ECLI:NL:RBAMS:2024:5128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
13/194148-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Ierse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Ierland in 1980, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om het EAB in behandeling te nemen, goedgekeurd. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting, die plaatsvond op 6 augustus 2024. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Ierse nationaliteit heeft. Het EAB bevat verschillende arrest warrants, waaronder een van 8 februari 2023 en vier van 29 februari 2024, die betrekking hebben op strafbare feiten volgens Iers recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit dat ten grondslag ligt aan het arrest warrant van 8 februari 2023, verkrachting, op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat en dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is.

Voor de andere feiten, die zijn vermeld in de arrest warrants van 29 februari 2024, heeft de rechtbank vastgesteld dat aan de eisen voor dubbele strafbaarheid is voldaan. De feiten zijn strafbaar volgens zowel Iers als Nederlands recht, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, conform de eisen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/194148-24
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 14 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2024 door
the High Courtin Dublin (Ierland, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Ierland) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Het EAB is behandeld op de zitting van 6 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht op zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. A.G.A. Aben, advocaat in Eindhoven.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Ierse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest warrant van 8 februari 2023 en vier arrest warrants van
29 februari 2024, allemaal van
the Letterkenny District Court(Ierland).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Iers recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan het arrest warrant van 8 februari 2023 (feit 1) aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Ierland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten, die ten grondslag liggen aan de arrest warrants van 29 februari 2024 (feiten 2 tot en met 5) niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the High Courtin Dublin (Ierland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R. Vlierhuis en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.