ECLI:NL:RBAMS:2024:5239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/753209 / KG ZA 24-578
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van bankrelatie in kort geding tussen Motivo NL B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Motivo NL B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. Motivo, een uitzendbureau dat buitenlandse medewerkers detacheert, heeft de Rabobank aangeklaagd nadat deze de bankrelatie had opgezegd. De opzegging volgde op een klantonderzoek waarbij Rabobank zorgen had geuit over de financiële administratie van Motivo en een registratie in het Externe Verwijzingsregister (EVR) wegens vermeende verduistering van een voertuig. Motivo vorderde in kort geding dat de Rabobank de opzegging zou opschorten totdat in een bodemprocedure zou zijn vastgesteld of de opzegging rechtmatig was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2024 heeft Motivo zijn vordering toegelicht, waarbij het benadrukte dat de opzegging van de bankrelatie ernstige gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rabobank onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de belangen van Motivo zwaarder wegen dan die van Rabobank, vooral gezien het feit dat Motivo afhankelijk is van de bankrelatie voor zijn bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft daarom de Rabobank veroordeeld om de effectuering van de opzegging op te schorten, totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat de opzegging rechtmatig is. Tevens is bepaald dat Motivo binnen een maand na de uitspraak een bodemprocedure moet starten, anders kan zij geen rechten ontlenen aan dit vonnis. Rabobank is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/753209 / KG ZA 24-578 VVV/MvG
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOTIVO NL B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eiseres bij dagvaarding van 5 juli 2024,
advocaat mr. F.F.J. Froger te Breda,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. E.H.C. Verstraaten en mr. K.W.G. Heesterbeek te Utrecht.
Partijen zullen hierna Motivo en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2024 heeft Motivo de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediend schriftelijk verweer. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van Motivo: [naam 1] , gevolmachtigde, met mr. Froger;
- aan de zijde van Rabobank: [naam 2] en [naam 3] , beiden specialist afdeling offboarding, met mr. Verstraaten en mr. Heesterbeek.

2.De feiten

2.1.
Motivo exploiteert een uitzendbureau en detacheert vooral buitenlandse medewerkers aan de agrarische- en bloemensector. Motivo verzorgt ook het vervoer en het huisvesten van haar medewerkers. In het laagseizoen heeft zij ongeveer 220 medewerkers in dienst en in het hoogseizoen circa 430 medewerkers. Motivo huurt huizen voor huisvesting van personeel. [naam 4] (hierna: [naam 1] ) is middellijk bestuurder van Motivo.
2.2.
Motivo bankiert sinds 2019 bij Rabobank en houdt bij Rabobank een G-rekening, een rekening-courant en een bedrijfsspaarrekening aan. Op de klantrelatie tussen Motivo en Rabobank zijn onder meer de Algemene Voorwaarden van Rabobank (hierna: ABV) van toepassing.
2.3.
In het kader van een klantonderzoek heeft Rabobank in de periode mei 2023 tot en met februari 2024 aan Motivo en [naam 1] vragen gesteld met het verzoek deze te beantwoorden en zo nodig te voorzien van ondersteunende documentatie.
2.4.
Bij brief van 6 maart 2024 heeft Rabobank de bankrelatie met Motivo opgezegd tegen 7 mei 2024. In die brief staat, voor zover van belang, het volgende:
2.5.
Motivo heeft bezwaar gemaakt bij Rabobank tegen de opzegging van de bankrelatie en haar verzocht haar besluit te heroverwegen. Bij brief van 5 juni 2024 heeft Rabobank aan Motivo bericht dat haar bezwaar ongegrond wordt verklaard. Uit die brief volgt dat een aantal van de in de opzeggingsbrief genoemde opzeggingsgronden voldoende zijn toegelicht door Motivo, maar een aantal ook niet. Daarover staat in die brief het volgende:
(…)
(…)

3.Het geschil

3.1.
Motivo vordert Rabobank te veroordelen de effectuering van de opzegging op te schorten, totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat de opzegging rechtmatig is, waarbij dat vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
3.2.
