ECLI:NL:RBAMS:2024:5143

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
13/004497-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval in voetgangersgebied met bromfiets onder invloed van alcohol

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 december 2023 met een bromfiets in het voetgangersgebied van de Leidsestraat in Amsterdam reed, terwijl zij onder invloed van alcohol was. De verdachte, geboren in 2001, had een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken en was niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Tijdens het rijden heeft zij een voetganger, genaamd [slachtoffer], aangereden, wat resulteerde in een schedelbasisfractuur en een kniefractuur bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, maar sprak haar vrij van roekeloosheid. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden en een geldboete van €150 voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldeed aan de eisen van artikel 5a WVW, waardoor roekeloosheid niet bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt de ernst van het verkeersgedrag van de verdachte en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/004497-24
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. T.S. Finken, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich op 3 december 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1.
primair: zich als verkeersdeelnemer roekeloos of in ieder geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam gedragen, door op een bromfiets in een voetgangersgebied te rijden, terwijl verdachte niet in het bezit was van een (geldig) rijbewijs en/of onder invloed van alcohol verkeerde, waardoor een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door tegen [slachtoffer] aan te rijden, waarbij aan [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiair: gevaarzetting op de weg;
2. rijden op een bromfiets onder invloed van alcohol (620 microgram per liter uitgeademde lucht);
3. rijden op een bromfiets zonder rijbewijs.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder 1 primair, in de zin van zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. Als gevolg van het verkeersongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waardoor hij een periode niet kon werken. Ook de feiten onder 2 en 3 kunnen bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, omdat in de eerste plaats bij het slachtoffer geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel dan wel van verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden. Voorts is geen sprake van roekeloosheid of een zeer hoge mate van schuld.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en de feiten onder 2 en 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feitelijke toedracht
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 3 december 2023 omstreeks 03:07 uur reed verdachte als bestuurder van een elektrische bromfiets in de Leidsestraat in Amsterdam, komende uit de richting van de Prinsengracht en gaande in de richting van het Leidseplein. De Leidsestraat is ingericht als voetgangersgebied en ook voorzien van de bebording daarvoor (verkeersteken G07). Tevens gaat er een trambaan door de straat. Gekomen ter hoogte van perceel Leidsestraat 102 reed verdachte met de bromfiets tegen een voetganger aan, genaamd [slachtoffer] , die de straat dwars overstak. [2]
Camerabeelden
Op de camerabeelden heeft verbalisant gezien dat de bromfiets reed over de Leidsestraat in de richting van het Leidseplein en dat de bromfiets reed door een voetgangerszone aangeduid met bord G7, zoals genoemd in bijlage I van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Verbalisant zag verder dat de remlichten van de bromfiets even kort oplichtten, waarna de aanrijding plaatsvond. De voetganger liep over de kruising van de Lange Leidsedwarsstraat met de Leidsestraat. [3]
Rijbewijsplicht
Verdachte heeft een motorrijtuig bestuurd, voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist. Uit controle bleek dat verdachte niet in het bezit was van een door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) afgegeven rijbewijs voor de categorie motorrijtuiten waartoe dat motorrijtuig behoorde. [4]
Rijden onder invloed
Verdachte is op 3 december 2023 om 03:20 uur onderworpen aan een voorlopig ademonderzoek. Het resultaat gaf de volgende alcoholindicatie aan: G/F. Verdachte is vervolgens onderworpen aan een ademanalyse. Het resultaat van de ademanalyse van haar adem bedroeg 620 μg/l. [5]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij een paar cocktails en wijn had gedronken. Ze weet niet meer hoeveel precies. Het was niet slim om te gaan rijden met drank op, aldus verdachte. [6] Verdachte heeft voorts verklaard dat zij niet in het bezit is van een Nederlands rijbewijs. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij die avond (de rechtbank begrijpt: de nacht van 2 op 3 december 2023) wat gedronken had met vrienden, dat zij op de hoek van de Leidsestraat met de Prinsengracht een Felyx scooter heeft gehuurd en daarmee de Leidsestraat in is gereden. Verdachte woont vijf jaar in Amsterdam en zij is een aantal keer overdag in de Leidsestraat geweest. Verdachte heeft verklaard dat zij weet dat het druk is in de Leidsestraat. Verdachte was zich er, ook die avond, van bewust dat er aan beide zijden van de trambaan mensen in de straat aanwezig waren. Verdachte heeft een constante snelheid gereden van zo’n 25 km/u. Verdachte was zich bewust van de tramrails in de straat, zij probeerde naar eigen zeggen de scooter tussen de tramrails te manoeuvreren. De man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) kwam op het laatste moment in zicht, aldus verdachte. Verdachte wilde nog remmen maar kon een aanrijding niet meer voorkomen. Verdachte heeft de borden, die aangeven dat de Leidsestraat een voetgangersgebied is, niet gezien. [8]
Letselverklaring
Uit de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval van 3 december tot en met 13 december 2023 was opgenomen in het Bovenij ziekenhuis op de afdeling Traumachirurgie. Hij heeft een schedelbasisfractuur en een gebroken knie opgelopen. De gebroken knie is behandeld met een spalk en later een gipskoker. Op 13 december 2023 is hij in herstellende conditie uit het ziekenhuis ontslagen om naar een revalidatiecentrum te gaan. [9]
Verbalisant heeft op 3 december 2023, met toestemming van [slachtoffer] , de verpleegkundige gesproken van het Bovenij ziekenhuis waar hij verbleef. De verpleegkundige heeft verklaard dat het herstel aan de knie van [slachtoffer] langer duurt dan zes weken. [10]
4.3.2
Beoordeling van feit 1 primair
4.3.2.1 Causaliteit
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet in de eerste plaats vast komen te staan dat een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Daarbij gaat het in de kern om de feitelijke vraag of het gedrag daadwerkelijk aan het gevolg heeft bijgedragen, in die zin dat de handeling niet kan worden weggedacht zonder dat het gevolg wegvalt. Als sprake is van een dergelijk verband, zal de vraag moeten worden beantwoord of het redelijk is het gevolg toe te rekenen aan de gedragingen van de verdachte. Daarbij hoeven verkeersfouten van het slachtoffer niet aan het aannemen van causaal verband in de weg te staan.
Vast staat dat verdachte in de vroege ochtend van 3 december 2024 omstreeks 03:07 uur met een bromfiets in het voetgangersgebied in de Leidsestraat in Amsterdam heeft gereden. Er waren blijkens de camerabeelden op dat tijdstip nog veel voetgangers in de straat. Verdachte reed met een vrijwel constante snelheid tussen de voetgangers door. Bovendien was zij onder invloed van alcohol en was zij niet in het bezit van een in Nederland geldig rijbewijs. In deze straat begeven zich enkel voetgangers en rijden er trams. Voetgangers zijn er, als zij zich in een dergelijk gebied bevinden, niet op bedacht dat daar ook bromfietsen rijden. Zij kunnen dan ook niet anticiperen op dergelijk onverwacht verkeer.
Onder deze omstandigheden is het redelijk om het ontstaan van het ongeval toe te rekenen aan de gedragingen van verdachte. Verdachte is daarmee ernstig tekort geschoten in de voorzichtigheid en oplettendheid die van verkeersdeelnemers verwacht wordt. Dat had tot gevolg dat zij tegen [slachtoffer] is aangereden. Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] een schedelbasisfractuur en een kniefractuur opgelopen.
4.3.2.2 Schuld
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of zij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of zij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte met een bromfiets in een voetgangersgebied heeft gereden terwijl zij onder invloed verkeerde van alcohol. Het rijden met een bromfiets in een voetgangersgebied levert een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) op. Deze gedraging staat niet uitdrukkelijk benoemd in artikel 5a, eerste lid, WVW. De rechtbank is echter van oordeel dat de gedraging van verdachte valt onder de categorie: “overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als die onder a tot en met l genoemd”, genoemd in artikel 5a lid 1 onder m WVW, omdat het gaat om een verkeersregel die (mede) dient ter bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers en de verkeersveiligheid dient. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol niet als overtreding van een afzonderlijke verkeersregel kan worden aangemerkt. In artikel 175, tweede lid WVW staat dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid WVW, kan worden aangemerkt. Rijden onder invloed is afzonderlijk in artikel 5a, tweede lid, WVW opgenomen en vormt een omstandigheid waaronder het verkeersgevaarlijke gedrag heeft plaatsgevonden. Reden hiervoor is dat deze gedraging al als zelfstandig misdrijf kan worden bestraft op grond van artikel 8 WVW, ook indien dit geen gevolgen heeft voor anderen. [11]
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. In de Memorie van Toelichting [12] valt over dit bestanddeel het volgende te lezen:
“De gedachte achter de keuze voor in «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
Uit deze voorbeelden wordt duidelijk dat het in beginsel om meerdere gedragingen moet gaan en/of gedragingen gepleegd over een langere periode, waardoor één of meerdere verkeersregels ernstig zijn geschonden, terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten is.
Hiervoor heeft de rechtbank al vastgesteld dat verdachte een bromfiets heeft bestuurd in een voetgangersgebied, terwijl zij onder invloed was van alcohol. Hoewel verdachte beschikte over een Amerikaans rijbewijs, beschikte zij niet over een in Nederland geldig rijbewijs. Hiertoe was zij wel verplicht om in Nederland een motorvoertuig te mogen besturen. De rechtbank is van oordeel dat, op basis van het hiervoor beschreven vereiste, niet vastgesteld kan worden dat verdachte door zo te handelen de verkeersregels aldus
in ernstige mateheeft overschreden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de hoek van de Leidsestraat op de bromfiets is gestapt en dat zij relatief korte tijd daarna in aanrijding is gekomen met het slachtoffer. Het ongeval had dus plaats korte tijd na het wilsbesluit van verdachte (om met de bromfiets te gaan rijden in het voetgangersgebied). Daarnaast kan de snelheid waarmee verdachte heeft gereden, op basis van het dossier, niet worden vastgesteld en is daarom niet als een aparte verkeersovertreding aan te merken. Ook is niet gebleken van ander bijkomstig verkeersgevaarlijk gedrag tijdens of voorafgaand aan het ongeval. De vastgestelde gedragingen voldoen naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aan de door de wet gestelde eis van het schenden van de verkeersregels
in ernstige mate. Gelet op deze conclusie zal verdere bespreking van de hierboven genoemde bestanddelen onder c en d achterwege blijven.
Omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van gedrag dat voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a eerste lid WVW, kan middels de koppelbepaling van artikel 175 tweede lid WVW niet tot een bewezenverklaring van roekeloosheid worden gekomen. De rechtbank is ook anderszins van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte niet kan worden aangemerkt als roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW.
Zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam
Wel is de rechtbank van oordeel dat met het (hiervoor beschreven) verkeersgedrag van verdachte, dat tot het ongeval heeft geleid, sprake is van
“zeer”onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag, in de zin van artikel 6 WVW, zoals in feit 1 primair (impliciet meer subsidiair) ten laste is gelegd. Verdachte reed met een bromfiets in een voetgangerszone. Afgezien van het feit dat verdachte daar niet mocht rijden, mocht van haar worden verwacht dat zij stapvoets had gereden, gelet op de grote hoeveelheid voetgangers die ter plaatste aanwezig waren. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte veel harder dan stapvoets heeft gereden, wat ook volgt uit haar eigen verklaring dat zij rond de 25 km/uur heeft gereden. Aldus heeft verdachte gereden met een snelheid die veel te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, waardoor zij niet meer tijdig heeft kunnen afremmen voor de overstekende voetganger [slachtoffer] en met hem in botsing is gekomen.
(Zwaar) lichamelijk letsel
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het letsel van [slachtoffer] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW. De ernst van het letsel, de noodzaak en aard van (eventueel) medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zijn gezichtspunten die van belang zijn bij het beoordelen of juridisch gezien sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt aan de hand van de medische informatie in het dossier vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval een schedelbasisfractuur en een kniefractuur heeft opgelopen. Blijkens de letselverklaring is medisch ingrijpen in de vorm van een operatie niet noodzakelijk geweest. De schedelbasisfractuur is expectatief behandeld en de kniefractuur conservatief, met aanvankelijk een spalk en daarna een gipskoker gedurende drie weken. [slachtoffer] is tien dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest en heeft bij het ontslag uit het ziekenhuis een verwijzing voor fysiotherapie gekregen. [slachtoffer] heeft kort na het ongeval, op 11 december 2023, verklaard dat hij moet stoppen met werken, dat hij niet kan lopen en dat hij ook veel last heeft van het been dat niet is gebroken.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat de gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer] groot zijn en het ongeval veel leed heeft aangericht, kan de rechtbank op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt dat het door het ongeval veroorzaakte letsel bij [slachtoffer] in potentie zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Medisch ingrijpen in de zin van een operatie is echter niet noodzakelijk geweest en op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat er geen uitzicht is op volledig herstel. Actuele informatie over een behandeling (de fysiotherapie), over het verloop daarvan en het (volledig) herstel van de letsels van [slachtoffer] ontbreekt. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding wel, in ieder geval, zodanig letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. [slachtoffer] heeft immers tien dagen in het ziekenhuis doorgebracht, als gevolg waarvan hij in ieder geval tijdelijke ziekte of verhindering in bedoelde zin heeft ondervonden.
Conclusie
De rechtbank acht daarom het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen, in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag, ten gevolge waarvan het ongeval heeft plaatsgevonden en waarbij [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.3.3
Beoordeling feit 2, rijden onder invloed van alcohol
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen, eveneens bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, het rijden op een bromfiets onder invloed van alcohol. Verdachte heeft dit feit ook bekend.
4.3.4
Beoordeling feit 3, rijbewijsplicht
Op grond van artikel 107 eerste lid WVW dient een bestuurder van een motorrijtuig op de weg een door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs te zijn afgegeven voor dat betreffende motorrijtuig. Uit de hiervoor beschreven bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet in het bezit was van een in Nederland geldig rijbewijs. Verdachte heeft daarmee niet voldaan aan de rijbewijsplicht op grond van artikel 107 WVW. Feit 3 kan derhalve bewezen worden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 3 december 2023 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee rijdende over de Leidsestraat, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, te weten een schedelbasisfractuur en een kniefractuur,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft met een bromfiets gereden over de Leidsestraat, komende vanaf de Prinsengracht en gaande in de richting van het Leidseplein,
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, en
- terwijl die weg was aangeduid als voetpad middels bord G7 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,
verdachte heeft zich er niet van vergewist dat voornoemde weg vrij was van enig (kruisend) verkeer, en
verdachte heeft de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet zodanig geregeld dat zij in staat was dat door haar bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
verdachte heeft [slachtoffer] die als voetganger de Leidsestraat overstak niet (tijdig) opgemerkt en
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst, ten gevolge waarvan aan die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 2:
op 3 december 2023 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 620 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
ten aanzien van feit 3:
op 3 december 2023 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), heeft gereden op de weg, Leidsestraat, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen, en een geldboete van € 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van vijftien dagen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor feit 3 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 150,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van drie dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, haar proceshouding, het gegeven dat zij spijt heeft betuigd, het feit dat zij een blanco strafblad heeft en de schade van het slachtoffer reeds heeft vergoed. De raadsman heeft verzocht om een gedeelte van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen en in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft door haar zeer gevaarlijke rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft met een bromfiets gereden in het voetgangersgebied in de Leidsestraat in Amsterdam. Dit is een druk uitgaansgebied waar ook op het moment van het verkeersongeval, om 3:00 uur ’s nachts, nog veel mensen op straat aanwezig waren. Verdachte verkeerde tijdens het rijden onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Bovendien was verdachte niet in het bezit van een in Nederland geldig rijbewijs. Verdachte heeft die nacht onaanvaardbare risico’s genomen voor de verkeersveiligheid van haarzelf en de medeweggebruikers en haar verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd.
Door zich zo te gedragen heeft verdachte niet tijdig kunnen anticiperen en reageren op het gedrag van de voetgangers die zich in het gebied begaven, en andersom hebben de voetgangers niet kunnen anticiperen op het (rij)gedrag van verdachte, terwijl dit wel had gemoeten. Hierdoor heeft de aanrijding plaatsgevonden. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.
8.3.3
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met de ernst van de feiten en heeft kennis genomen van vergelijkbare zaken en van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) voor overtreding van artikel 6 en 8 WVW. In beginsel schrijven deze oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van lichamelijk letsel, een ernstige mate van schuld en indien sprake is van een alcoholgehalte van meer dan 570 μg/l een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten onder 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop.
Alles afwegende vindt de rechtbank, voor de feiten 1 en 2, een taakstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank legt verdachte een geldboete op van € 150,- voor overtreding van de rijbewijsplicht (feit 3).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. de feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 3
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
 Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
 Ontzegt verdachte ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Ten aanzien van feit 3:
 Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot een geldboete van € 150,- (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 (drie) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.R. Baart en N. van Assendelft, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aanrijding met nummer 2023274166-1, blad 3-4.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023274166-11.
4.Een proces-verbaal rijden onder invloed met nummer 2023274170-1, blad 2 en 4.
5.Een proces-verbaal rijden onder invloed met nummer 2023274170-1, blad 2-3.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2023274166-8, blad 4.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2023274170-2, blad 2.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 11 juli 2024.
9.Een geschrift, te weten een letselverklaring van 16 december 2023 met documentnummer 2003345272.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023274166-4.
11.Volgens Memorie van Toelichting 35086 nr. 3, datum publicatie 22-11-2018.
12.Volgens Memorie van Toelichting 35086 nr. 3, datum publicatie 22-11-2018.