ECLI:NL:RBAMS:2024:5140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10753068 / CV EXPL 23-13615
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een vervoerovereenkomst met betrekking tot internationaal wegtransport

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen DFDS Logistics Nijmegen B.V. (eiser) en Bilal Chicken Centre B.V. (gedaagde) over de betaling van vijf facturen ter waarde van € 14.329,75. DFDS vorderde betaling van deze facturen die betrekking hebben op transportopdrachten voor kipproducten naar Engeland en Ierland. Gedaagde, BCC, betwistte de betaling en voerde aan dat de vordering was verjaard. De kantonrechter oordeelde dat DFDS voldoende had aangetoond dat de facturen geldig waren en dat de verjaringstermijn niet was verstreken. De kantonrechter merkte op dat BCC onvoldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen dat de facturen niet klopten. De rechter wees de vordering van DFDS toe, inclusief handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde BCC in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van bewijs door de gedaagde partij in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10753068 \ CV EXPL 23-13615
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 25 april 2024
in de zaak van
DFDS LOGISTICS NIJMEGEN B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij,
hierna te noemen: DFDS,
gemachtigde: mr. I.L. Conijn,
tegen
BILAL CHICKEN CENTRE B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: BCC,
gemachtigde: mr. J. van de Graaf.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam ingevolge het rolbericht van 22 maart 2024.
De zaak wordt behandeld door mr. H.J. Schaberg, kantonrechter, en mr. S.P.F. Sneeboer als griffier.
Aanwezig zijn:
- de heer [naam 1] , financieel directeur bij en gevolmachtigde van DFDS,
- mevrouw [naam 2] , senior legal counsel bij DFDS,
- mr. Conijn, voornoemd,
- de heer [naam 3] , CEO en gevolmachtigde van BCC,
- mr. Van de Graaf, voornoemd.
De volgende stukken zijn op de zitting aan het procesdossier toegevoegd:
- de akte met aanvullende productie 18 van DFDS,
- de akte met aanvullende producties 3 en 4 van BCC.
In deze zaak heeft vandaag een mondeling behandeling plaatsgevonden. De zittingsaantekeningen van de griffier bevinden zich in het dossier. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan.
De kantonrechter doet de volgende uitspraak. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.

1.Gronden van de beslissing

1.1.
DFDS vordert betaling van vijf facturen die zij in maart 2022 aan BCC heeft verstuurd, met een totaal bedrag van € 14.329,75 [1] . Volgens DFDS moet BCC die facturen betalen, omdat BCC haar opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van meerdere transportopdrachten. Deze opdrachten hielden in dat DFDS voor BCC kipproducten vervoerden naar de klanten van BCC in Engeland en Ierland. DFDS heeft die opdrachten uitgevoerd.
Verjaring
1.2.
BCC voert aan dat zij de facturen niet hoeft te betalen, omdat de vordering is verjaard. Op grond van artikel 8:1711 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geldt er een verjaringstermijn van één jaar. Hoewel de sommatiebrief van DFDS van 21 april 2022 als een stuitingshandeling kan worden gezien, heeft DFDS vervolgens een jaar lang geen actie ondernomen. Pas op 2 mei 2023 heeft DFDS weer aanspraak gemaakt op betaling van de vijf facturen, maar toen was de verjaringstermijn al verstreken, aldus BCC.
1.3.
