ECLI:NL:RBAMS:2024:5158
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over tijdelijke huurovereenkomst en huurverhoging
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurster. De verhuurder, [eiser], had de huurster, [gedaagde], gedagvaard met het verzoek om ontruiming van de woning, omdat de tijdelijke huurovereenkomst op 1 februari 2024 zou eindigen. De huurster had echter aangegeven de huurverhoging van € 100,00 per maand te accepteren en was van mening dat de huurovereenkomst was verlengd. Tijdens de zitting op 30 juli 2024 zijn beide partijen verschenen, vergezeld van hun gemachtigden en tolken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan, maar dat er voldoende aanwijzingen waren dat partijen ook een nieuwe overeenkomst voor onbepaalde tijd hadden gesloten door de huurverhoging te accepteren. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming niet toewijsbaar was, omdat de huurovereenkomst voortduurde. Wel werd de huurster veroordeeld tot betaling van de huurverhoging van € 100,00 per maand vanaf 1 februari 2024. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van de huurster, omdat de verhuurder grotendeels ongelijk kreeg. De reconventionele vorderingen van de huurster werden afgewezen.