Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Motivo NL B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. Motivo, een uitzendbureau dat buitenlandse medewerkers detacheert, heeft de Rabobank aangeklaagd nadat deze de bankrelatie had opgezegd. De opzegging volgde op een klantonderzoek waarbij Rabobank zorgen had geuit over de financiële administratie van Motivo en een registratie in het Externe Verwijzingsregister (EVR) wegens vermeende verduistering van een voertuig. Motivo vorderde in kort geding dat de Rabobank de opzegging zou opschorten totdat in een bodemprocedure zou zijn vastgesteld of de opzegging rechtmatig was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2024 heeft Motivo zijn vordering toegelicht, waarbij het benadrukte dat de opzegging van de bankrelatie ernstige gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rabobank onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de belangen van Motivo zwaarder wegen dan die van Rabobank, vooral gezien het feit dat Motivo afhankelijk is van de bankrelatie voor zijn bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft daarom de Rabobank veroordeeld om de effectuering van de opzegging op te schorten, totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat de opzegging rechtmatig is. Tevens is bepaald dat Motivo binnen een maand na de uitspraak een bodemprocedure moet starten, anders kan zij geen rechten ontlenen aan dit vonnis. Rabobank is in de proceskosten veroordeeld.