Volgens DFDS moet voor de aanvang van de verjaringstermijn gekeken worden naar het CMR-verdrag [2] , omdat tussen partijen sprake is van een vervoerovereenkomst voor internationaal wegtransport. In het midden wordt gelaten welke verjaringstermijn van toepassing is: het CMR-verdrag of het BW. Beiden hanteren een verjaringstermijn van één jaar. Op 25 maart 2022 heeft DFDS voor het eerst verzocht om betaling van (onder meer) de vijf facturen. Met de brief van 21 april 2022 en vervolgens van 12 mei 2022 heeft DFDS de verjaring steeds gestuit. Niet is gebleken dat de brief van 12 mei 2022 alleen betrekking heeft op acht andere facturen die BCC nog aan DFDS moest voldoen. In de brief van 12 mei 2022 wordt namelijk verwezen naar de brief van 21 april 2022, waarin dertien facturen specifiek werden genoemd, en wordt de vordering verder niet beperkt. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de brief van 12 mei 2022 om alle openstaande facturen gaat, dus ook de vijf facturen van maart 2022. Uit het enkele feit dat de eerste dagvaarding die BCC van DFDS heeft ontvangen zag op de acht andere openstaande facturen, mocht BCC niet afleiden dat DFDS afstand had gedaan van betaling van de vijf facturen die in deze zaak aan de orde zijn. Op 2 mei 2023 heeft DFDS opnieuw verzocht om betaling van de vijf facturen en hiermee de verjaring wederom gestuit. Aangezien DFDS BCC binnen een jaar na 2 mei 2023 heeft gedagvaard, te weten op 2 oktober 2023, is de vordering tot betaling van de vijf facturen niet verjaard.
Algemene voorwaarden
1.4.
BCC betwist dat zij akkoord is gegaan met de sets algemene voorwaarden van DFDS en de tarieven voor transport naar Engeland en Ierland.
1.5.
De kantonrechter merkt in algemene zin het volgende op.
1.6.
DFDS heeft in haar processtukken voldoende toegelicht dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn. In augustus 2020 is de samenwerking tussen BCC en DFDS hervat. DFDS heeft toen haar algemene voorwaarden en aanvullende transportvoorwaarden van toepassing verklaard. Vervolgens heeft BCC transportopdrachten aan DFDS verleend. Door het geven van deze transportopdrachten heeft BCC de voorwaarden van DFDS aanvaard. Dat er twee sets voorwaarden zijn - de algemene voorwaarden en de aanvullende transportvoorwaarden - maakt dit niet anders. Niet gebleken is dat in beide voorwaarden voor deze zaak tegenstrijdige bepalingen staan. Ook is niet relevant of beide voorwaarden na augustus 2020 zijn gewijzigd. De aanvullende transportvoorwaarden zijn niet gewijzigd. De algemene voorwaarden zijn wel gewijzigd, maar de bepalingen waarop in deze zaak een beroep wordt gedaan zijn inhoudelijk niet veranderd.
1.7.
DFDS heeft ook voldoende toegelicht dat de tarieven voor transport naar Engeland en Ierland van toepassing zijn. De tarieven zijn ook in augustus 2020 door DFDS meegedeeld aan BCC, gespecificeerd naar aantal pallets en naar regio. Op 8 september 2021 heeft DFDS BCC geïnformeerd over een tariefswijziging per 1 oktober 2021. In de vijf facturen worden de nieuwe tarieven gehanteerd. BCC heeft ook na 1 oktober 2021 transportopdrachten verleend aan DFDS. Hiermee heeft BCC steeds de gewijzigde tarieven van DFDS aanvaard.
1.8.
Tot slot heeft DFDS voldoende toegelicht dat zij de weekend- en brandstoftoeslag in rekening mocht brengen op de vijf facturen. In de aanvullende transportvoorwaarden – die op de samenwerking tussen partijen van toepassing zijn – zijn in artikel 3 en 13 de brandstoftoeslag en weekendtoeslag neergelegd. DFDS heeft toegelicht dat als er meerdere leveringen tegelijk bij BCC worden opgehaald op dezelfde weekenddag, zij maar één keer de weekendtoeslag in rekening brengt. Dit verklaart waarom op de facturen bij de ene levering in het weekend wel de toeslag in rekening is gebracht en bij een andere levering op diezelfde weekenddag niet.
Facturen
1.9.
BCC betwist de omvang van de vijf facturen; het aantal pallets dat in rekening is gebracht klopt volgens haar niet steeds.
1.10.
DFDS doet een beroep op de reclamatietermijn van artikel 10 algemene voorwaarden. In het midden wordt gelaten of BCC tijdig over de facturen heeft geklaagd bij DFDS. DFDS heeft bij haar dagvaarding de facturen en CMR-formulieren overgelegd. Voor de kantonrechter zijn deze stukken een zoekplaatje en kunnen zij alleen met een toelichting worden begrepen. Dit komt omdat de kantonrechter niet bekend is met het systeem waarmee DFDS werkt en waarin BCC de transportopdrachten voor DFDS invoert. BCC doet echter al langere tijd zaken met DFDS en is vanuit die hoedanigheid beter bekend met het systeem van DFDS. Bovendien houdt BCC een eigen administratie bij van haar opdrachten en leveringen.
DFDS heeft op zitting aan de hand van de stukken bij haar dagvaarding de facturen toegelicht. Op de facturen staat een referentienummer van BCC en de datum waarop de levering is opgehaald bij BCC. Dit referentienummer staat ook vermeld op het CMR-formulier. BCC zegt dat de vijf facturen niet kloppen, maar onderbouwt dit niet, terwijl zij dat wel kon. Indien zij van mening is dat te veel pallets in rekening zijn gebracht, had zij dat aan de hand van haar referentienummer en de datum kunnen onderbouwen met stukken uit haar eigen administratie. Daarbij komt dat BCC sinds januari van dit jaar weer toegang heeft tot de webportal van DFDS waarin de transportopdrachten werden ‘ingeschoten’. BCC heeft dus voldoende gelegenheid gehad om met haar eigen administratie en de gegevens uit de webportal te onderbouwen wat er volgens haar concreet niet klopt aan de facturen. BCC heeft deze onderbouwing echter niet gegeven.
BCC heeft er op de zitting nog wel op gewezen dat een aantal data op de facturen niet overeenkomen met de data op het bijbehorende CMR-formulier. DFDS heeft toegelicht dat het CMR-formulier door de klant wordt opgemaakt en dat het voorkomt dat DFDS de levering een dag later ophaalt dan het CMR-formulier is ingevuld. Op de factuur staat de datum van ophalen levering. Dit verklaart waarom de datum op de factuur soms verschilt van de datum op het CMR-formulier. Het referentienummer op de factuur en het CMR-formulier komen echter wel overeen. De kantonrechter vindt die toelichting voldoende.
1.11.
De conclusie is dat DFDS voldoende heeft onderbouwd dat BCC de vijf facturen verschuldigd is. Hiertegenover heeft BCC onvoldoende met stukken aangetoond waarom zij geen betaling verschuldigd is aan DFDS.
Slotsom en proceskosten
1.12.
De vordering van DFDS tot betaling van de vijf facturen wordt toegewezen. De gevorderde handelsrente over die facturen tot 28 september 2023 (€ 2.059,75) en vanaf 28 september 2023 wordt ook toegewezen, omdat tussen partijen sprake is van handelstransacties.
1.13.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten conform de algemene voorwaarden van DFDS worden ook toegewezen. In artikel 2.8 van de oude, dan wel artikel 2.9 van de nieuwe algemene voorwaarden staat dat als een opdrachtgever (BCC) zijn betalingsverplichting niet nakomt, hij vanaf het intreden van verzuim een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is die 15% van de hoofdsom bedraagt. BCC is in verzuim met het betalen van de vijf facturen. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 2.149,46 (15% van € 14.329,75).
1.14.
BCC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DFDS worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 1.384,00
- salaris advocaat
€ 812,00(2 punten × tarief € 406,00)
Totaal € 2.305,44
1.15.
De gevorderde nakosten lenen zich voor toewijzing en worden begroot overeenkomstig de geldende richtlijn.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
veroordeelt BCC om aan DFDS te betalen een bedrag van € 18.538,96, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 14.329,75, met ingang van 28 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
2.2.
veroordeelt BCC in de proceskosten, aan de zijde van DFDS tot op heden begroot op € 2.305,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.3.
veroordeelt BCC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat BCC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak,
2.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het gaat om de volgende facturen: factuur van 2 maart 2022 van € 3.307,72; factuur van 10 maart 2022 van € 924,27; factuur van 10 maart 2022 van € 2.683,29; factuur van 17 maart 2022 van € 4.561,38; factuur van 23 maart 2022 van € 2.853,09. Alle facturen zijn steeds inclusief btw en toeslagen.
2.Convention relative au Contrat de Transport International de Marchandises par Route (Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg).