkoopopbrengst van de berging in [bergingsplaats] . [gedaagde] had een vordering van € 39.465,78 op [naam] uit hoofde van achterstallige huurpenningen. Na het wijzen van de beschikking is de achterstallige huur nog opgelopen met een bedrag van € 11.947,00. [gedaagde] had op 23 juni 2016 een vordering van € 175.885,50 op [eiser] , die tot dat moment € 40.025,77 had betaald, zodat haar vordering € 135.829,73 bedroeg. De wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag vanaf 23 juni 2016 tot en met 21 juli 2024 bedraagt € 32.706,30. Na juni 2016 heeft [naam] € 38.802,00 respectievelijk € 75.725,93 betaald, derhalve in totaal € 114.527,93. [naam] is zijn betalingsverplichtingen nagekomen, maar [eiser] niet. [gedaagde] heeft aldus van [eiser] nog te vorderen een bedrag van € 21.301,80 (€ 135.829,73 - € 114.527,93) te vermeerderen met € 32.706,30 aan wettelijke rente, dus in totaal € 54.008,10.
4.3.
In aanvulling op hetgeen [eiser] in conventie heeft gesteld, heeft hij in reconventie betwist dat [gedaagde] een vordering op hem heeft uit hoofde van achterstallige partneralimentatie.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
De vordering in conventie van [eiser] is erop gericht dat de akte van verdeling wordt gepasseerd bij de notaris, zodat uitvoering wordt gegeven aan de toedeling van het bedrijfspand aan hem en hij het pand kan leveren aan de koper. In de concept akte van verdeling die de notaris op verzoek van [eiser] in 2023 aan [gedaagde] heeft gestuurd staat dat [eiser] de overbedelingsvordering die [gedaagde] op hem heeft, volledig heeft voldaan. [gedaagde] wil deze akte niet tekenen, omdat [eiser] volgens haar de overbedelingsvordering nog niet volledig heeft betaald. Volgens [eiser] is dat laatste wel het geval.
5.3.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling door [eiser] van het volgens haar resterende deel van de overbedelingsvordering inclusief rente. Die vordering zal eerst worden beoordeeld. Voor toewijzing van een geldvordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Verder moet in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken worden.
5.4.
[gedaagde] heeft de vordering op [eiser] en de vordering die zij stelt op [naam] te hebben ten onrechte op een hoop gegooid. Ook heeft [gedaagde] ten onrechte de door [naam] en Airsupply aan haar gedane betalingen afgetrokken van haar vermeende vordering op [naam] , terwijl uit de correspondentie tussen [naam] en de advocaat van [gedaagde] blijkt dat [naam] die betalingen namens [eiser] heeft verricht en deze dus in mindering strekken op de overbedelingsvordering.
5.5.
Verder klopt de door [gedaagde] in het geding gebrachte renteberekening niet. Zij is uitgegaan van een startdatum van 23 juni 2016 en een bedrag van € 135.829,73. In dat bedrag zit inbegrepen de vermeende vordering van [gedaagde] op [naam] , door [gedaagde] begroot op ruim € 51.000,00. Verder blijkt uit de berekening dat geen rekening is gehouden met de door [naam] en Airsupply namens [eiser] gedane betalingen na 23 juni 2016.
5.6.
[gedaagde] heeft in de berekening van haar vordering een door [eiser] betwiste vordering van € 20.500,00 uit hoofde van achterstallige partneralimentatie meegenomen. Wat daar ook van zij, volgens [gedaagde] betreft dit de achterstallige alimentatie uit hoofde van de echtscheidingsbeschikking. Dit bedrag kan daarom niet worden meegenomen in de berekening van de overbedelingsvordering, die zijn grondslag vindt in de beschikking.
5.7.
Het komt erop neer dat het bestaan en de omvang van de vordering die [gedaagde] op [eiser] stelt te hebben niet voldoende aannemelijk om deze in kort geding toe te wijzen. Met dit oordeel is uitdrukkelijk niet gezegd dat [gedaagde] geen vordering heeft op [eiser] . Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de feiten, waarvoor een kort geding zich niet leent.
5.8.
Zoals gezegd staat in de concept akte van verdeling dat [eiser] de overbedelingsvordering volledig heeft voldaan aan [gedaagde] . Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] desgevraagd verklaard dat hij niet bij de notaris heeft nagevraagd of de akte ook kan worden gepasseerd als de zin waarin staat dat [eiser] de overbedelingsvordering heeft voldaan, wordt weggelaten.
5.9.
Ervan uitgaande dat, om de akte van verdeling te kunnen passeren, daarin wel moet worden opgenomen dat [eiser] de overbedelingsvordering volledig aan [gedaagde] heeft voldaan, is dat nadelig voor [gedaagde] , omdat dan in een notariële akte, die dwingende bewijskracht heeft, staat dat de overbedelingsvordering is voldaan, terwijl dat mogelijk niet zo is.
5.10.
Dit hoeft echter niet aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg te staan, omdat uit dit vonnis volgt dat [gedaagde] betwist dat [eiser] de overbedelingsvordering volledig heeft voldaan en dat in het beperkte kader van dit kort geding niet kan worden vastgesteld of [gedaagde] nog een vordering heeft op [eiser] .
5.11.
[eiser] heeft een zwaarwegend belang bij het toewijzen van zijn vordering. Het bedrijfspand is immers aan hem toegedeeld, zodat hij daarover mag beschikken. Hij dient het pand uiterlijk op 1 september 2024 aan de koper te leveren, bij gebreke waarvan hij aan de koper een boete van € 37.500,00 zal moeten betalen.
5.12.
In het kader van de belangenafweging speelt mee dat [eiser] aan [gedaagde] zekerheid heeft geboden voor bijna het volledige bedrag van de door haar gestelde vordering. [gedaagde] heeft dit aanbod echter niet geaccepteerd.
5.13.
Dit betekent dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat met “al datgene te doen dat noodzakelijk is om de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst na te komen” wordt gedoeld op het passeren van de akte van verdeling. [eiser] zal dus worden gemachtigd die akte in de plaats van [gedaagde] te tekenen. Daarbij wordt aangetekend dat als de notaris van oordeel is dat de akte van verdeling ook kan worden gepasseerd zonder dat daarin is opgenomen dat [eiser] de overbedelingsvordering volledig heeft voldaan, deze zin moet worden weggelaten.
5.14.
De proceskosten zullen, zoals gebruikelijk in geschillen tussen ex-partners, worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
machtigt [eiser] , met inachtneming van hetgeen in r.o. 5.13 is overwogen, om namens [gedaagde] al datgene te doen dat noodzakelijk is om de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met betrekking tot de [adres] na te komen,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderd af,
in reconventie
6.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG