ECLI:NL:RBAMS:2024:5126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
13/172659-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die momenteel gedetineerd is. Het EAB is uitgevaardigd op 10 mei 2024 en betreft een vonnis van de lokale rechtbank in Szczecinek, waarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de zitting op 6 augustus 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces in Polen dat leidde tot het vonnis, maar dat hij wel op de hoogte was van de zitting en de mogelijkheid van een beslissing in zijn afwezigheid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het EAB en heeft geen navraag gedaan bij de Poolse autoriteiten, zoals verzocht door de raadsman.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/172659-24
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 5 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 mei 2024 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres]
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Het EAB is behandeld op de zitting van 6 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. S. de Goede, advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een vonnis van
the Local Courtin Szczecinek (Polen) van
30 november 2015 (referentie: II K 607/15).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straf moet volgens het EAB nog geheel worden ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Het vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW betreft de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon tijdens het proces in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank kan de overlevering op grond van deze bepaling weigeren, indien de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid en evenmin sprake is van één van de in artikel 12, onder a tot en met d, OLW genoemde situaties.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft op de zitting bepleit dat in dit kader nadere informatie dient te worden opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, omdat op dit moment niet goed beoordeeld kan worden of aanleiding bestaat om de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren. De opgeëiste persoon heeft op de zitting van 6 augustus 2024 namelijk verklaard, zakelijk weergegeven:
  • dat hij tijdens de procedure in Polen heeft ingestemd met het voorstel van de officier van justitie hem een werkstraf en betaling van schadevergoeding op te leggen;
  • dat
  • dat hij op deze zitting aanwezig is geweest;
  • dat hij de schadevergoeding heeft betaald;
  • dat hij de werkstraf niet heeft uitgevoerd;
  • en dat hij niet bekend is met een beslissing waarbij de werkstraf is omgezet naar een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in de verklaring van de opgeëiste persoon geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het EAB. De rechtbank moet in beginsel immers vertrouwen op de juistheid van de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verstrekt. De verklaring van de opgeëiste persoon is niet onderbouwd met objectieve stukken waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB onjuist is. De rechtbank zal hierover dan ook geen navraag doen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, zoals verzocht door de raadsman.
De rechtbank stelt dus vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. In het EAB is echter vermeld dat zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon is namelijk op 3 november 2015 in persoon gedagvaard en daarbij is hij geïnformeerd over de datum en plaats van de zitting en is hem ook meegedeeld dat er een beslissing zou kunnen worden genomen indien hij niet zou verschijnen. Gelet op het voorgaande is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R. Vlierhuis en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.