ECLI:NL:RBAMS:2024:5137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/740380 / HA ZA 23-901
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot opzegging lidmaatschap van een vereniging en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een lid van de Watersportvereniging en de vereniging zelf. Het lid, aangeduid als [eiser], heeft de opzegging van zijn lidmaatschap door het bestuur van de vereniging aangevochten. De opzegging vond plaats bij brief van 14 november 2022, waarbij het bestuur stelde dat [eiser] geen toestemming had gegeven voor een website die zonder hun medeweten was opgezet. Het bestuur weigerde bovendien om een ledenvergadering bijeen te roepen, waar [eiser] in beroep had willen gaan tegen de opzegging. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het bestuur in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, zoals vereist door artikel 2:8 BW, omdat het bestuur [eiser] de mogelijkheid om in beroep te gaan had ontnomen. De rechtbank vernietigde het besluit tot opzegging, waardoor [eiser] met terugwerkende kracht lid bleef van de vereniging. De overige vorderingen van [eiser] werden afgewezen, omdat hij niet had onderbouwd waarom deze noodzakelijk waren. De rechtbank veroordeelde de Watersportvereniging tot betaling van de proceskosten aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/740380 / HA ZA 23-901
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.M. Zoete-van der Zwart,
tegen
WATERSPORTVERENIGING '' [gedaagde] '',
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Watersportvereniging,
advocaat: mr. S. IJntema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 oktober 2023, met producties 1-24,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1-12,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 31 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte nagekomen productie 13 van de Watersportvereniging,
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Watersportvereniging is opgericht in 1924, heeft 180 leden en betreft een jachthaven(vereniging) aan de [locatie] . De vereniging heeft naast statuten ook een huishoudelijk reglement, een havenreglement en een reglement “ [naam reglement] ". Artikel 9 van de statuten luidt als volgt:
“Het lidmaatschap eindigt door:
overlijden van het lid;
schriftelijke opzegging door het lid: deze kan geschieden te alle tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn;
schriftelijke opzegging door het bestuur: wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;
ontzetting door het bestuur: deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging of wanneer hij de vereniging op onredelijke wijze benadeelt;
tegen het besluit tot opzegging in de leden c. en d. van dit artikel vermeld kan het lid in beroep gaan bij de algemene vergadering.”
2.2.
[eiser] is sinds 2013 lid van de Watersportvereniging.
2.3.
Nadat één van de leden in 2020 tijdens een bijzondere ledenvergadering met succes in beroep is gegaan tegen een besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap, is er onder de leden van de vereniging een informele ledenraad opgericht (hierna: Gespreksgroep). [eiser] nam deel aan deze Gespreksgroep, die onder de leden van de Watersportvereniging een enquête heeft afgenomen. Naar aanleiding van de resultaten hiervan, is de jaarlijkse algemene ledenvergadering van 2021 vervroegd om te stemmen over het functioneren van het bestuur.
2.4.
Bij brief van 14 oktober 2021 heeft de Gespreksgroep de leden geïnformeerd over hun voornemen om tijdens die vergadering te stemmen over het ontslag van uitsluitend het bestuurslid [naam 1] . Onderaan de brief is verwezen naar de website [website] (hierna: de Website). Op de Website, waarop de naam van de Watersportvereniging stond, konden leden zich aanmelden door het invullen van een inschrijfformulier.
2.5.
Het bestuur heeft geweigerd om het ontslag van bestuurslid [naam 1] als agendapunt te behandelen tijdens de vergadering. In plaats daarvan, heeft zij het ontslag van het gehele bestuur als agendapunt behandeld. Tijdens de ledenvergadering heeft de meerderheid van de leden gestemd voor het aanblijven van het bestuur.
2.6.
Na de vergadering is meermaals door het bestuur met, onder meer, [eiser] gecorrespondeerd over de Website. Het bestuur heeft daarbij navraag gedaan naar de personen die de Website hebben opgezet en te kennen gegeven dat deze offline moet worden gehaald, omdat de Website zonder opdracht of instemming van de Watersportvereniging is opgezet.
2.7.
Het IP-adres waarop de Website werd gehost, is herleid tot een van de leden: [naam 2] . Op verzoek van de Watersportvereniging is de Website door [naam 2] offline gehaald. In correspondentie met het bestuur heeft [naam 2] aangegeven dat hij de Website op verzoek van de Gespreksgroep heeft gemaakt, maar dat hij alleen de host was en dat de Website werd beheerd door de Gesprekgroep.
2.8.
Bij brief van 14 november 2022 heeft het bestuur aan [eiser] medegedeeld dat zij het lidmaatschap van [eiser] per direct opzeggen (hierna: het Besluit). Het bestuur noemt als reden voor de opzegging dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de Website, [eiser] geen antwoord geeft op de vragen van het bestuur over de Website, het niet lukt om in gesprek te gaan met [eiser] en [eiser] niet langer een positieve bijdrage levert aan de Watersportvereniging.
2.9.
Bij brief van 19 november 2022 heeft [eiser] aan het bestuur bericht dat hij zich verzet tegen het Besluit. Ook schrijft [eiser] dat hij niet weet wat het hosten van een website is, geen verstand heeft van websites en geen uitnodiging voor een gesprek heeft ontvangen.
2.10.
Bij brief van 2 december 2022 heeft het bestuur aan [eiser] bericht dat zij met het opzeggen van het lidmaatschap de juiste beslissing heeft genomen en het Besluit niet zal terugdraaien.
2.11.
In een e-mail van 13 maart 2023 heeft [eiser] het bestuur geïnformeerd dat hij de Website niet heeft gemaakt en ook geen uitnodiging voor een gesprek heeft ontvangen. [eiser] wenst de ledenvergadering bijeen te roepen om het Besluit aan te vechten en heeft het bestuur verzocht om binnen drie weken de ledenvergadering te beleggen.
2.12.
In reactie hierop heeft het bestuur op 23 maart 2023 aan [eiser] bericht dat het aanvragen van een bijzondere ledenvergadering om het Besluit terug te draaien buiten alle proporties en onredelijk is. Het bestuur heeft de opzegging naar eigen zeggen eerder al heroverwogen. [eiser] heeft volgens het bestuur een reeds geplande ledenvergadering niet benut om hier tegen op te komen en de opzegging heeft vier maanden geleden plaatsgevonden.
2.13.
In een e-mail van 28 maart 2023 heeft (de advocaat van) [eiser] aan het bestuur verzocht om het bijeenroepen van een bijzondere ledenvergadering om zijn bezwaar tegen het Besluit inhoudelijk te behandelen.
2.14.
Het bestuur is niet overgegaan tot het bijeenroepen van een bijzondere ledenvergadering.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat het Besluit tot opzegging van het lidmaatschap nietig is dan wel dit besluit vernietigt,
II. de Watersportvereniging verplicht om [eiser] te behandelen en blijven behandelen als volwaardig lid tot het lidmaatschap op rechtsgeldige wijze is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding of dag dat de Watersportvereniging hieraan niet voldoet,
III. de Watersportvereniging verplicht om in het kader van rehabilitatie, alle leden van de vereniging te berichten dat de opzegging nietig dan wel vernietigbaar is bevonden en dat het lidmaatschap onterecht door het bestuur is opgezegd, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding of dag dat de Watersportvereniging hieraan niet voldoet,
IV. de Watersportvereniging veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het Besluit nietig (artikel 2:14 BW) dan wel vernietigbaar (artikel 2:15 BW) is, omdat het strijdig is met statutaire bepalingen. Artikel 9 sub e van de statuten bepaalt dat een lid bij opzegging in beroep kan gaan bij de algemene ledenvergadering, maar de Watersportvereniging weigert gehoor te geven aan het verzoek van [eiser] om de ledenvergadering bijeen te roepen. Daarnaast is het Besluit vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, onder meer omdat het bestuur [eiser] ongefundeerde verwijten maakt, de negatieve resultaten van de enquête van de Gespreksgroep aan [eiser] persoonlijk worden toegerekend, volstaan had kunnen worden met een waarschuwing of schorsing en de vereiste zorgvuldigheid bij de besluitvorming ontbreekt.
3.3.
De Watersportvereniging voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten kosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
in reconventie
3.4.
De Watersportvereniging vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser] veroordeelt om binnen vijf werkdagen na het vonnis aan de Watersportvereniging inzage te verlenen en afschriften te verschaffen van (a) de door de leden ingevulde inschrijfformulieren en persoonsgegevens op de Website, (b) de beheerdersgegevens van de Website en (c) de correspondentie met [naam 2] over de Website. Alles onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, dat [eiser] hieraan niet voldoet.
3.5.
De Watersportvereniging legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de Gespreksgroep zonder haar toestemming of medeweten de Website online heeft gebracht als website van de Watersportvereniging. [eiser] nam deel aan de Gespreksgroep. Op deze Website konden leden zich inschrijven door middel van het invullen van een inschrijfformulier en het achterlaten van hun persoonsgegevens. Het verwerken van persoonsgegevens door een partij die zich ten onrechte voor de Watersportvereniging uitgeeft, levert een schending van de AVG op. Daarom heeft de Watersportvereniging er belang bij inzage te krijgen in de informatie die via de Website is verzameld.
3.6.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de Watersportvereniging in de proces- en nakosten kosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In deze zaak ligt eerst het opzeggingsbesluit van het bestuur voor. [eiser] stelt dat het Besluit nietig of vernietigbaar is.
Geen nietig besluit
4.2.
Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit nietig als het besluit in strijd is met de wet en/of de statuten. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit vernietigbaar wegens (a) strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van het besluit regelen, (b) strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist en (c) wegens strijd met een reglement.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het Besluit strijdig is met de wet of de statuten en als een gevolg daarvan nietig is. Het Besluit is wel vernietigbaar, dat licht de rechtbank hierna toe.
Wel vernietigbaar besluit
4.4.
[eiser] wordt gevolgd in zijn betoog dat het Besluit is genomen in strijd met de door artikel 2:8 BW geëiste redelijkheid en billijkheid. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.5.
De statuten voorzien in een beroepsmogelijkheid bij de ledenvergadering als een lidmaatschap wordt opgezegd door het bestuur. Vast staat dat in de opzeggingsbrief van 14 november 2022 geen melding is gemaakt van deze beroepsmogelijkheid. Het bestuur heeft [eiser] daar ook naderhand niet op gewezen, terwijl [eiser] kenbaar heeft gemaakt dat hij het niet eens was met het Besluit. Zo heeft [eiser] in correspondentie tussen hem en het bestuur (2.8 en 2.10) benoemd dat hij zich niet kon vinden in de redenen voor opzegging en zich tegen de opzegging verzet. [eiser] heeft het bestuur op 13 maart 2023 hierna ook expliciet verzocht om het bijeenroepen van een ledenvergadering, om tegen de opzegging door het bestuur op te komen. De weigering van het bestuur hierna om over te gaan tot het bijeenroepen van de ledenvergadering, maakt dat het Besluit in strijd is met de door artikel 2:8 geëiste redelijkheid en billijkheid. Immers, met deze gang van zaken heeft het bestuur verhinderd dat [eiser] in beroep kon gaan tegen het Besluit, waartoe hij op grond van de statuten gerechtigd was.
4.6.
De Watersportvereniging heeft in dit verband nog aangevoerd dat [eiser] te laat heeft verzocht om het bijeenroepen van de ledenvergadering en dat zij daarom het beroep mocht weigeren. Zij onderschrijft dat de statuten geen termijn voor het beroep bepalen, maar betoogt dat aangesloten moet worden bij de wettelijke beroepstermijn van één maand bij ontzetting van een lid (artikel 2:35 BW). Volgens de Watersportvereniging wordt dit bevestigd door artikel 7 lid 7 van de statuten van het Watersportverbond, waarin is bepaald dat een lid bij opzegging of ontzegging binnen één maand in beroep moet gaan bij de algemene ledenvergadering. De rechtbank volgt de Watersportvereniging niet in dit standpunt. Vast staat dat het in deze zaak gaat om een besluit tot opzegging en niet tot ontzetting. In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen opzegging van lidmaatschap (2:36 BW) en ontzetting van een lid (2:35 BW). Het gaat om twee verschillende wijzen waarop het lidmaatschap eindigt, waarvoor een zelfstandige grond bestaat. Voor ontzetting is slechts plaats als een lid heeft gehandeld in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging. De wet voorziet in een beroepsmogelijkheid voor het ontzette lid bij de ledenvergadering, waarvoor een termijn is bepaald. Wat opzegging betreft, bestaat deze wettelijke beroepsmogelijkheid en termijn niet. De Watersportvereniging heeft ervoor gekozen om in haar statuten te voorzien in een beroepsmogelijkheid bij opzegging. Dit betekent echter niet dat hierop de wettelijke bepalingen inzake ontzetting van toepassing zijn. Dat het Watersportverbond in haar statuten wel een beroepstermijn bepaalt bij zowel opzegging als ontzetting, doet er in dit verband niet toe. De statuten van het Watersportverbond zijn niet van toepassing op de verhouding tussen de Watersportvereniging en haar leden. Nu de statuten van de Watersportvereniging geen termijn voorschrijven voor het instellen van beroep tegen een opzeggingsbesluit en het voor het bestuur bovendien al geruime tijd kenbaar was dat [eiser] op wenste te komen tegen het Besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om haar verweer te volgen dat [eiser] op 13 maart 2023 in redelijkheid niet meer kon verzoeken om het bijeenroepen van de ledenvergadering.
4.7.
Bij deze stand van zaken zal de rechtbank niet nader ingaan in op de bestreden inhoudelijke gronden voor de opzegging. Het kan dus in het midden blijven of [eiser] bepaalde brieven of e-mails van het bestuur heeft ontvangen en of hij heeft geweigerd om met het bestuur te spreken over de Website. Of zijn lidmaatschap op grond hiervan al dan niet in strijd met artikel 2:15 BW is opgezegd, is met hiervoor vastgestelde grond voor vernietiging van het Besluit immers niet meer relevant.
Slotsom en proceskosten4.8. De rechtbank vernietigt het Besluit. Dit betekent dat [eiser] met terugwerkende kracht lid is gebleven van de Watersportvereniging.
4.9.
De overige vorderingen worden afgewezen, omdat [eiser] niet heeft toegelicht waarom een dwangsom of een ledenbericht nodig zouden zijn. De rechtbank merkt op dat [eiser] met deze uitspraak weer lid is van de Watersportvereniging en dat de vereniging op grond van de wet en de statuten verplicht is om [eiser] ook als zodanig te behandelen.
4.10.
De Watersportvereniging is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,13
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.853,13
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.12.
Over de inzagevordering van de Watersportvereniging oordeelt de rechtbank als volgt. Het is niet in geschil dat de Website zonder medewerking van de Watersportvereniging is opgezet. Het staat ook vast dat leden op de Website via het invullen van een inschrijfformulier hun gegevens konden achterlaten. Verder heeft [naam 2] te kennen gegeven dat hij de host van de Website was, maar dat de leden van de Gepreksgroep de Website beheerden.
4.13.
De Watersportvereniging vordert dat [eiser] inzage geeft in de beheerdersgegevens van de Website, de correspondentie met [naam 2] en de door de leden ingevulde gegevens. Ter onderbouwing stelt de Watersportvereniging dat [eiser] deel uitmaakte van de Gespreksgroep en daarvan woordvoerder was. Tijdens een ledenvergadering hebben leden van de Gespreksgroep gesproken over de Website. Het kan daarom niet anders dan dat [eiser] op de hoogte was van de Website en toegang heeft tot de gevraagde gegevens, aldus de Watersportvereniging. De bewuste leden die tijdens de ledenvergadering over de Website hebben gesproken heeft zij niet in rechte betrokken, omdat zij al langer geen lid meer zijn.
4.14.
[eiser] betwist dat hij betrokken was bij de Website. Hij wijst erop dat hij hier zelf ook nooit iets over heeft gezegd of geschreven. Omdat de samenstelling van de informele Gespreksgroep regelmatig wisselde was hij ook niet met elk initiatief bekend.
4.15.
De rechtbank kan niet vaststellen of de gegevens die de Watersportvereniging verzoekt ter beschikking staan van [eiser] of onder zijn berusting zijn. Gelet op het niet bestreden verweer van [eiser] dat de samenstelling van de Gespreksgroep regelmatig wisselde en bij gebrek aan een onderbouwing dat [eiser] zelf betrokken was bij de Website, heeft de Watersportvereniging haar vordering onvoldoende gemotiveerd.
Slotsom en proceskosten
4.16.
De vorderingen van de Watersportvereniging worden afgewezen.
4.17.
Watersportvereniging is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.5. De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
vernietigt het besluit van 14 november 2022 tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser] ,
5.2.
veroordeelt Watersportvereniging in de proceskosten van € 1.853,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Watersportvereniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Watersportvereniging tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van de Watersportvereniging af,
5.6.
veroordeelt de Watersportvereniging in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Watersportvereniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt Watersportvereniging tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
5.8.
verklaart het oordeel onder 5.1 en de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot, rechter in deze rechtbank, bijgestaan door mr. S.P.F. Sneeboer als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
de griffier is verhinderd
te ondertekenen