Motivo stelt hiertoe het volgende. Vanwege corona is Motivo in financiële problemen geraakt. Daardoor kon Motivo de betalingen aan Pon Financial Services voor het door haar geleasde voertuig niet meer voldoen. Pon Financial Services heeft de overeenkomst opgezegd en het voertuig opgeëist. Omdat het voertuig bij de garage stond en Motivo de rekening niet kon betalen, wilde de garage het voertuig niet vrijgeven. Inmiddels is Pon Financial Services volledig betaald, heeft de garage het voertuig vrijgegeven en is het voertuig weer in het bezit van Pon Financial Services. Van fraude of verduistering is geen sprake geweest. Dat Motivo er vooralsnog niet in is geslaagd de EVR-melding verwijderd te krijgen, maakt niet dat daadwerkelijk sprake is van fraude of verduistering.
Omdat Motivo tijdens corona geen inkomsten had, kon zij de vorige boekhouder niet betalen en die heeft tijdens corona 1,5 jaar geen werkzaamheden verricht. Eind 2022 is Motivo overgestapt naar een nieuwe boekhouder, maar het heeft heel lang geduurd voordat de nieuwe boekhouder aan de slag kon. De nieuwe boekhouder is bezig om orde op zaken te stellen, maar dit heeft tijd nodig. Motivo heeft op 20 augustus 2024 een afspraak met de nieuwe boekhouder en Motivo gaat ervan uit dat op 1 september 2024 de jaarrekeningen over 2021, 2022 en 2023 gedeponeerd kunnen worden. De privé-uitgaven in de boekhouding van Motivo zijn verantwoord in de rekening-courantverhouding die Motivo heeft met haar holdingmaatschappij. Het klopt dat op het punt van de G-rekening nog onduidelijkheid bestaat. De huidige boekhouder is druk bezig om ook op dit punt een correcte onderbouwing te geven. De administratie van Motivo had beter gekund, maar van belastingontduiking en/of witwassen is geen sprake.
De contante betalingen voor de chalets zijn verwerkt in de administratie van Motivo, voor zover daarvan bonnen en/of betaalbewijzen voorhanden waren. Voor zover die er niet waren, zijn contante betalingen niet verwerkt in de administratie en zijn de bedragen in de rekening-courantverhouding met de directie geboekt. In een bepaalde maand kan ook worden betaald voor een andere maand. Daardoor zijn er in sommige maanden twee betaalbewijzen en is er in een andere maand geen betaalbewijs. Op een betaalbewijs hoeft geen btw-nummer te worden vermeld. Het is aan de ontvanger van de gelden om correct belastingen af te dragen. Motivo heeft op dit vlak aan haar wettelijke verplichtingen voldaan en merkt daarbij op dat zij nu haar contante betalingen tot een minimum beperkt.
Bij ABN AMRO en Bunq loopt een aanvraag voor een zakelijke bankrekening, maar Motivo heeft er gelet op de EVR-registratie en het feit dat zij verplicht is te vermelden dat Rabobank de klantrelatie met haar heeft opgezegd, weinig vertrouwen in dat het zal lukken om bij ABN AMRO of Bunq een zakelijke rekening te openen.
De Revolut-rekening is geen optie. Met deze rekening kan niet normaal zakelijk worden gebankierd. Zo kunnen met die rekening geen automatische incasso’s worden verwerkt, kunnen niet alle iDeal-betalingen worden verwerkt en kan geen koppeling worden gelegd met Nederlandse boekhoudsystemen.
3.3.
Rabobank heeft aangevoerd dat zij vanwege de volgende omstandigheden verplicht dan wel contractueel bevoegd was de klantrelatie met Motivo op te zeggen. Pon Financial Services heeft Motivo in het Externe Verwijzingsregister (EVR) geregistreerd wegens de verduistering van een voertuig. Gelet op de achtergrond en het doel van het EVR is het begrijpelijk en terecht dat Rabobank is aangeslagen op deze registratie en daarover vragen heeft gesteld. Op die vragen is geen duidelijk antwoord gekomen. Ook al staat Rabobank buiten dat geschil, de registratie is wel relevant in het licht van haar klantonderzoek en het vertrouwen dat zij in deze klantrelatie heeft.
Rabobank heeft geen inzicht kunnen krijgen in de vermogenspositie van Motivo en de geldstromen die van en naar de onderneming gaan. Belangrijke elementen daarbij zijn de privé-uitgaven die jarenlang onvoldoende zijn geadministreerd, de onjuiste vermelding van het saldo op de G-rekening in de aangeleverde jaarcijfers en het feit dat de jaarstukken al drie jaren op rij niet zijn gedeponeerd. Dit heeft ook invloed op het beeld dat Rabobank krijgt van de professionaliteit en de heersende cultuur binnen Motivo.
Voor Rabobank is verder onduidelijk waarom de huur van de chalets in contanten moet worden voldaan, in ruil voor korting. Rabobank heeft hierover zorgen. De betaalbewijzen vermelden telkens een andere hoeveelheid chalets. Voor sommige maanden zijn er twee betaalbewijzen terwijl er voor andere maanden geen betaalbewijzen zijn. De betaalbewijzen vermelden geen btw. De verhuur van woningen aan buitenlanders voor korte periodes waarbij contant wordt betaald, is een van de witwasindicatoren die de Financial Intelligence Unit noemt. Rabobank kan dus niet uitsluiten dat Motivo bij een vorm van belastingontduiking, fraude of andere vorm van criminaliteit is betrokken.
Door de opzegging worden de belangen van Motivo niet op onaanvaardbare wijze geschaad. Motivo beschikt namelijk over een zakelijke betaalrekening bij Revolut. Motivo zal dus niet worden afgesloten van het girale betalingsverkeer en kan haar onderneming gewoon voortzetten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling of Rabobank bevoegd was de bankrelatie met Motivo op te zeggen, geldt het volgende uitgangspunt. Rabobank heeft op grond van artikel 35 ABV de contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. Die opzegging moet echter worden beoordeeld tegen de achtergrond van de verplichting van de bank om bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht te nemen (zie ook artikel 2 ABV), waarbij ook het belang moet worden meegewogen dat rekeninghouders deel kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Voor (rechts)personen is van groot belang dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem.
4.2.
De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.3.
Banken hebben voorts op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien.
4.4.
In deze zaak is de bankrelatie met Motivo opgezegd zowel op grond van artikel 5 lid 3 Wwft als op grond van artikel 35 ABV.
4.5.
De vraag ligt voor of Rabobank in deze zaak de (contractuele) bevoegdheid had om de bankrelatie met Motivo te beëindigen, of dat na afweging van alle belangen een voorlopige ordemaatregel tot voortzetting van de bankrelatie moet worden opgelegd in afwachting van een door Motivo te starten bodemprocedure.
4.6.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het laatste passend is. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.7.
De feiten zoals die uit het klantonderzoek naar voren zijn gekomen geven aanleiding tot zorgen, maar zijn niet van dien aard dat in het kader van deze procedure onmiddellijk duidelijk is dat Rabobank de klantrelatie moest opzeggen (artikel 5 lid 3 Wwft) dan wel mocht opzeggen (artikel 35 ABV).
4.8.
Rabobank is het klantonderzoek gestart met het stellen van twintig vragen aan Motivo en/of [naam 1] . Zij hebben die vragen steeds beantwoord en na een aantal vragenrondes zijn drie onderwerpen overgebleven, die voor Rabobank reden waren om de klantrelatie te beëindigen. Op deze drie onderwerpen na, is het klantonderzoek afgerond. Daaruit is niet naar voren gekomen dat Rabobank niet in staat is het bedrijfsmodel van Motivo te begrijpen of dat de herkomst van de bedragen op de rekening van Motivo ter discussie staat.
4.9.
De EVR-registratie van Motivo gaf Rabobank terecht aanleiding tot onderzoek en het stellen van vragen daarover. Gezien de door Motivo gegeven en met stukken onderbouwde toelichting is goed mogelijk dat niet werkelijk sprake is geweest van verduistering of fraude. Het lijkt erop dat Motivo te weinig inspanning heeft verricht deze zaak met de leasemaatschappij recht te zetten en zich onvoldoende bewust is geweest van haar belang daarbij. Het feitencomplex heeft uitsluitend betrekking op de leasemaatschappij en heeft geen raakvlak met Rabobank. In deze omstandigheden stond bij de opzegging van de bankrelatie onvoldoende vast dat deze registratie consequenties moet hebben in de verhouding tussen Motivo en Rabobank.
4.10.
De achterstand in de boekhouding is zorgwekkend en dat het al heel lang duurt voordat die is ingelopen ook. Dit geeft aanleiding te denken dat dit onderwerp te weinig aandacht krijgt van de directie van Motivo, maar geeft niet onmiddellijk de vrees dat sprake is van witwassen, terrorismefinanciering of andere criminaliteit.
De onduidelijkheden in de rekening-courantverhouding met de holding lijken betrekking te hebben op een beperkt bedrag aan kosten die aan de directeur/aandeelhouder zijn voorgeschoten en leveren voorshands onvoldoende grond op voor het opzeggen van de bankrelatie. De boekhouding en de jaarrekeningen vergen zeker de nodige aandacht en het is aan Motivo om die zo spoedig mogelijk compleet en controleerbaar te maken.
4.11.
Motivo heeft voldoende toelichting gegeven over de reden waarom de chalets in verschillende aantallen worden gehuurd en ook over waarom er in sommige maanden twee betaalbewijzen zijn en in een ander maand geen betaalbewijs is. Dan resteert dat Motivo geen facturen van de huurbetalingen heeft overgelegd en dat er dus de mogelijkheid bestaat dat de verhuurder van de chalets de contante betalingen niet juist administreert. Dat Rabobank hierover vragen heeft gesteld en zorgen heeft, is terecht. Rabobank heeft immers op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Echter, het enkele feit dat Motivo de huurbetalingen cash betaalt, is onvoldoende om de conclusie te dragen dat Motivo betrokken is bij het witwassen van geld en geeft onvoldoende aanleiding om in kort geding te oordelen dat Rabobank verplicht was de bankrelatie met Motivo op te zeggen.
4.12.
De conclusie tot zover is dat Rabobank in dit kort geding onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat zij verplicht was om de bankrelatie met Motivo op grond van artikel 5 Wwft op te zeggen, dan wel dat zij bevoegd was die relatie op grond van artikel 35 ABV op te zeggen.
4.13.
Daar staat het volgende tegenover. Zoals gezegd staan de herkomst van de bedragen op de rekening van Motivo en haar bedrijfsmodel niet ter discussie. Motivo heeft een groot belang bij het behoud van de klantrelatie met Rabobank. Zij heeft, afhankelijk van het seizoen, tussen de 220 en 430 medewerkers in dienst. De kans dat het Motivo met een EVR-registratie en een opzegging van de bankrelatie door Rabobank zal lukken elders een rekening te openen, lijkt verwaarloosbaar. Dit alles maakt dat het belang van Motivo om hangende de bodemprocedure over een bankrekening te kunnen blijven beschikken zwaarder weegt dan het belang van Rabobank bij het onmiddellijk beëindigen van de bankrelatie. Van Rabobank kan daarom worden verlangd de relatie met Motivo in ieder geval voort te zetten voor de duur van de bodemprocedure in eerste aanleg, dat wil zeggen tot in die bodemprocedure vonnis is gewezen. Anders dan door Motivo gevorderd hoeft het dan niet te gaan om een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.
4.14.
De gevraagde voorziening zal daarom worden toegewezen onder de voorwaarde dat Motivo binnen een maand na heden een bodemprocedure aanhangig maakt, bij gebreke waarvan zij geen rechten kan ontlenen aan dit vonnis.
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Rabobank in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Motivo begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.085,37

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Rabobank de effectuering van de opzegging op te schorten, totdat in een bodemprocedure in eerste aanleg is vastgesteld dat de opzegging rechtmatig is,
5.2.
bepaalt dat Motivo aan deze veroordeling geen rechten kan ontlenen als zij niet binnen één maand na heden een bodemprocedure tegen Rabobank aanhangig heeft gemaakt,
5.3.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Motivo begroot op € 2.085,37 te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en de kosten van betekening indien dit vonnis aan Rabobank moet worden betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG